2.3Het oordeel van de rechtbank
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Bij vonnis van 13 februari 2015 heeft de rechtbank bewezen verklaard dat veroordeelde hennepplanten heeft geteeld en aanwezig heeft gehad.
De rechtbank ontleent aan de inhoud van het voornoemde vonnis en het strafdossier het oordeel dat veroordeelde door middel van het begaan van voornoemd feit een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
Aan de inhoud van de wettige bewijsmiddelen ontleent de rechtbank de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 35.608,94. De rechtbank gaat bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van de berekening in het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, PL0900-2014212288-1.
Bij de bepaling van het wederrechtelijk genoten voordeel hanteert de rechtbank de volgende uitgangspunten:
- de rechtbank stelt vast dat er bij de doorzoeking van de woning aan de [adres] te [woonplaats] op 2 augustus 2014 een in werking zijnde hennepkwekerij, met daarin drie ingerichte kweekruimtes, is aangetroffen. De twee kweekruimtes op de eerste verdieping waren ten tijde van de doorzoeking niet voorzien van hennepplanten. Op de zolderverdieping is een in werking zijnde kweekruimte aangetroffen met planten van ongeveer 2 weken oud;
- de rechtbank stelt vast dat er in de eerste kweekruimte 68 potten zijn aangetroffen, in de tweede kweekruimte 48 potten en in de derde kweekruimte 96 potten;
- gelet op de aangetroffen vervuiling van de koolstoffilters en afzuigers, verkleuring van hout in de kweekruimtes, het aantreffen van hennepresten, droognetten, wortelresten en een cannacutter is aannemelijk geworden dat veroordeelde in de periode van 1 maart 2014 tot 2 augustus 2014 tweemaal eerder hennepplanten heeft geoogst in alle drie de kweekruimtes;
- de rechtbank stelt vast dat de gemiddelde oogst per plant, naar uit ervaringsregels en politieonderzoek is gebleken, bij een kwekerij als bij veroordeelde is aangetroffen 28,2 gram per plant oplevert;
- de gemiddelde verkoopprijs per gram hennep bedraagt volgens ervaringsregels € 3,28.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de volgende berekening van de opbrengsten van de oogsten:
Bruto opbrengt
Kweekruimte 1: (68 planten x 28,2 gram) x € 3,28 = € 6.289,73
Kweekruimte 2: (48 planten x 28,2 gram) x € 3,28 = € 4.439,81
Kweekruimte 3: (96 planten x 28,2 gram) x € 3,28 = € 8.879,61
De bruto opbrengst van de oogsten: 2 oogsten x (€ 6.289,73 + € 4.439,81 + € 8.879,61) =
€ 39.218,30
Kostenberekening
Verder gaat de rechtbank uit van de volgende kostenposten die naar het oordeel van de rechtbank zijn toe te schrijven aan de oogsten in de voornoemde periode:
- de rechtbank zal de prijs van een hennepstekje vaststellen op € 2,85 per stuk;
- de rechtbank zal de variabele kosten op gemiddeld € 3,33 per plant stellen;
- de rechtbank zal de kosten voor verwerking van de planten - ervan uitgaande dat de planten zijn verwerkt met de sterk vervuilde cannacuttter welke is aangetroffen in kweekruimte 3 - op € 0,21 per plant stellen;
- de rechtbank zal de afschrijvingskosten van de investering die veroordeelde heeft moeten maken voor het inrichten en opbouwen van een kweekruimte vaststellen op € 150,00 per oogst.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de volgende berekening van de totale kosten: (212 planten x € 2,85) + (212 planten x € 3,33) + (212 planten x € 0,21) x ( 3 kweekruimtes x € 150,00) = € 1.804,68 per oogst.
Omdat sprake is van twee oogsten, bedraagt het totaal van de op het berekende voordeel in mindering te brengen kosten 2 x € 1.804,68 = € 3.609,36.
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het netto
wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op een bedrag van opbrengst
€ 39.218,30,- minus kosten van € 3.609,36 = € 35.608,94.