4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair
Getuige [getuige 1] verklaart het volgende:
“Ik ben teamleider forensisch ACT en heb uit dien hoofde contact met [verdachte] .Op een gegeven moment ging hij rare uitspraken doen. Hij droeg af en toe een kogelvrij vest. Hij deed uitspraken over het feit dat hij een doorgeladen Smith en Wesson had, waarop hij het wapen liet zien en mij in mijn handen gaf. Hij zei dat het doorgeladen was en dat je er zo mee kon schieten. Toen hij het aan mij gaf haalde hij er een kogeltje uit. [verdachte] heeft in ieder geval de uitspraak gedaan “ik hoop dat ze me aanhouden op Hoog-Catharijne en als ze dat doen dan neem ik er een paar mee”. Woorden van deze strekking heeft hij de vrijdag voorafgaand aan 4 mei gebezigd.[verdachte] deed uitspraken als “ik heb een wapen en dat kunnen ze niet vinden in mijn zak, laat ze me maar pakken, ik neem ze wel mee”.”
Getuige [getuige 2] verklaart het volgende:
“Ik ben [verdachte] zijn zorgcoördinator via Altrecht. Hij had wel eens wat rare uitspraken dat hij de wereld dood zou maken.Ik heb [verdachte] soms met een kogelvrij vest op kantoor gezien.
Ik was op 4 mei 2015 thuis en [verdachte] belde mij. Het was omstreeks 18.00 uur maar dat weet ik niet meer precies. Hij zei letterlijk: “er staan 80 politiemensen voor de deur hebben jullie...” Ik zei tegen hem: ”Door jouw boosheid van vandaag en dat je vorige week een wapen hebt laten zien hebben wij de politie gebeld”. Hij zei: “Als ze binnenkomen dan blaas ik mezelf op en dan neem ik de halve flat mee en dan ben jij de schuldige!”
Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt het volgende.
“Wij, AOT-DH 110 en AOT-DH 129, werkzaam bij de Landelijke Eenheid van de politie, Dienst Speciale Interventies, ingedeeld bij het Aanhoudings- & Ondersteuningsteam Midden en onder genoemde nummers bekend bij de teamleider, en in de administratie, van dit team, verklaren:
Op maandag 4 mei 2015 te 22:07 uur, hebben wij, in uniform gekleed, [verdachte] aangehouden in de woning gelegen aan [adres] . Ik, nummer AOT-DH 110, zag voor mij een manspersoon welke ik herkende als zijnde onze verdachte. Ik zag dat de verdachte voor mij wegrende. Ik zag dat de verdachte de gang op rende richting de slaapkamer en de deur achter zich sloot. Ik ben achter de verdachte aangelopen, terwijl ik mij verbaal kenbaar maakte als zijnde politie. Ik liep vervolgens door de gang richting de slaapkamer gelegen aan de achterzijde van de woning. Ik zag dat de verdachte aan de andere kant van de slaapkamer op de grond zat onder het raam. Ik hoorde dat de verdachte schreeuwde. Ik zag dat de verdachte onder zijn linkerarm een zwart geweer vastklemde. Ik zag dat de verdachte in zijn rechterhand met zijn arm gestrekt een soort van glimmend zilverkleurig revolver vasthield en deze in mijn richting hield. Ik trok vervolgens mijn dienstwapen en richtte deze op de man. Ik riep tegen de verdachte dat hij deze wapens moest laten vallen. Ik zag dat de verdachte hieraan niet voldeed. Ik hoorde dat de verdachte onsamenhangend bleef schreeuwen.”
Uit het verslag van binnentreden blijkt het volgende.
In de woning van verdachte aan de [adres] werd onder meer in beslag genomen:
- een zilverkleurige revolver met 2 scherpe .22 patronen.Het betrof een klein model vuistvuurwapen, een revolver, merk Harrington & Richardson, kaliber .22. De patronen betroffen twee scherpe randvuurpatronen, kaliber .22 van het merk S&B;
- een rekje met 20 stuks scherpe munitievan het kaliber 6,35 mm, merk S&Ben een patroonmagazijn kaliber 6,35 mm.
- 2 potten en 2 bakken met brandbaar poeder;
- 6 staven met lont, aan elkaar gebonden met een elastiek;
- 4 gevulde tennisballen met lont;
- honderden stukken lont.
Verdachte verklaart bij de politie:
“Het arrestatieteam was al binnen voor ik het wapen pakte. De voordeur ging open, de kamerdeur ging open. Ik was aan het bellen. Ik liet de telefoon vallen en ben naar de slaapkamer gerend. Ik pakte het wapen en ik werd getaserd. Mijn wapen is een revolver. Een 7 cilinder een 22 short. Volgens mij ge-herlade munitie.”
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij vuurwerk kapot heeft gemaakt en vervolgens het kruit in glazenpotten, in bakken en in tennisballen heeft gedaan. Verdachte heeft vervolgens lonten in de potten en in de tennisballen gedaan.
Aanvullende bewijsoverweging
Bij de beoordeling of een zeker voorwerp bestemd is tot het begaan van het beoogde misdrijf kan worden gelet op meerdere factoren: de uiterlijke verschijningsvorm; het gebruik van het voorwerp en het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van het voorwerp voor ogen had.
De rechtbank is gelet op voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte met het voorhanden hebben van een gebruiksklaar vuurwapen, patroonmagazijn en munitie, in combinatie met zijn uitlatingen en zijn gedragingen toen het arrestatieteam zijn woning binnenkwam, voorbereidingen heeft getroffen tot het plegen van de misdrijven moord en doodslag.
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte met het voorhanden hebben van potten en bakken gevuld met kruit en voorzien van lonten, tennisballen gevuld met kruit en voorzien van lonten en het gebundelde vuurwerk, in combinatie met zijn uitlatingen, voorbereidingen heeft getroffen tot het plegen van het misdrijf opzettelijk brandstichten en/of teweegbrengen van een ontploffing. Dat na onderzoek is gebleken dat voornoemde brandbare stoffen op zichzelf of in combinatie met elkaar ondeugdelijk bleken om een ontploffing te veroorzaken, neemt niet weg dat verdachte deze voorwerpen voorhanden had met de kennelijke bedoeling om deugdelijke explosieven te maken.
De raadsman heeft nog naar voren gebracht dat de uitlatingen van verdachte niet kunnen bijdragen aan het bewijs omdat deze niet in de tenlastelegging zijn opgenomen. De rechtbank volgt dat standpunt niet. De wet stelt die eis niet.
Verdachte heeft het ten laste gelegde onder feit 3 en feit 4 bekend en de verdediging heeft voor deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat in die situatie met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 november 2015;
- proces-verbaal van binnentreding in woning;
- proces-verbaal van bevindingen;
- proces-verbaal van bevindingen.
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 november 2015;
- proces-verbaal van binnentreding in woning;
- de aangifte van [benadeelde] .