ECLI:NL:RBMNE:2015:844

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2015
Publicatiedatum
13 februari 2015
Zaaknummer
16/661741-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan poging doodslag en vuurwapenbezit

Op 13 februari 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een vrouw die werd verdacht van medeplichtigheid aan poging doodslag en het in vereniging met anderen voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Tijdens de zitting op 30 januari 2015 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van hetzelfde gebrek aan bewijs.

De rechtbank oordeelde dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de criminele intenties van haar medeverdachte, noch dat zij opzettelijk behulpzaam was bij de poging tot doodslag of het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank nam aan dat de verdachte en haar medeverdachte in een auto reden toen er een woordenwisseling ontstond met inzittenden van een andere auto. De verdachte bleef in de auto zitten terwijl de medeverdachte uitstapte. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte wetenschap had van het voornemen van de medeverdachte om geweld te gebruiken of dat zij op enige wijze betrokken was bij het voorhanden hebben van een vuurwapen.

De benadeelde partij, [slachtoffer], had een schadevergoeding van bijna € 12.000 geëist, maar de rechtbank verklaarde deze niet-ontvankelijk in zijn vordering, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank besloot dat de vordering van de benadeelde partij kan worden ingediend bij de burgerlijke rechter. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige strafkamer, onder leiding van voorzitter mr. H.A. Gerritse, en de rechters mrs. A.R. Creutzberg en J.M.L. van Mulbregt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661741-14 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 13 februari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
(primair)op 31 juli 2014 medeplichtig is geweest aan de poging tot doodslag van [slachtoffer]
dan wel (subsidiair)medeplichtig is geweest aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer];
feit 2: op 31 juli 2014 tezamen en in vereniging met een ander of anderen een vuurwapen voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en vordert dat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.
De officier van justitie vordert dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de integrale tenlastelegging wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte het onder feit 1 primair en subsidiair en onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank neemt als vaststaand aan dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] in haar personenauto reed toen er een woordenwisseling ontstond tussen de medeverdachte en de inzittenden van een andere personenauto. De verdachte kende tenminste één van de inzittenden. Verdachte heeft op aandringen van de medeverdachte op enig moment in een straat haar auto tot stilstand gebracht. De andere personenauto is toen achter hen gestopt. Hierna is de medeverdachte uitgestapt en verdachte is in haar auto blijven zitten. De rechtbank is van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel is vast te stellen dat verdachte op dat moment wetenschap had van het voornemen van haar medeverdachte op het misdrijf en dat zij met haar handelen opzettelijk behulpzaam is geweest bij de poging door medeverdachte om [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel dat zij behulpzaam is geweest bij het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer]. Voorts heeft de rechtbank geen bewijsmiddel aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van een vuurwapen in haar auto en dat zij hierover heeft kunnen beschikken. Dit brengt met zich mee dat er eveneens onvoldoende bewijs is dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander/anderen een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft ten aanzien van feit 1 een vordering ingesteld strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 11.996,43, bestaande uit € 1.996,43 aan materiële schade en € 10.000,= aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken, de benadeelde partij niet in zijn vordering kan worden ontvangen.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde;
Benadeelde partij
Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Gerritse, voorzitter,
mrs. A.R. Creutzberg en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 februari 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
Primair
medeverdachte [medeverdachte] op of omstreeks 31 juli 2014 in de gemeente
Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van
het door [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het
leven te beroven, met dat opzet op die [slachtoffer] is toegelopen en/of (vanaf zeer
korte afstand) die [slachtoffer] met een vuurwapen in zijn buik, althans in het
lichaam, heeft geschoten, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en aldaar opzettelijk
behulpzaam is geweest door
- voornoemde [medeverdachte] met een personenauto naar de plaats van het
misdrijf te brengen en/of de auto op verzoek van [medeverdachte] te stoppen
in de buurt van van die [slachtoffer] en/of
- na het schieten de vlucht mogelijk te maken door [medeverdachte] in de
door haar, verdachte, bestuurde auto te laten stappen en/of (vervolgens) met
hoge snelheid weg te rijden van de plaats van het misdrijf;
Subsidiair
medeverdachte [medeverdachte] op of omstreeks 31 juli 2014 in de gemeente
Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een schotwond in de buik en/of
een geperforeerde dunne darm waardoor 50 centimeter dunne darm operatief is
verwijderd en/of een beschadiging van de bloedtoevoer naar de urineleider),
heeft toegebracht, door opzettelijk met een vuurwapen in de buik van die
[slachtoffer] te schieten
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en aldaar opzettelijk
behulpzaam is geweest door
- voornoemde [medeverdachte] met een personenauto naar de plaats van het
misdrijf te brengen en/of de auto op verzoek van [medeverdachte] te stoppen
in de buurt van van die [slachtoffer] en/of
- na het schieten de vlucht mogelijk te maken door [medeverdachte] in de
door haar, verdachte, bestuurde auto te laten stappen en/of (vervolgens) met
hoge snelheid weg te rijden van de plaats van het misdrijf;
2.
zij op of omstreeks 31 juli 2014 in de gemeente Amersfoort tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen van
categorie II en/of III voorhanden heeft/hebben gehad.