4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Parketnummer 16/661740-14, feit 1 primair en feit 2
Aangever [slachtoffer] verklaarde dat hij op 31 juli 2014, omstreeks 19:15 uur, samen met zijn tweelingbroer [A] en een vriend, genaamd [B], in Amersfoort reed toen hij een donkergekleurde Saab zag. Aangever herkende de bestuurder van deze Saab als [medeverdachte]. Aangever zag dat er een man naast [medeverdachte] zat. De man maakte een gebaar met zijn handen waaruit aangever opmaakte dat zij achter hem aan moesten rijden. De Saab reed de parallelweg langs de stadsring op. [B] reed achter dit voertuig aan. De Saab stopte en [B] stopte enkele meters achter dit voertuig. Aangever zag dat de man uitstapte en op de stoep naast de auto stond. Aangever liep in de richting van de man. Op het moment dat aangever naast de auto stond duwde de man hem onmiddellijk met zijn linkerhand achteruit. Tegelijkertijd zag aangever dat de man zijn rechterarm gestrekt voor zich hield en op zijn buik richtte. Aangever hoorde een knal. Aangever voelde dat hij geraakt was. Aangever zag dat de man iets kleins in zijn rechtervuist hield. Aangever keek naar zijn buik en zag een klein puntje. Hij voelde onmiddellijk dat er iets niet goed was. Aangever voelde pijn en begon heftig te zweten.
De broer van aangever, [A], verklaarde dat er in de auto van het merk Saab twee mensen zaten. De auto werd bestuurd door een vrouw die volgens hem de roepnaam [medeverdachte] (fonetisch) heeft. Bij haar in de auto zat een man. [A] zag dat de Saab een soort parallelweggetje opreed en daar stopte. [A] reed samen met aangever en [B] naar de plek waar de Saab stond. Zij parkeerden een klein stukje achter de Saab. [A], aangever en [B] stapten uit de auto van [B]. [A] zag dat de man uit de Saab ook was uitgestapt. [A] zag dat de man iets in zijn hand had. De man had een donkergekleurde doek of een T-shirt over iets wat hij in zijn handen had. Het wapen dat [A] gezien had was klein van stuk, kleur grijs/zilver. De man had het wapen in zijn rechterhand. Aangever was ongeveer één meter bij deze man vandaan. [A] zag dat aangever het wapen van de man probeerde af te pakken. Op hetzelfde moment hoorde hij een harde knal alsof er werd geschoten. [A] hoorde aangever zeggen dat hij was geschoten. [A] zag een gaatje in de T-shirt van aangever en in zijn buik.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat bij aangever een inschotopening in zijn linker-onderbuik werd geconstateerd.Op vrijdag 1 augustus 2014 overhandigde internist [internist] in het Meander Ziekenhuis te Amersfoort een potje aan verbalisant [verbalisant 1] met daarin een projectiel. Aan de verbalisant werd medegedeeld dat het projectiel tijdens de operatie in het lichaam van aangever was aangetroffen en uit het lichaam was verwijderd.Dit projectiel werd gewaarmerkt met SIN AAHG8352NL.
Op zondag 3 augustus 2014 werd door verbalisant [verbalisant 2] in het Meander Ziekenhuis te Amersfoort een onderzoek ingesteld naar het letsel van aangever. Volgens de dienstdoende verpleegkundige had aangever het volgende letsel: een geperforeerde dunne darm, waarna ongeveer 50 centimeter dunne darm is verwijderd, beschadiging van de bloedtoevoer naar de urineleider, 2 liter bloedverlies, uitschakeling van de werking van het maag-/darmstelsel. Voor aangever zou een lange periode van herstel volgen.
Op donderdag 31 juli 2014, omstreeks 20:50 uur, werd sporenonderzoek gedaan op de locatie waar aangever was neergeschoten. Verbalisant [verbalisant 3] zag voor de Renault, de auto waar aangever in had gezeten, een huls (munitie deel vuurwapen) liggen. Deze huls werd gewaarmerkt met SIN AAEO2853NL.
Door het NFI werd munitieonderzoek gedaan. Uit dit onderzoek is gebleken dat de huls met SIN AAEO2853NL vermoedelijk is verschoten met een omgebouwd alarmpistool van het kaliber 6,35 mm Browning, merk Tanfoglio. De afvuursporen in de kogel met SIN AAHG8352NL passen eveneens bij dit vuurwapen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] is gebleken dat de bestuurder en de bijrijder van de Saab zijn aangehouden op 31 juli 2014, omstreeks 20:00 uur. De bestuurder bleek te zijn genaamd: [medeverdachte]. De bijrijder bleek te zijn genaamd [verdachte] (zijnde verdachte). Om de handen van verdachte werden voor eventuele sporen papieren zakken gedaan.
Beide handen van verdachte werden afzonderlijk met de daarvoor bestemde hulpmiddelen bemonsterd op de aanwezigheid van schotresten en gewaarmerkt met SIN AAHG8323NL.
Door het NFI werd schotrestenonderzoek uitgevoerd op onder meer de stubs waarmee de handen van verdachte waren bemonsterd, gewaarmerkt met SIN AAHG8323NL. De deskundige concludeerde dat voornoemd onderzoek een vrijwel zekere relatie heeft aangetoond tussen de stubs van de onderzoekset schiethanden waarmee de handen van verdachte zijn bemonsterd en een schietproces.
Ter terechtzitting verklaarde verdachte dat hij op 31 juli 2014 als bijrijder in de Saab van zijn vriendin zat. Zijn vriendin bestuurde dit voertuig. Toen hij een woordenwisseling kreeg met de inzittenden van een ander voertuig gaf hij zijn vriendin de opdracht te rijden naar een bedrijventerrein bij de parallelbaan. Verdachte stapte uit en zag dat de drie inzittenden van het andere voertuig op hem af kwamen lopen. Eén van deze inzittenden liep dreigend op hem af en verdachte gaf hem een duw met zijn linkerhand.
Aanvullende bewijsoverweging
De rechtbank komt, gelet op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, tot het oordeel dat verdachte degene is geweest die aangever [slachtoffer] in zijn buik heeft geschoten met een vuurwapen.
De rechtbank is op grond van de uiterlijke verschijningsvormen van de verweten gedraging van oordeel dat verdachte - met het gericht met een vuurwapen schieten op de buik van aangever [slachtoffer] die op zeer korte afstand van verdachte stond - opzettelijk heeft geprobeerd aangever van het leven te beroven. Doordat op de buik – een kwetsbaar deel van het lichaam met veel vitale organen - is geschoten heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat als gevolg hiervan zodanig letsel zou ontstaan dat de aangever hierdoor had kunnen overlijden. Gezien het opgetreden letsel en het bloedverlies is de kans aanzienlijk dat de aangever zonder medisch ingrijpen daadwerkelijk zou zijn overleden.
De rechtbank komt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 primair tenlastegelegde poging doodslag en acht tevens bewezen dat verdachte op aangever heeft geschoten met een omgebouwd alarmpistool, zijnde een vuurwapen van categorie III.
Parketnummer 16/662093-14, feit 1 en feit 2
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] blijkt het volgende.
De verbalisant sprak op 1 augustus 2014 [getuige 1] die getuige was van de aanhouding van verdachte en [medeverdachte] een dag eerder. De getuige verklaarde dat zij de aangehouden verdachten herkende als bewoners van de [adres]. De getuige verklaarde dat de woning werd onderverhuurd door een man genaamd [C].
Uit het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming is gebleken dat de politie na een machtiging tot binnentreding toegang tot de woning aan de [adres] heeft verkregen met een sleutel uit de fouillering van verdachte. Op de eerste- en zolderverdieping werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
In kweekruimte 1 stonden in totaal 68 potten. In kweekruimte 2 stonden 48 potten. In kweekruimte 3 stonden 96 potten met daarin planten van ongeveer 2 weken oud. Verbalisant [verbalisant 6] stelde met een representatieve bemonstering een aantal hennepplanten veilig. De cannabistest gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep en THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld in lijst 2 van de Opiumwet. In de verschillende kweekruimten werden verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen. Gezien de aangetroffen situatie hebben er vermoedelijk twee eerdere volledige kweken plaatsgevonden en is tweemaal hennep geoogst in kweekruimte 1, 2 en 3.
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij werd onderzocht door [D], fraude-inspecteur bij Stedin Netwerkbeheer B.V., in aanwezigheid van verbalisant [verbalisant 6]. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat er een extra stroomkabel was aangesloten voor de meter en dat de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij niet werd bemeten.
[D], voormeld, deed op 2 augustus 2014 aangifte van diefstal van ongeveer 37.506 kWh illegaal afgenomen elektriciteit, in de periode van 1 maart 2014 tot en met 2 augustus 2014. Bij controle van de netwerkcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van Stedin Netwerkbeheer en in de meterkast van het pand aan de [adres] te [woonplaats] zag verbalisant dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was.
De getuige [getuige 2] verklaarde dat de woning aan de [adres] te [woonplaats] eigendom is van zijn vader die in Amerika woont. Omdat zijn vader geruime tijd in Amerika zou blijven is de woning verhuurd aan een man genaamd [naam]. De eerste huurbetaling was in januari 2014. Toen vond ook de sleuteloverdacht plaats. De huur van € 1.300,- werd altijd contant betaald en door [naam] aan hem afgegeven op het station in Amersfoort.
Aan de getuige werd een foto getoond van verdachte. De getuige herkende verdachte voor 100% als de man die hij [naam] noemde in zijn getuigenverklaring; de man die de sleutel van hem kreeg van [adres] te [woonplaats] en die hem steeds in een enveloppe de huuropbrengst cash overhandigde.
Aanvullende bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat verdachte de woning aan de [adres] te [woonplaats] had gehuurd en hiervan ook gebruik maakte. Dit blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 2] die hem herkent als [naam] aan wie de woning is verhuurd en de getuigenverklaring van [getuige 1] die bij zijn aanhouding verdachte en [medeverdachte] herkent als de bewoners van dit pand. Voorts blijkt dit uit het feit dat de huissleutel van dit pand wordt aangetroffen in de fouillering van verdachte. In het licht van het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij slechts tijdelijk voor een ander de verzorging van de hennepplanten deed volstrekt ongeloofwaardig. Ook is het ongeloofwaardig dat de verdachte dit, naar eigen zeggen, tegen betaling voor een periode van slechts 3 maanden zou doen, maar dit zonder nadere afspraken te maken en zonder betaald te krijgen is blijven doen gedurende een periode van zes maanden.
De rechtbank acht op grond van dit alles bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 juli 2014 een hennepkwekerij heeft gehad in voornoemde woning en ten behoeve van deze hennepkwekerij elektriciteit heeft gestolen.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.