Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
,
1.De procedure
- de brief van [verzoeker] met als bijlage een origineel ondertekend verzoekschrift en een aanvulling op het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 mei 2014;
- de brief aan de zijde van [verzoeker] met als bijlage producties 6, 7, 8, 17 en 28, ingekomen ter griffie op 14 mei 2014;
- het faxbericht van [verzoeker] , ingekomen op 20 mei 2014, waarin wordt verzocht alle stukken naar zijn gemachtigde te sturen;
- een herziene versie van het verzoekschrift van 21 mei 2014;
- de brief van de griffier van 27 juni 2014 aan [verzoeker] betreffende een verzoek tot indiening nadere stukken;
- het faxbericht van mr. Liewes van 1 juli 2014 waarin hij zich stelt voor de VvE;
- de brief aan de zijde van de VvE van 2 juli 2014 met het verzoek om een afschrift van het verzoekschrift;
- de brief van [verzoeker] van 2 juli 2014 met opgave verhinderdata en als bijlage de notulen/besluiten;
- de brief van de griffier van 3 juli 2014 aan [verzoeker] , betreffende het opvragen van verhinderdata;
- de brief van de griffier van deze rechtbank aan de VvE van 3 juli 2014 inhoudende toezending van het verzoekschrift en verzoek om opgave van verhinderdata;
- de brieven aan de zijde van de VvE van 9 en 10 juli, inhoudende opgave van verhinderdata;
- de brieven van de griffier van 11 juli 2014 waarin partijen worden opgeroepen voor de zitting van 28 augustus 2014;
- de brieven van de griffier van 30 juli 2014 aan partijen waarin gemeld wordt dat het tijdstip van de zitting is verplaatst;
- het verzoek om een tussenbeslissing van [verzoeker] van 14 juli 2014;
- de (oproep)brieven van de griffier van 15 juli 2014;
- de brief aan de zijde van de VvE met producties 1 t/m 3, ingekomen ter griffier op
- de mondelinge behandeling gehouden op 17 juli 2014;
- de zittingsaantekeningen aan de zijde van [verzoeker] met producties 29 t/m 37;
- de zittingsaantekeningen van de griffier;
- de tussenbeschikking van de kantonrechter van 18 juli 2014;
- het faxbericht van [verzoeker] van 18 augustus 2014 met een verzoek tot uitstel van de mondelinge behandeling met 4 bijlagen;
- de brief van de griffier betreffende zaaknummer 3308353 ME VERZ 14-171.
- Het faxbericht van [verzoeker] van 25 augustus 2014 met opnieuw een verzoek tot uitstel van de mondelinge behandeling nu [verzoeker] zich niet kan voorbereiden op de zitting;
- het faxbericht van 26 augustus 2014 aan de zijde van de VvE waarin zij aangeeft niet akkoord te gaan met uitstel van de mondelinge behandeling;
- het faxbericht van 27 augustus 2014 van de griffier, met de mededeling dat op het uitstelverzoek betreffende onderhavige zaak ter zitting zal worden beslist.
- het verweerschrift aan de zijde van de VvE van 22 augustus 2014;
- het verweerschrift van [A] , eigenaar van appartement [nummer] , ingekomen ter griffie op 27 augustus 2014;
- het verweerschrift van [B] , eigenaar van appartement [nummer] , ingekomen ter griffie op 27 augustus 2014;
- het verweerschrift van [C] , eigenaar van appartement [nummer] , ingekomen ter griffie op 27 augustus 2014;
- het verweerschrift van [D] , eigenaar van appartement [nummer] , ingekomen ter griffie op 10 september 2014;
- het faxbericht van 29 augustus 2014 met vragen van [verzoeker] aan de griffier van deze rechtbank;
- de twee brieven van [verzoeker] ingekomen op 2 september 2014 met vragen aan de griffier van deze rechtbank;
- de twee faxberichten van 3 september 2014 met vragen van [verzoeker] aan de griffier van deze rechtbank;
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
“Voor de goede orde wil ik u erop wijzen dat, ingevolge artikel 5:134 BW, de bestuurder van de Vereniging van Eigenaars de appartementseigenaars c.q. alle stemgerechtigden in kennis dient te stellen van de inhoud van deze brief en het reeds aan u toegezonden verzoekschrift inclusief bijlage.”), in kennis zijn gesteld. Daarmee is de informatiefunctie van een oproeping vervuld. Vervolgens is het aan de betrokkenen zelf om te beslissen of zij ter zitting willen verschijnen om op het verzoek te worden gehoord, zoals het geval was op 28 augustus 2014 bij de belanghebbenden [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] en [belanghebbende 5] en op 10 december 2014 bij de belanghebbenden [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] en [belanghebbende 6] , na eventueel een verweerschrift te hebben ingediend, zoals het geval is bij [A] c.s. Mede gelet op een in de jurisprudentie waarneembare tendens van deformalisering in het civiele procesrecht, de uitvoerige en gedetailleerde wijze waarop [verzoeker] zijn verzoek onder bijvoeging van producties heeft toegelicht, de omstandigheid dat hij dit verweer eerst ter gelegenheid van de voortzetting van de mondelinge behandeling op 10 december 2014 heeft gevoerd en niet al ter zitting van 28 augustus 2014 en voorts dat het in deze procedure – anders dan in de door [verzoeker] aangehaalde uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 januari 2014 – niet gaat om een handeling waarvoor op de voet van artikel 5:139 BW de toestemming of medewerking van appartementseigenaren vereist is, kan niet worden gezegd dat [verzoeker] of de andere stemgerechtigden in zijn onderscheidenlijk hun positie zijn benadeeld doordat de oproeping heeft plaatsgevonden overeenkomstig het bepaalde in artikel 5:134 BW. Het verweer dat de andere appartementseigenaars niet bij name zijn opgeroepen en het daaraan verbonden verzoek om de behandeling voort te zetten op een datum en tijdstip waartoe zulks wel is geschied, worden daarom verworpen respectievelijk afgewezen.
nauitvoering van de werkzaamheden tot de slotsom kan leiden dat de voor de leveringen en werkzaamheden gemaakte kosten niet noodzakelijk zijn en niet voldoen aan artikel 17, aanhef en onder a en b, van het reglement van ondersplitsing, nu in die brief eveneens wordt vermeld dat maatregelen moeten worden genomen om schadeoorzaken weg te nemen die de aannemer had behoren te onderkennen
“voordat hij zich op de markt begaf als herstelbedrijf voor gevels”(productie 42 van [verzoeker] , overgelegd op 10 december 2014) en verdere schade te voorkomen. Uit deze stukken, nog daargelaten dat zij niet aan de Vergadering zijn voorgelegd, kan dan ook niet worden afgeleid dat de feiten en omstandigheden waaronder de Vergadering op 9 april 2014 haar besluiten heeft genomen anders waren dan hiervoor is overwogen en dat zij die besluiten daarom in redelijkheid niet had kunnen nemen.
op vorderingvan een bij een rechtsverhouding onmiddellijk betrokken partij de rechter omtrent die rechtsverhouding een verklaring voor recht uitspreekt. Dit betekent dat ter verkrijging van een zodanige verklaring voor recht de dagvaardingsprocedure moet worden gevolgd. Daarbij komt dat, naar de kantonrechter begrijpt uit de wijze waarop de verzoeken onder C, E en F zijn geformuleerd, [verzoeker] daarmee tevens beoogt dat de VvE de daarin omschreven handelingen verricht. In de kern verzoekt [verzoeker] dan om de VvE te verplichten dat zij aan een voor haar bestaande of in rechte vaste te stellen verplichting uitvoering geeft door een bepaalde handeling te verrichten. Waar artikel 3:296 BW bepaalt dat hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten daartoe door de rechter
op vorderingvan de gerechtigde wordt veroordeeld, tenzij uit de wet, uit de aard der verplichting of uit de rechtshandeling anders volgt, brengt dit mee dat [verzoeker] het betreffende bevel of gebod dient te vorderen in een procedure die bij dagvaarding wordt ingeleid.
5.De beslissing
woensdag 18 februari 2014 te 10:00 uurmiddels een exploot op te roepen, zulks op zijn kosten, en bepaalt dat bij het exploot een kopie gevoegd dient te zijn van het verzoekschrift;