ECLI:NL:RBMNE:2015:8331

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
25 november 2015
Zaaknummer
3054449 ME VERZ 14-107
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake verzoek tot vernietiging van besluiten van de Vereniging van Eigenaars

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 januari 2015 uitspraak gedaan op een verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van besluiten genomen door de Vereniging van Eigenaars (VvE) tijdens de vergadering van 9 april 2014. [verzoeker], eigenaar van een appartementsrecht, verzocht de rechter om de besluiten nietig te verklaren, te schorsen en om de VvE te verplichten tot het voorleggen van offertes voor noodzakelijke herstellingswerkzaamheden. De VvE voerde verweer en stelde dat de besluiten rechtmatig waren genomen en dat de vergadering voldoende was geïnformeerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de VvE niet verplicht was om voorafgaand aan de besluiten onafhankelijke deskundigen te raadplegen of drie offertes op te vragen. De rechter oordeelde dat de VvE in redelijkheid tot haar besluiten had kunnen komen, gezien de noodzaak van onderhoud en herstel aan gemeenschappelijke zaken. De rechter verwierp het verzoek van [verzoeker] om de besluiten te vernietigen en om deze te schorsen, en veroordeelde [verzoeker] in de proceskosten. De zaak werd verder verwezen naar de handelskamer voor de overige verzoeken van [verzoeker].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 3054449 ME VERZ 14-107
datum: 21 januari 2015
Beschikking op een verzoek ex art. 5:130 BW
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoeker] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: C.W.G. Janssen,
tegen:
de vereniging
Vereniging van Eigenaars [verweerder]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen de VvE,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J.A. Liewes van B&D Juristen

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift met producties genummerd 1 t/m 28, ter griffie ingekomen
op 8 mei 2014;
  • de brief van [verzoeker] met als bijlage een origineel ondertekend verzoekschrift en een aanvulling op het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 mei 2014;
  • de brief aan de zijde van [verzoeker] met als bijlage producties 6, 7, 8, 17 en 28, ingekomen ter griffie op 14 mei 2014;
  • het faxbericht van [verzoeker] , ingekomen op 20 mei 2014, waarin wordt verzocht alle stukken naar zijn gemachtigde te sturen;
  • een herziene versie van het verzoekschrift van 21 mei 2014;
  • de brief van de griffier van 27 juni 2014 aan [verzoeker] betreffende een verzoek tot indiening nadere stukken;
  • het faxbericht van mr. Liewes van 1 juli 2014 waarin hij zich stelt voor de VvE;
  • de brief aan de zijde van de VvE van 2 juli 2014 met het verzoek om een afschrift van het verzoekschrift;
  • de brief van [verzoeker] van 2 juli 2014 met opgave verhinderdata en als bijlage de notulen/besluiten;
  • de brief van de griffier van 3 juli 2014 aan [verzoeker] , betreffende het opvragen van verhinderdata;
  • de brief van de griffier van deze rechtbank aan de VvE van 3 juli 2014 inhoudende toezending van het verzoekschrift en verzoek om opgave van verhinderdata;
  • de brieven aan de zijde van de VvE van 9 en 10 juli, inhoudende opgave van verhinderdata;
  • de brieven van de griffier van 11 juli 2014 waarin partijen worden opgeroepen voor de zitting van 28 augustus 2014;
  • de brieven van de griffier van 30 juli 2014 aan partijen waarin gemeld wordt dat het tijdstip van de zitting is verplaatst;
  • het verzoek om een tussenbeslissing van [verzoeker] van 14 juli 2014;
  • de (oproep)brieven van de griffier van 15 juli 2014;
  • de brief aan de zijde van de VvE met producties 1 t/m 3, ingekomen ter griffier op
16 juli 2014;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 17 juli 2014;
  • de zittingsaantekeningen aan de zijde van [verzoeker] met producties 29 t/m 37;
  • de zittingsaantekeningen van de griffier;
  • de tussenbeschikking van de kantonrechter van 18 juli 2014;
  • het faxbericht van [verzoeker] van 18 augustus 2014 met een verzoek tot uitstel van de mondelinge behandeling met 4 bijlagen;
  • de brief van de griffier betreffende zaaknummer 3308353 ME VERZ 14-171.
  • Het faxbericht van [verzoeker] van 25 augustus 2014 met opnieuw een verzoek tot uitstel van de mondelinge behandeling nu [verzoeker] zich niet kan voorbereiden op de zitting;
  • het faxbericht van 26 augustus 2014 aan de zijde van de VvE waarin zij aangeeft niet akkoord te gaan met uitstel van de mondelinge behandeling;
  • het faxbericht van 27 augustus 2014 van de griffier, met de mededeling dat op het uitstelverzoek betreffende onderhavige zaak ter zitting zal worden beslist.
  • het verweerschrift aan de zijde van de VvE van 22 augustus 2014;
  • het verweerschrift van [A] , eigenaar van appartement [nummer] , ingekomen ter griffie op 27 augustus 2014;
  • het verweerschrift van [B] , eigenaar van appartement [nummer] , ingekomen ter griffie op 27 augustus 2014;
  • het verweerschrift van [C] , eigenaar van appartement [nummer] , ingekomen ter griffie op 27 augustus 2014;
  • het verweerschrift van [D] , eigenaar van appartement [nummer] , ingekomen ter griffie op 10 september 2014;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 augustus 2014;
- het proces-verbaal van 28 augustus 2014, inhoudende de wrakingsgronden van
[verzoeker] ;
  • het faxbericht van 29 augustus 2014 met vragen van [verzoeker] aan de griffier van deze rechtbank;
  • de twee brieven van [verzoeker] ingekomen op 2 september 2014 met vragen aan de griffier van deze rechtbank;
  • de twee faxberichten van 3 september 2014 met vragen van [verzoeker] aan de griffier van deze rechtbank;
- de beslissing van 23 september 2014 van de meervoudige kamer voor
wrakingszaken;
- de oproepingsbrieven van 7 oktober 2014;
- het faxbericht met 1 productie d.d. 2 december 2014 aan de zijde van de VvE;
- het faxbericht met 1 productie d.d. 3 december 2014 aan de zijde van de VvE;
- de ter zitting overlegde pleitaantekeningen betreffende een procedureel punt
betreffende de oproeping;
- de ter zitting overgelegde pleitaantekeningen van [verzoeker] met productie 38 t/m 53;
- de zittingsaantekeningen van de griffier betreffende de voortzetting van de
mondelinge behandeling d.d. 10 december 2014;
- het faxbericht van 12 december 2014 met aanvullende productie, aan de zijde van de
VvE;
- het faxbericht van 15 december 2014 met aanvullende producties, aan de zijde van
[verzoeker] .
1.2.
Ter mondelinge behandeling op 28 augustus 2014 zijn verschenen:
- [verzoeker] bijgestaan door mevrouw Janssen voornoemd,
- [E] , bestuurder van de VvE, bijgestaan door mr. Liewes
voornoemd;
- [F] , voorzitter van de vergadering van eigenaren;
- de belanghebbenden: [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] ,
[belanghebbende 5] .
1.3.
Ter mondelinge behandeling op 10 december 2014 zijn verschenen:
- [verzoeker] bijgestaan door mevrouw Janssen voornoemd,
- [E] , bestuurder van de VvE, bijgestaan door mr. Liewes
voornoemd;
- [F] , voorzitter van de vergadering van eigenaren;
- de belanghebbenden: [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] en [belanghebbende 6] .
1.4.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is rechthebbende van het appartementsrecht, [adres] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie [sectie] nummer [nummer] . Het appartementsrecht maakt deel van het gebouw dat bij akte van ondersplitsing van 22 september 1982 is gesplitst in appartementsrechten en bij welke akte de VvE is opgericht.
2.2.
Het Reglement voor Splitsing (het Reglement) dat is opgenomen in de akte van ondersplitsing bepaalt, voor zover hier van belang:
“(…)
Artikel 17
Tot de schulden en kosten als bedoeld in artikel 875, eerste luid onder a van het BurgerlijkWetboek worden gerekend:
(a) die welke gemaakt zijn in verband met het normale onderhoud of het normale gebruik van de gemeenschappelijke zaken of gedeelten of het behoud daarvan (…);
(b) die welke verband houden met noodzakelijke herstellingswerkzaamheden en vernieuwingen van de gemeenschappelijke gedeelten en zaken, voor zover die ingevolge het reglement van splitsing of een rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 875o van het Burgerlijk Wetboek niet ten laste komen van bepaalde eigenaars;
(…)
Artikel 31
1. Indien de vergadering daartoe besluit kan er een reservefonds worden gevormd, waaruit buitengewone uitgaven kunnen worden bestreden. Aan dat fonds zal geen andere bestemming worden gegeven tenzij krachtens besluit van de vergadering met toepassing van het bepaalde in artikel 37 lid 5 dan wel na opheffing van de. Splitsing.
(…)
Artikel 37
(…)
5. Besluiten tot het doen van niet-begrote uitgaven worden door de vergadering genomen met volstrekte meerderheid van stemmen, met dien verstande dat besluiten tot het doen van niet-begrote uitgaven die tien procent van de totale begroting van dat jaar te boven gaan slechts kunnen worden genomen met een meerderheid van tenminste drie/vierde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin een aantal eigenaars tegenwoordig of vertegenwoordigd is, dat tenminste twee/derde van het totaal aantal stemmen kan uitbrengen.
(…)”
2.3.
Bij besluit van 9 april 2014 heeft de vergadering van eigenaars van de VvE (de Vergadering) besloten om over te gaan tot vervanging van de hydrofoorinstallatie en de zogeheten suskasten, het reinigen van de gevel en herstel van betonschade, alsmede het uitvoeren van schilderwerk. Voorts heeft de Vergadering de begroting voor 2014 vastgesteld.
2.4.
[verzoeker] heeft op 14 juli 2014 verzocht het besluit tot vervanging van de hydrofoorinstallatie, dat op 21 juli 2014 zou worden uitgevoerd, vóór 21 juli 2014 te schorsen. Bij tussenbeschikking van 18 juli 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Almere, dat verzoek afgewezen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter:
A) de besluiten, ook de genoemde onderdelen van de besluiten, nietig te verklaren dan wel te vernietigen op de in het verzoekschrift onder punt 1 tot en met 11 of de hieronder genoemde gronden:
- op grond dat de besluiten niet zien op noodzakelijke herstellingswerkzaamheden en noodzakelijke vernieuwingen van de gemeenschappelijke zaken, dan wel
- op grond dat sprake is van niet-begrote uitgaven en dat voor het besluit tot het doen van niet-begrote uitgaven nier het vereiste aantal stemgerechtigden aanwezig of vertegenwoordigd was, dan wel
- op grond dat aan de werkzaamheden en vernieuwingen waartoe is besloten, een hoger dan noodzakelijk bedrag zak worden besteed wegens het ontbreken van het voorleggen van tenminste drie offertes aan de vergadering, dan wel
- op grond dat niet voldaan is aan de verplichting dat tenminste drie offertes aan de vergadering zijn voorgelegd, dan wel
- op grond dat sprake is van strijdigheid met de akte van splitsing, dan wel
- op grond dat in strijd met de redelijkheid en billijkheid is gehandeld dan wel is nagelaten;
B) de besluiten te schorsen totdat op het verzoek onherroepelijk is beslist;
C) een verklaring voor recht te geven en te bepalen dat de VvE moet aantonen door middel van verklaringen van twee onafhankelijke deskundigen, over welke deskundigen [verzoeker] en de VvE het vooraf eens moeten worden, waarin staat dat de besluiten waarvan vernietiging wordt gevraagd verband houden met herstellingswerkzaamheden en vernieuwingen die noodzakelijk zijn;
D) een verklaring voor recht te geven en te bepalen de kosten voor de hiervoor bij C genoemde deskundigenverklaringen voor de VvE komen;
E) een verklaring voor recht te geven en te bepalen dat de VvE aangaande de besluiten waarvan vernietiging wordt gevraagd tenminste drie offertes voorlegt aan de vergadering van eigenaars;
F) een verklaring voor recht te geven en te bepalen dat de VvE een vergadering van eigenaars houdt opdat de vergadering kan beslissen welk bedrijf het schilderwerk gaat uitvoeren;
G) de te geven beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
H) de VvE te veroordelen in de kosten van deze procedure waaronder salaris gemachtigde.
3.2.
De VvE voert verweer.
3.3.
[A] , [B] , [D] en [C] ( [A] c.s.) hebben een verweerschrift ingediend.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Oproeping
4.1.
[verzoeker] heeft ter zitting van 10 december 2014 betoogd dat de andere stemgerechtigden binnen de VvE, in strijd met het bepaalde in artikel 5:130 lid 3 BW, niet door de griffier bij name zijn opgeroepen om op het verzoek te worden gehoord en de behandeling derhalve moet worden aangehouden om de andere stemgerechtigden alsnog op die wijze op te roepen. Ter toelichting heeft [verzoeker] , kort gezegd, het volgende aangevoerd. De oproepingen kunnen niet aan de bestuurder tegen wie de inhoud van de verzoeken is gericht worden overgelaten. Er is dan geen garantie dat de bestuurder eigenaars die het niet met haar eens zijn niet “vergeet” op te roepen. Het op internet plaatsen van de oproeping die gericht is aan de advocaat van de VvE kwalificeert niet als bij name oproepen. Een beroep op art. 5:134 BW zal niet slagen omdat dit artikel slechts bedoeld is om degenen die niet over de namen en adressen van de eigenaars (kunnen) beschikken de mogelijkheid te geven een stuk met een juridisch belang uit te reiken, bijvoorbeeld een ingebrekestelling. Omdat niet alle belanghebbenden zijn opgeroepen, zij geen kennis hebben van de inhoud van dit verzoekschrift en niet zijn uitgenodigd een verweerschrift in te dienen is [verzoeker] benadeeld. Nu zijn alleen de voorstanders van de door [verzoeker] als onnodig bestempelde werkzaamheden en vernieuwingen verschenen. Nadat [verzoeker] enkele eigenaars wees op de mogelijkheid een verweerschrift in te dienen, hebben drie belanghebbenden een verweerschrift ingediend. De overige eigenaars is die mogelijkheid onthouden, aldus [verzoeker] .
4.2.
De VvE stelt zich op het standpunt dat het door [verzoeker] aangevoerde procedurele punt betreffende de oproeping te laat is gevoerd. Dit had veel eerder gedaan moeten worden en dient daarom te worden gepasseerd. Voorts stelt de VvE dat alle (recht)zaken via de nieuwsbrief en op internet zijn gemeld. De oproepingsbrief voor de zittingen van 28 augustus 2014 en 10 december 2014 zijn doorgestuurd aan alle eigenaren. Alle appartementseigenaren zijn op die wijze geïnformeerd. Ook de datum en plaats van die zitting is vermeld en iedereen heeft zich kunnen aanmelden om mee te rijden. De oproeping heeft derhalve plaatsgevonden en mocht ook plaatsvinden met toepassing van artikel 5:134 BW. Er zijn twee ordners vol met dossiers en iedereen kan inzage krijgen in het gehele dossier. De stukken zijn ook per e-mail verzonden en staan op de website. De heer Uijldert heeft toegevoegd dat een deel van de niet verschenen eigenaren niet wil komen naar de zitting omdat zij van oordeel zijn dat [verzoeker] moet stoppen met het voeren van dergelijke procedures.
4.3.
De kantonrechter overweegt het volgende. Een oproeping strekt ertoe om een partij tegen wie het verzoek zich richt en daarbij betrokken belanghebbenden de gelegenheid te bieden om verweer te voeren onderscheidenlijk bij de behandeling van het verzoek aanwezig te zijn en dan desgewenst vanuit hun eigen positie en belangen verweer te voeren of anderszins opmerkingen te maken. De oproepingen, mededelingen en zendingen bij verzoekschriftprocedures geschieden zoals is voorgeschreven in de artikelen 269 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) Dit komt er gezien de artikelen 271 en 272 Rv. kort gezegd op neer dat de griffier van de betrokken instantie oproepingen, mededelingen en zendingen aan de betrokkenen toezendt bij gewone of aangetekende post, tenzij de rechter anders bepaalt. Daarbij is van belang dat artikel 5:134 BW bepaalt dat exploiten en kennisgevingen, gericht tot de gezamenlijke appartementseigenaars, aan de persoon of de woonplaats van de bestuurder van de VvE kunnen worden gedaan, die vervolgens de inhoud van het exploit of de kennisgeving onverwijld aan de appartementseigenaars meedeelt; de exploiten en kennisgevingen behoeven in dat geval niet de namen en woonplaatsen van de appartementseigenaars te bevatten. Met een oproeping op deze wijze wordt een mogelijke complicatie vermeden omdat de verzoeker, anders dan de VvE, mogelijk niet of onvoldoende bekend is met de namen en adressen van alle belanghebbenden (vgl. Mon. NBW B29 (Mertens), nr. 55).
4.3.1.
Het standpunt van [verzoeker] komt er blijkens zijn toelichting daarop in essentie op neer dat hij in zijn positie is benadeeld doordat de andere stemgerechtigden niet bij name zijn opgeroepen. Nadat de VvE had aangevoerd dat alle overige appartementseigenaars naar aanleiding van de oproeping voor de zittingen van 28 augustus 2014 en 10 december 2014 over datum en tijdstip van die zittingen zijn geïnformeerd, heeft [verzoeker] aangegeven dat het belang is gelegen in het BW, meer in het bijzonder wat de rechtbank in dezen had behoren te doen. Hij heeft niet bestreden dat de andere stemgerechtigden door de bestuurder van de VvE van datum en tijdstip van de zittingen, mede in vervolg op de desbetreffende instructie die in de oproepingsbrief aan de bestuurder van de VvE is opgenomen (
“Voor de goede orde wil ik u erop wijzen dat, ingevolge artikel 5:134 BW, de bestuurder van de Vereniging van Eigenaars de appartementseigenaars c.q. alle stemgerechtigden in kennis dient te stellen van de inhoud van deze brief en het reeds aan u toegezonden verzoekschrift inclusief bijlage.”), in kennis zijn gesteld. Daarmee is de informatiefunctie van een oproeping vervuld. Vervolgens is het aan de betrokkenen zelf om te beslissen of zij ter zitting willen verschijnen om op het verzoek te worden gehoord, zoals het geval was op 28 augustus 2014 bij de belanghebbenden [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] en [belanghebbende 5] en op 10 december 2014 bij de belanghebbenden [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] en [belanghebbende 6] , na eventueel een verweerschrift te hebben ingediend, zoals het geval is bij [A] c.s. Mede gelet op een in de jurisprudentie waarneembare tendens van deformalisering in het civiele procesrecht, de uitvoerige en gedetailleerde wijze waarop [verzoeker] zijn verzoek onder bijvoeging van producties heeft toegelicht, de omstandigheid dat hij dit verweer eerst ter gelegenheid van de voortzetting van de mondelinge behandeling op 10 december 2014 heeft gevoerd en niet al ter zitting van 28 augustus 2014 en voorts dat het in deze procedure – anders dan in de door [verzoeker] aangehaalde uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 januari 2014 – niet gaat om een handeling waarvoor op de voet van artikel 5:139 BW de toestemming of medewerking van appartementseigenaren vereist is, kan niet worden gezegd dat [verzoeker] of de andere stemgerechtigden in zijn onderscheidenlijk hun positie zijn benadeeld doordat de oproeping heeft plaatsgevonden overeenkomstig het bepaalde in artikel 5:134 BW. Het verweer dat de andere appartementseigenaars niet bij name zijn opgeroepen en het daaraan verbonden verzoek om de behandeling voort te zetten op een datum en tijdstip waartoe zulks wel is geschied, worden daarom verworpen respectievelijk afgewezen.
Het verzoek onder A.
4.4.
Op grond van het verhandelde ter gelegenheid van de mondelinge behandelingen op 28 augustus 2014 en 10 december 2014 stelt de kantonrechter vast dat het verzoek onder A. de besluiten betreft, die ter vergadering van eigenaren van 9 april 2014 zijn genomen en die in de herziene versie dd. 21 mei 2014 van het op 8 mei 2014 ingediende verzoek zijn vermeld. Het betreft:
het vervangen van de hydrofoor (agendapunt 5a);
het vervangen van de ventilatie/rookkanaal buizen (agendapunt 5b);
het uitvoeren van de in de aanbieding van bedrijf [bedrijf 1] te [vestigingsplaats] genoemde werkzaamheden: reinigen gevels en hydrofoberen gevel (agendapunt 5c);
het uitvoeren van schilderwerkzaamheden en het vervangen van suskasten (agendapunt 5c);
het vaststellen van de begroting 2014 uit welke begroting de voorschotbedragen voor 2014 volgen.
Partijen twisten over de vraag of deze besluiten zijn genomen in strijd met de redelijkheid en de billijkheid.
4.5.
[verzoeker] heeft dit verzoek, samengevat, als volgt toegelicht.
4.5.1.
De Vergadering is niet uitgebreid en voldoende geïnformeerd, maar er is toch op stemming aangedrongen. Anders dan artikel 17 van de akte van ondersplitsing voorschrijft, is besloten tot herstellingswerkzaamheden en vernieuwingen van de gemeenschappelijke zaken ofschoon niet is voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarde van noodzakelijkheid, die onder meer inhoudt dat niet meer mag worden uitgegeven dan strikt noodzakelijk is. Voorts is bij deze besluiten ten onrechte eraan voorbij gegaan dat ter Vergadering van 31 oktober 2011 een besluit is genomen over de taakomschrijving van de bestuurder, die onder meer inhoudt voor groot onderhoud drie offertes worden gevraagd. Ook de redelijkheid vereist dat de Vergadering uit ten minste drie offertes voor het leveren van noodzakelijke herstellingswerkzaamheden en vernieuwingen moet kunnen kiezen. Verder is niet voldaan aan het vereiste dat de voorgenomen uitgaven in de begroting zijn opgenomen, nu die uitgaven telkens hoger zijn dan de gelden die daarvoor blijkens de stand per 31 december 2013 zijn gereserveerd.
4.5.2.
Wat betreft de hydrofoor (de installatie die ervoor zorgt dat op de hogere etages een niet te slappe straal uit de kraan komt) is geen sprake van een noodzakelijke vernieuwing, nu de VvE niet door onafhankelijk deskundigen heeft aangetoond dat de installatie niet naar behoren werkt en vervanging strikt noodzakelijk is. Subsidiair is niet voldaan aan het redelijkheidsvereiste en de taakomschrijving van de bestuurder dat aan de Vergadering ten minste drie offertes dienen te worden voorgelegd. In de vergadering op 9 april 2014 heeft [verzoeker] melding gemaakt van de aanbieding van [bedrijf 6] waarvoor gekozen had moeten worden omdat deze kwalitatief te minste gelijk was aan het door [bedrijf 8] aangeboden apparaat en niettemin € 1.200,00 goedkoper.
4.5.3.
De vervanging van de ventilatie/rookkanaalbuizen is niet noodzakelijk. De VvE heeft geen verklaringen van onafhankelijke deskundigen voorgelegd waaruit volgt dat de buizen dermate slecht zijn dat vervanging strikt noodzakelijk is. Subsidiair heeft de VvE niet aan het redelijkheidsvereiste en de taakomschrijving van de bestuurder voldaan dat minstens drie offertes moeten worden voorgelegd. Meer subsidiair is aangevoerd dat de VvE heeft verzwegen en geen rekening ermee heeft gehouden dat zij de schade bestaande in de gedwongen vervanging van CV-toestellen door verschillende eigenaren, die wordt becijferd op € 21.000,00 (€700,00 per toestel), op grond van artikel 17-d van de akte van ondersplitsing moet vergoeden.
4.5.4.
Het reinigen van de gevels en het hydrofoberen kunnen niet als noodzakelijke herstellingswerkzaamheden worden aangemerkt. De gevels zijn niet zodanig vervuild dat reiniging met stoom en water onder hoge druk noodzakelijk is en het impregneren heeft slechts een tijdelijk effect. De Vergadering is op 9 april 2014 onvolledig geïnformeerd met de mededeling dat deze werkzaamheden per se nodig waren. Er zijn geen bewoners die last hebben van vochtige wanden. Bovendien kan het hydrofoberen juist schade veroorzaken. De werkzaamheden ter zake van controle en reinigen balkons 4e verdieping voor € 3.606,00 zijn geen noodzakelijke herstellingswerkzaamheden, noch normaal onderhoud van gemeenschappelijke zaken, omdat het balkon behoort tot het privégedeelte. Subsidiair geldt dat de VvE in strijd met het redelijkheidsvereiste en de taakomschrijving van de bestuurder niet drie offertes aan de Vergadering heeft voorgelegd en kosten buitensporig hoog zijn.
4.5.5.
Voor het vervangen van de suskasten is slechts één aanbieding aan de Vergadering voorgelegd, zulks in strijd met het redelijkheidsvereiste en de taakomschrijving van de bestuurder. Ten aanzien van de schilderwerkzaamheden lagen weliswaar drie offertes voor, maar daarover is ten onrechte niet gestemd, zodat alsnog moet worden besloten wie van de drie bedrijven het schilderwerk gaat uitvoeren.
4.5.6.
Uit die begroting volgt dat de voorschotbijdrage ten opzichte van 2013 met 20% stijgt, welke stijging voornamelijk het gevolg is van de toevoeging aan het reservefonds groot onderhoud van € 25.000,00, wat een verhoging is van 40% ten opzichte van 2013. Bij het vaststellen van de begroting voor 2014 is niet voldaan aan het bepaalde in de artikelen 17 en 18 van de akte van ondersplitsing. Tot de kosten en schulden die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars komen, mogen uitsluitend de kosten voor noodzakelijk onderhoud en vernieuwingen in aanmerking worden genomen en de VvE heeft niet aangetoond dat de toevoeging van € 25.000,00 voor periodiek schilderwerk en vernieuwingen noodzakelijk is. Evenmin is aangetoond dat de verhoging van de toevoeging noodzakelijk is.
4.6.
In hun verweerschriften hebben de belanghebbenden [A] c.s. door middel van een vink op een voorgedrukt formulier hun mening gegeven. Wat betreft de hydrofoor hebben zij als mening gegeven dat het niet noodzakelijk was en is om de hydrofoor nu te vervangen en dat in dat verband de het apparaat van [bedrijf 6] , dat € 1.200,00 goedkoper is, de beste keuze is. Ter zake van de ventilatie/rookkanaalbuizen is geen sprake van een noodzakelijke vernieuwing en heeft de VvE niet door het voorleggen van verklaringen van onafhankelijke deskundigen aangetoond dat de buizen zodanig slecht zijn dat vervanging strikt noodzakelijk is, alsmede dat voor alle voorgenomen werkzaamheden ten minste drie offertes aan de Vergadering moeten worden voorgelegd, die dan kan besluiten welk bedrijf de opdracht krijgt. Voorts hebben zij aangegeven dat het reinigen en hydrofoberen van de gevels niet noodzakelijk is, en dat met het oog op deze werkzaamheden en de voorgenomen schilderwerkzaamheden eveneens drie offertes moeten worden voorgelegd waaruit de Vergadering een keuze kan maken. Daarnaast dient een meerjarenbegroting te worden opgesteld waaruit blijkt dat een stijging van de servicebijdrage in 2014 met 20% nodig is.
4.7.
Het verweer van de VvE komt in essentie op het volgende neer.
4.7.1.
De Vergadering is uitgebreid geïnformeerd en voor het bespreken van de verschillende onderwerpen is, zoals ook blijkt uit de notulen, alle tijd genomen. De VvE houdt de leden via nieuwsbrieven en informatielijsten op de hoogte. In die nieuwsbrieven zijn respectievelijk worden de verschillende onderhoudswerkzaamheden ook besproken. Bij het bepalen van het moment waarop tot vervanging of herstel wordt overgegaan, hebben de Vergadering en de VvE de nodige beoordelingsruimte en is met inachtneming van redelijkheid en billijkheid preventief onderhoud ook geoorloofd. Zij mag daarbij een beslissing nemen op basis van één offerte, mits alle belangen bij de besluitvorming worden betrokken. De wet, noch redelijkheid en billijkheid schrijven voor dat drie offertes worden opgevraagd. Bovendien was de taakomschrijving bestuurder alleen op [verzoeker] van toepassing; zij maakte deel uit van een overeenkomst tussen de VvE en [verzoeker] . In de begroting voor 2013, die nog door [verzoeker] was opgesteld, is voor de thans aan de orde zijnde posten een reservering opgenomen. De Vergadering heeft toen al toestemming gegeven het betreffende onderhoud uit te voeren. Daarbij is van belang dat alleen besluiten ter zake van niet begrote uitgaven die 10% van de totale begroting te boven gaan met een versterkte meerderheid moeten worden genomen. De totale begroting per 31 december 2013 beloopt € 163.593,00. In zijn becijfering heeft [verzoeker] ten onrechte de reservering voor de lift van € 26.630,00 buiten beschouwing gelaten. Met de voor 2014 begrote extra toevoeging aan de reserve van € 25.000, resteert na het hier aan de orde zijn onderhoud en herstel € 42.790,00 voor toekomstige onvoorziene uitgaven.
4.7.2.
De vervanging van de hydrofoor is vanwege de blijvende capaciteitsproblemen, de diverse storingen en de leeftijd van het systeem gerechtvaardigd geweest. De nieuwe installatie is zuiniger dan de oude. Er bestaat geen verplichting voor de VvE of de Vergadering om de noodzaak van vervanging met deskundigen aan te tonen en de prijs is niet alleen bepalend voor de keuze.
4.7.3.
Wegens de slechte kwaliteit van het ventilatie/rookkanaal, zoals ook is vastgesteld door cameraonderzoek, alsmede de omstandigheid dat ook al eerder roestvorming was geconstateerd, is besloten tot vervanging. [verzoeker] heeft de Vergadering in 2010 en 2011 niet erover geïnformeerd dat reiniging en vervanging van de kanalen noodzakelijk was in verband met het gevaar van deze installatie gelet op het Inspectiesignaal van VROM. Ook hier geldt dat de VvE niet gehouden is verklaringen van deskundigen over te leggen dat de vervanging noodzakelijk is. Gelet op de mogelijke gevaren is het besluit tot vervanging gerechtvaardigd geweest.
4.7.4.
Mede gezien de bevindingen van [bedrijf 1] dd. 25 maart 2014 over de betonschades met de mogelijkheid van betonrot als gevolg maakte de slechte staat van de gevel het gerechtvaardigd om (preventief) onderhoud te plegen. Dit geldt ook voor het balkon, dat als dak fungeert voor de 3e verdieping en daarmee een gemeenschappelijke zaak is.
4.7.5.
Blijkens de bevindingen van Sikkens, een gerenommeerd bedrijf, en de mogelijke gevaren van houtrot, verkeerde ook het schilderwerk in slechte staat verkeerde. De Vergadering heeft ingestemd met een bedrag van € 41.000,00 voor schilderwerk en dit sluit aan op de offerte van [bedrijf 2] . De suskasten verkeerden in slechte staat. De nieuwe zijn geplaatst conform de offerte van [bedrijf 3] uit 2010, welke offerte is uitgebracht toen [verzoeker] nog bestuurder was. De Vergadering heeft dit besluit dan ook in redelijkheid kunnen nemen.
4.7.6.
De stelling van [verzoeker] dat de toevoeging van € 25.000,00 aan het reservefonds niet noodzakelijk is, is onbegrijpelijk. Gezien het uitgevoerde onderhoud en het onderhoud dat naar verwachting nog moet plaatsvinden, waaronder dak en lift, is voor groot onderhoud een extra reservering van genoemd bedrag opgenomen.
4.8.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. Voor de beoordeling of een besluit van de vergadering van eigenaars vernietigbaar is wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid geldt als toetsingscriterium de vraag of het betreffende orgaan (in deze de Vergadering) bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen van de appartementseigenaren en de VvE in redelijkheid en billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Dit laat een zodanige marge dat in een procedure als de onderhavige niet al te snel, in het bijzonder wanneer de Vergadering tegenstrijdige belangen heeft moeten afwegen, tot overschrijding daarvan kan worden geconcludeerd.
4.8.1.
In vermeld uitgangspunt ligt besloten dat, anders dan [verzoeker] met bijval van [A] c.s. heeft betoogd, de VvE en/of de Vergadering niet gehouden was om voorafgaande aan het nemen van de onderhavige besluiten betreffende onderhouds- en/of herstellingswerkzaamheden de noodzaak daartoe met een bericht van een of meer onafhankelijke deskundigen aan te tonen of drie offertes te vragen. Daarbij telt dat de VvE onweersproken heeft aangevoerd dat reeds op een eerdere vergadering van eigenaars in de tijd dat [verzoeker] bezoldigd bestuurder was, is besloten tot het verrichten van onderhoud en herstel aan de zaken waarop de onder 4.2 genoemde besluiten zien door daarvoor in de begroting voor 2013 gelden te reserveren, zulks conform het daartoe door [verzoeker] gedane voorstel (antwoord, productie 5). Hieruit kan bezwaarlijk anders worden afgeleid dan dat de Vergadering reeds toen van mening was dat aan de hydrofoor, de cv-installatie, het schilderwerk, de suskasten en het reinigen van de gevel onderhoud en herstel in het kader van normaal onderhoud of noodzakelijke herstellingswerkzaamheden diende plaats te vinden. Waar gesteld noch gebleken is dat het betreffende besluit nietig of vernietigd is, is dat besluit in deze procedure een gegeven.
4.8.2.
Het gaat in deze procedure dan nog slechts om de vraag of de Vergadering bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid en billijkheid heeft kunnen besluiten het onderhoud en herstel uit te laten voeren op het moment en op de wijze, met inbegrip van de keuze voor de aannemer, gelijk zij heeft gedaan. Mede gelet op de verplichting van de appartementseigenaren jegens elkaar om het gebouw en de inrichting daarvan overeenkomstig de akte van splitsing in stand te houden (artikel 5:108 BW) en de hiervoor aangehaalde bepalingen uit het reglement van splitsing betreffende de kosten en schulden van de gezamenlijke appartementseigenaren, brengt het onder 4.6 geformuleerde uitgangspunt mee dat de Vergadering niet gehouden is om met het uitvoeren van onderhoud te wachten tot het moment dat gemeenschappelijke zaken niet meer functioneren of in zodanige staat zijn komen te verkeren dat zich een gevaar verwezenlijkt, of daartoe een onmiddellijke dreiging bestaat, welk gevaar in het leven wordt geroepen wanneer het verrichten van onderhoud wordt uitgesteld. De Vergadering heeft in het kader van een verantwoord beheer van de gemeenschappelijke zaken en gedeelten in het belang van alle appartementseigenaren derhalve eveneens ruimte om te besluiten tot het doen uitvoeren van preventief onderhoud, opdat die zaken deugdelijk blijven functioneren en in deugdelijke staat blijven verkeren. Daarbij geldt dat de Vergadering in dat verband niet verplicht was om voor elk van de posten waarop de onder 4.3 genoemde besluiten zien, drie offertes te vragen, zoals [verzoeker] onder verwijzing naar het besluit over de taakomschrijving van de bestuurder heeft gesteld. Met dit standpunt miskent [verzoeker] niet alleen dat de Vergadering het hoogste orgaan van de VvE is aan wie binnen de VvE alle bevoegdheden toekomen die niet door de wet of de statuten aan andere organen van de VvE zijn opgedragen, maar eveneens dat een orgaan van een vereniging op een besluit kan terugkomen of dit kan wijzigen door op een later moment een ander besluit te nemen dat (deels) in de plaats van het eerdere besluit treedt. Dat is in deze zaak voor een besluit van de Vergadering niet anders. Het is aan de Vergadering om te bepalen of zij genoegen neemt met een offerte van de onderneming met wie zij in verband met het verrichten van onderhoud en herstel van bepaalde gemeenschappelijke zaken reeds jaren een goede relatie onderhoudt, ook wanneer een andere aannemer – naar later blijkt – de werkzaamheden bij overigens overeenkomende (kwaliteit)voorwaarden voor een lagere prijs zou hebben kunnen uitvoeren. Daarbij komt dat ook uit het stuk ‘Taakomschrijving bestuurder’ dat ter Vergadering van 31 oktober 2013 is aangenomen en door [verzoeker] als bestuurder voor akkoord is ondertekend, volgt dat het laatste woord aan de Vergadering is: in de paragraaf ‘Algemeen’ is bepaald dat de Vergadering met absolute meerderheid kan besluiten tot het aanbrengen van wijzigingen in deze taakomschrijving (verzoek, herziene versie dd. 21 mei 2014; bijlage bij brief van mr. Liewes dd. 11 december 2014), dat wil zeggen: voor zover dat niet leidt tot een wijziging van de in de wet en de akte van splitsing neergelegde bevoegdheidsverdeling tussen, de Vergadering en de bestuurder. De vraag of het besluit van de Vergadering van 31 oktober 2013 over de taakomschrijving van de bestuurder geldt voor iedere bestuurder van de VvE of, gelet op de ondertekening door [verzoeker] , slechts gold voor de verhouding tussen de VvE en [verzoeker] in de periode dat hij als bestuurder van de VvE fungeerde en of deze leidt tot een ongeoorloofde wijziging in de bevoegdheidsverdeling volgens de wet en de akte van splitsing tussen de Vergadering en de bestuurder, kan derhalve in het midden blijven.
4.8.3.
Uit de agenda, de presentielijst en de notulen en de besluitenlijst van de Vergadering van 9 april 2014 (antwoord, productie 1) volgt dat over de hier aan de orde zijnde posten (de agendapunten 5a, 5b en 5c) per post aan de hand van de ontvangen bevindingen over de staat waarin de betreffende zaken zich bevinden, de geadviseerde onderhouds- en herstelwerkzaamheden en de kostenopgaven respectievelijk daarmee verbonden onttrekkingen aan de middelen van de VvE een inhoudelijk debat heeft plaatsgevonden, waaraan ook [verzoeker] heeft deelgenomen. Daarbij is van belang dat niet is gesteld, noch is gebleken dat die notulen niet een juiste zakelijke weergave van dat debat zijn. Blijkens die notulen heeft geen der aanwezigen zich op het standpunt gesteld dat de beschikbare informatie en de daarop gegeven toelichting ontoereikend waren om een verantwoord besluit te kunnen nemen en dat ter voorbereiding daarop de opinie van een of meer onafhankelijke deskundigen moet worden ingewonnen over de vraag welke werkzaamheden in het kader van normaal onderhoud en noodzakelijk herstel – op korte(re) termijn – dienen te worden uitgevoerd, alsmede dat een offerte bij drie, althans meer dan één aannemer dient worden gevraagd om na te gaan of de prijsstelling redelijk was. Noch kan uit die notulen worden afgeleid dat op stemming is aangedrongen, zoals [verzoeker] heeft betoogd. Het valt voorts op dat volgens de notulen onweersproken is opgemerkt dat het gebouw groot onderhoud nodig heeft, het voor de uitvoering van de werkzaamheden benodigde bedrag nu beschikbaar is en uitstel van de werkzaamheden met 5 jaar ertoe leidt dat de werkzaamheden € 25.000,00 extra zullen kosten welk bedrag in die periode niet aan rente kan worden ontvangen. Uit een en ander kan bezwaarlijk een andere conclusie worden getrokken dan dat de Vergadering zich op 9 april 2014 voldoende geïnformeerd achtte om een besluit over de hier aan de orde zijnde posten te nemen.
4.8.4.
Daaraan doen niet af de diverse stukken die [verzoeker] ter adstructie van zijn standpunt eerst ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 10 december 2014 heeft overgelegd en toegelicht. Het betreft hier onder meer, kort gezegd en voor zoveel van belang, een offerte van [bedrijf 4] dd. 14 september 2014 betreffende een opneming van de door [bedrijf 2] B.V. (schilderwerk) en [bedrijf 1] International B.V. (betonschade) aan het appartementencomplex verrichte werkzaamheden, een brief van [bedrijf 4] van 8 december 2014 met onderzoeksbevindingen en daaraan verbonden conclusies, een factuur van [bedrijf 4] aan [verzoeker] dd. 9 december 2014 een offerte van [bedrijf 5] dd. 8 mei 2014 voor reparatie van betonschade, reiniging van metselwerk en hydrofoberen van het metselwerk, een offerte van [bedrijf 6] dd. 16 mei 2014 betreffende de vervanging van de hydrofoor, en een offerte van [bedrijf 7] dd. 2 juni 2014 betreffende voegwerk. Voor zover [verzoeker] aan de hand van deze aan hem gerichte offertes heeft betoogd dat andere aanbieders de werkzaamheden goedkoper hadden kunnen verrichten dan de bedrijven waarmee de Vergadering en de VvE in zee zijn gegaan, stuit dat betoog af op hetgeen hiervoor onder 4.8.2 is overwogen. Ten aanzien van de stukken van [bedrijf 4] , in het bijzonder de brief van [bedrijf 4] van 8 december 2014, geldt dat zij betrekking hebben op de wijze waarop de ingeschakelde aannemers de werkzaamheden hebben uitgevoerd: de werkzaamheden voldoen volgens [bedrijf 4] niet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Voorts klemt dat [bedrijf 4] in de brief van 8 december 2014 aan analyse en beoordeling heeft gegeven, waarin ook de voorbereiding van de besluitvorming door de Vergadering wordt betrokken, en daaraan vervolgens conclusies verbindt, maar daarbij haar analyse en beoordeling niet heeft onderbouwd. Bijgevolg is niet inzichtelijk hoe een analyse en beoordeling
nauitvoering van de werkzaamheden tot de slotsom kan leiden dat de voor de leveringen en werkzaamheden gemaakte kosten niet noodzakelijk zijn en niet voldoen aan artikel 17, aanhef en onder a en b, van het reglement van ondersplitsing, nu in die brief eveneens wordt vermeld dat maatregelen moeten worden genomen om schadeoorzaken weg te nemen die de aannemer had behoren te onderkennen
“voordat hij zich op de markt begaf als herstelbedrijf voor gevels”(productie 42 van [verzoeker] , overgelegd op 10 december 2014) en verdere schade te voorkomen. Uit deze stukken, nog daargelaten dat zij niet aan de Vergadering zijn voorgelegd, kan dan ook niet worden afgeleid dat de feiten en omstandigheden waaronder de Vergadering op 9 april 2014 haar besluiten heeft genomen anders waren dan hiervoor is overwogen en dat zij die besluiten daarom in redelijkheid niet had kunnen nemen.
4.8.5.
Gesteld noch gebleken is dat de Vergadering op enig moment heeft besloten dat per kostenpost een reservefonds wordt gevormd, zodat slechts sprake is van één reservefonds dat is bedoeld om buitengewone uitgaven te bestrijden. Dat betekent dat bij de beantwoording van de vraag of zich in dezen de in artikelen 31 lid 1 en 37 lid 5 van de akte van ondersplitsing bedoelde situatie voordoet waarin een besluit is genomen om aan een reservefonds ter bestrijding van buitengewone uitgaven een andere bestemming te geven voor welk besluit een gekwalificeerde meerderheid is vereist omdat de onderhavige besluiten leiden tot het doen van niet-begrote uitgaven die 10% van de totale begroting van dat jaar te boven gaan, de totale omvang van het reservefonds als uitgangspunt moet worden genomen. Dat daarin een (boekhoudkundige) onderverdeling is gemaakt naar kostenpost doet daaraan niet af. Nadat de VvE gemotiveerd heeft aangegeven dat voor de uitgaven ter zake van onderhoud en herstel per 31 december 2013 in totaal € 163.593,00 is gereserveerd, had het op de weg van [verzoeker] gelegen om concrete feiten en omstandigheden te stellen, waaruit blijkt dat zulks niet juist is omdat hij het bedrag dat in de onderverdeling is toegerekend aan de lift terecht buiten beschouwing heeft gelaten. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat de totale omvang van het reservefonds per 31 december 2013 € 163.593,00 bedroeg. Waar de onderhavige besluiten tot onderhoud en herstel leiden tot buitengewone uitgaven tot een totaal bedrag dat lager is dan genoemd bedrag – volgens [verzoeker] € 145.800,00 – leidt dit tot de slotsom dat geen sprake is van de situatie die is bedoeld in vermelde artikelen 31 lid 1 en 37 lid 5. Daarbij komt dat [verzoeker] en [A] c.s niet hebben onderbouwd waarom rekening moet worden gehouden met een schadevergoeding van € 700,00 die op de voet van artikel 17 aanhef en onder d van de akte van ondersplitsing aan iedere appartementseigenaar betaald zou moeten worden.
4.8.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ligt het voor de hand dat de Vergadering over voldoende middelen wenst te beschikken om het uit te voeren normale onderhoud en noodzakelijk herstel aan andere zaken, zoals de lift, te kunnen bekostigen. Daarmee is in lijn dat daarvoor een voorziening wordt getroffen in die zin dat in de begroting voor 2014 is opgenomen dat € 25.000,00 aan het reservefonds wordt toegevoegd.
4.8.7.
Het voorgaande brengt de kantonrechter tot de slotsom dat in het licht van het onder 4.8 geformuleerde uitgangspunt niet kan worden gezegd dat de Vergadering bij afweging van alle belangen niet in redelijkheid en billijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen om te besluiten het onderhoud en herstel uit te laten voeren. Dit betekent dat het verzoek om deze besluiten te vernietigen, zal worden afgewezen.
Het verzoek onder B
4.9.
[verzoeker] heeft verzocht de in dezen aan de orde zijnde besluiten te schorsen totdat op het verzoek onherroepelijk is beslist. Ter zitting van 10 december 2014 is komen vast te staan dat de besluiten bestaande uit de vervanging van de hydrofoor, de gevelreiniging, het schilderwerk en de vervanging van de suskasten reeds zijn uitgevoerd en dat nog slechts het besluit tot vervanging van de ventilatie/rookkanaalbuizen niet is uitgevoerd. Ter zitting van 10 december 2014 heeft de VvE desgevraagd toegezegd dat zij niet tot uitvoering van dit besluit overgaat totdat de beslissing in deze zaak voorligt.
4.10.
Uit hetgeen onder 4.8 tot en met 4.8.6 is overwogen, volgt dat het verzoek onder A om de daar genoemde besluiten te vernietigen, zal worden afgewezen. Derhalve bestaat evenmin aanleiding om die besluiten te schorsen. Het daartoe strekkende verzoek zal daarom eveneens worden afgewezen.
De verzoeken onder C, D, E en F.
4.11.
De VvE heeft aangevoerd dat een procedure op de voet van artikel 5:130 BW zich beperkt tot de vraag of een besluit vernietigd dient te worden en dat in die procedure niet een verklaring voor recht kan worden gevraagd.
4.12.
De kantonrechter overweegt het volgende. Artikel 3:302 BW bepaalt dat
op vorderingvan een bij een rechtsverhouding onmiddellijk betrokken partij de rechter omtrent die rechtsverhouding een verklaring voor recht uitspreekt. Dit betekent dat ter verkrijging van een zodanige verklaring voor recht de dagvaardingsprocedure moet worden gevolgd. Daarbij komt dat, naar de kantonrechter begrijpt uit de wijze waarop de verzoeken onder C, E en F zijn geformuleerd, [verzoeker] daarmee tevens beoogt dat de VvE de daarin omschreven handelingen verricht. In de kern verzoekt [verzoeker] dan om de VvE te verplichten dat zij aan een voor haar bestaande of in rechte vaste te stellen verplichting uitvoering geeft door een bepaalde handeling te verrichten. Waar artikel 3:296 BW bepaalt dat hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten daartoe door de rechter
op vorderingvan de gerechtigde wordt veroordeeld, tenzij uit de wet, uit de aard der verplichting of uit de rechtshandeling anders volgt, brengt dit mee dat [verzoeker] het betreffende bevel of gebod dient te vorderen in een procedure die bij dagvaarding wordt ingeleid.
4.13.
Aangezien deze vorderingen geen betrekking hebben op een onderwerp dat op grond van enige wettelijke bepaling wegens het onderwerp en ongeacht het totale beloop van de vordering(en) door de kantonrechter mag worden behandeld – het betreft vorderingen met een onbepaalde waarde –, brengt een en ander mee dat de procedure voor zover het betreft de verzoeken onder C, D, E en F op de voet van artikel 69 Rv. in de stand waarin zij zich bevindt zal worden verwezen naar de rolzitting van de handelskamer van de afdeling Civiel recht van deze rechtbank, locatie Lelystad, Stationsplein 15, 8232 DL Lelystad. In dat verband zullen [verzoeker] en de VvE alsdan kunnen vragen hun stellingen aan de voor de dagvaardingsprocedure geldende regels aan te passen.
Slotsom
4.14.
Uit het voorgaande volgt dat de verzoeken onder A en B worden afgewezen. Als de ten aanzien van die verzoeken in het ongelijk gestelde partij zal [verzoeker] in de proceskosten worden veroordeeld, waarbij de kantonrechter geen aanleiding om de nakosten en (extra) proceskosten voor de bestuurder toe te wijzen. Voor zover betreffend de verzoeken onder C., D., E. en F. zal deze procedure worden verwezen als na te melden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
Ten aanzien van de verzoeken onder A. en B.:
5.1.
wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
5.2.
veroordeelt [verzoeker] voor zover betreffend de verzoeken onder A. en B. in de proceskosten aan de zijde van de VVE vastgesteld op € 400,00 voor salaris gemachtigde en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Ten aanzien van de verzoeken onder C., D., E. en F.:
5.3.
beveelt dat deze procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure en verwijst deze procedure daartoe naar de Rechtbank Midden-Nederland, Afdeling Civiel recht, locatie Lelystad;
5.4.
stelt [verzoeker] in de gelegenheid om de VvE – met inachtneming van de wettelijke termijn voor dagvaarden – voor de rolzitting van de Rechtbank Midden-Nederland, Afdeling Civiel recht, locatie Lelystad, van
woensdag 18 februari 2014 te 10:00 uurmiddels een exploot op te roepen, zulks op zijn kosten, en bepaalt dat bij het exploot een kopie gevoegd dient te zijn van het verzoekschrift;
5.5.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure betreffende de vorderingen C, D, E en F alleen bij advocaat kunnen procederen;
5.6.
wijst partijen erop dat de handelskamer zal beslissen over de proceskosten in deze procedure betreffende de vorderingen onder C, D, E en F;
5.7.
wijst [verzoeker] erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort;
5.8.
wijst de VvE erop dat na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort;
5.9.
wijst [verzoeker] erop dat van een persoon die onvermogend is, een lager griffierecht wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1º. een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging dan wel
2º. een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging); zie www.rvr.org;
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Manuel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2015.