ECLI:NL:RBMNE:2015:832

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
12 februari 2015
Zaaknummer
C-16-383097 - KG ZA 14-916
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overleg en richtlijnen inzake kindermishandeling door kinderartsen

In deze zaak vordert de Stichting Shakenbaby.nl in kort geding dat de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) wordt verplicht om binnen veertien dagen in overleg te treden met de Stichting en door haar aangedragen deskundigen. De Stichting stelt dat kinderartsen te snel een melding doen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) bij vermoedens van het shaken-baby-syndroom, zonder voldoende alternatieve oorzaken te onderzoeken. De Stichting is opgericht om de belangen van ouders te behartigen die onterecht beschuldigd worden van kindermishandeling, en stelt dat de huidige richtlijnen van de NVK leiden tot onterechte meldingen. De NVK voert verweer en betwist de stellingen van de Stichting. De voorzieningenrechter oordeelt dat de Stichting onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de NVK onrechtmatig handelt. De vordering van de Stichting wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/383097 / KG ZA 14-916
Vonnis in kort geding van 10 februari 2015
in de zaak van
de stichting
STICHTING SHAKENBABY.NL,
gevestigd te Blauwestad, gemeente Oldambt,
eiseres,
advocaat mr. P.W.M. Huisman te Bussum,
tegen
de vereniging
NEDERLANDSE VERENIGING VOOR KINDERGENEESKUNDE,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M.J.J. de Ridder te Utrecht.
Partijen zullen hierna de Stichting en NVK genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 december 2014, met daarbij 7 producties,
  • het e-mailbericht van de Stichting van 22 januari 2015, met daarbij de aanvullende producties 8 en 9,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 23 januari 2015,
  • de pleitnota van de Stichting,
  • de pleitnota van NVK.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Stichting is op 13 oktober 2014 opgericht. In haar statuten is het volgende opgenomen:

DOEL
Artikel 2
1.
De stichting heeft ten doel:
- Ouders die verdacht worden van het mishandelen van hun baby (‘shaken-baby-syndroom’) te helpen, zowel juridisch als via medische second opinion(s);
- Het huidige beleid in Nederland te doen aanpassen zodanig dat er minder onterechte beschuldigingen van ‘shaken-baby-syndroom’ plaatsvinden.
2.
De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:
- het voeren van de website ‘shakenbaby.nl’ waarop actuele informatie en contactmogelijkheid te vinden is;
- contacten met beschuldigde gezinnen;
- medisch onderzoek van casuistiek en literatuur en hierover publiceren;
- overleg met betrokken instanties;
- waar nodig het voeren van juridische procedures.
3.
De stichting heeft het maken van winst uitdrukkelijk niet ten doel.
2.2.
NVK is de beroepsvereniging van kinderartsen, artsen in opleiding tot kinderarts en andere professionals werkzaam op het gebied van gezondheidszorg voor kinderen.
2.3.
NVK heeft ten doel de bevordering van de kwaliteit van zorg voor zieke en gezonde kinderen van geboorte tot volwassenheid. Zij publiceert daartoe onder andere richtlijnen en protocollen.
2.4.
NVK heeft ook het ‘Werkboek Kindermishandeling’ (hierna: werkboek) uitgegeven. In dit werkboek heeft zij een in 2008 door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) gepubliceerd rapport met de titel “
Artsen en kindermishandeling: meldcode en stappenplan” als leidraad genomen.
2.5.
In Hoofdstuk 1 van het werkboek is het volgende vermeld over de KNMG-meldcode en het bijbehorende stappenplan:

Het KNMG-rapport Artsen en kindermishandeling: meldcode en stappenplan, integraal overgenomen in Appendix III, fungeert als leidraad voor dit boek en met name voor de inhoud van Deel I. De stappen van het Stappenplan worden uitgewerkt in de hiernavolgende hoofdstukken. Hier wordt van elke stap de tekst uit artikel 4 van de meldcode gegeven met verwijzing naar de hoofdstukken waarin die wordt uitgewerkt.
Stap 1: onderzoek.De arts die kindermishandeling vermoedt of vaststelt, verzamelt alle aanwijzingen die zijn vermoeden kunnen onderbouwen of ontkrachten en legt deze vast in het patiëntendossier. Zie Hoofdstuk 2 tot 5.
Stap 2: advies bij het AMK en eventueel bij een deskundig collega.De arts vraagt advies aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en eventueel aan een deskundig college over zijn vermoedens en bevindingen. De arts presenteert de casus daarbij anoniem. Zie Hoofdstuk 6.
Stap 3: zo mogelijk gesprek met ouders.De arts bespreekt aanwijzingen en signalen van kindermishandeling met de ouders, tenzij dit niet mogelijk is uit vrees voor de veiligheid of gezondheid van het kind of andere kinderen uit het gezin, als redelijkerwijs gevreesd moet worden dat de arts het kind daardoor uit het oog zal verliezen of als de arts vreest voor zijn eigen veiligheid. (…). Zie Hoofdstuk 7.
Stap 4: zo nodig overleg met betrokken professionals.De arts kan – eventueel ook zonder de toestemming van betrokkenen – overleggen met andere bij het gezin betrokken hulpverleners of beroepskrachten als dat nodig is om zijn vermoeden van kindermishandeling te verifiëren. Zie Hoofdstuk 6.
Stap 5a: reële kans op schade? Zo spoedig mogelijk melden bij AMK.Wordt het vermoeden bevestigd of in elk geval niet weggenomen en is er een reële kans op schade door (het voortduren van de) kindermishandeling, dan doet de arts zo spoedig mogelijk een melding bij het AMK. Zie Hoofdstuk 8.
Stap 5b: monitoren van hulp, zo nodig alsnog melden bij AMK.Wordt het vermoeden niet weggenomen door het overleg als bedoeld in stap 3 en 4 maar is de arts overtuigd dat hulpverlening op vrijwillige basis het risico voor het kind kan wegnemen, dan spant hij zich in om noodzakelijke hulp te verlenen of deze elders in gang te zetten. De arts monitort zelf de voortgang en effectiviteit van deze hulp of zorgt ervoor dat deze monitoring door een ander wordt uitgevoerd. Zie Hoofdstuk 8.
2.6.
Een van de in het werkboek beschreven vormen van kindermishandeling is het shaken-baby-syndroom, dat beschadigingen aan hersenen, bloedvaten en zenuwen veroorzaakt, dikwijls met blijvend letsel of de dood tot gevolg. In het werkboek is met betrekking tot het shaken-baby-syndroom het volgende vermeld:

Inflicted traumatic brain injury
Andere veelgebruikte termen voor ITBI zijn non-accidental head injury, abusive head trauma en shaken baby syndrome. Neurotrauma is de meest voorkomende doodsoorzaak bij fysieke kindermishandeling. Van de ernstige neurotraumata in het eerste levensjaar is 95% niet-accidenteel. De mortaliteit is ongeveer 30% en de overlevenden hebben vaak ernstige restverschijnselen. De laesies ontstaan door de combinatie van versnelling en vertraging van de hoofdbeweging (accelaratie-decelaratietrauma), met daarnaast eventueel een impacttrauma. Daarbij vindt men vaak ribfracturen en netvliesbloedingen.
ITBI kan uiteenlopende symptomen veroorzaken, variërend van slecht drinken en respiratoire problemen tot sloomheid, convulsies en plotseling onverklaard overlijden. Sommige kinderen hebben als enige symptoom versnelde schedelgroei (Tabel 4-5). De anamnese is vaak incompleet en uiterlijke symptomen kunnen ontbreken, wat het stellen van de diagnose bemoeilijkt. De diagnose moet worden overwogen bij alle kinderen met onverklaarde bewusteloosheid. ITBI moet laagdrempelig in de differentiaaldiagnose worden opgenomen.
2.7.
In geval van shaken babysyndroom leidt een melding door een kinderarts van (het vermoeden van) kindermishandeling bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (hierna: AMK-melding), veelal tot een strafrechtelijk onderzoek naar (meestal) de ouders, en daarnaast in vele gevallen tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van het betreffende kind en dikwijls ook van broertjes en zusjes.

3.Het geschil

3.1.
De Stichting vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • NVK zal gebieden om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis in overleg te treden met de Stichting en door de Stichting aangedragen deskundigen, om richtlijnen op te stellen ten behoeve van kinderartsen, artsen in opleiding tot kinderarts en andere professionals werkzaam op het gebied van gezondheidszorg voor kinderen, die inhouden dat alle mogelijkheden die kunnen hebben geleid tot een shaken-baby-syndroom worden uitgesloten voordat een melding bij het AMK wordt gedaan, zulks bij verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen; en
  • NVK zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De Stichting onderbouwt deze vordering met de stelling dat zij mede is opgericht om op te komen voor de belangen van ouders die na een onterechte AMK-melding door de kinderarts, die luidde: “shaken-baby-syndroom”, zijn geconfronteerd met de vergaande consequenties van een dergelijke melding en die dit als traumatisch hebben ervaren. Volgens de Stichting wordt door kinderartsen, die vermoeden dat sprake is van het shaken-baby-syndroom, hetgeen veelal het geval is bij een combinatie van hersenbloedingen, netvliesbloedingen en bewusteloosheid, te snel een AMK-melding gedaan, zonder eerst voldoende onderzoek te doen naar mogelijke alternatieve oorzaken van de waargenomen symptomen. Volgens de Stichting wordt deze handelwijze door kinderartsen veroorzaakt door de wijze waarop het shaken-baby-syndroom in het werkboek is beschreven. Het gevolg van die beschrijving, dat 95% van het ernstige hersenletsel in het eerste levensjaar het gevolg is van kindermishandeling, is namelijk dat kinderartsen, geconfronteerd met een combinatie van hersenbloedingen, netvliesbloedingen en bewusteloosheid, onwillekeurig op het spoor van het shaken-baby-syndroom worden gezet. Stap 1 van het stappenplan, waarin is vermeld dat de arts die kindermishandeling vermoedt of vaststelt, alle aanwijzingen verzamelt die zijn vermoeden kunnen onderbouwen of ontkrachten, wordt vervolgens onvoldoende doorlopen, en ook wordt onvoldoende aandacht geschonken aan mogelijk nuttige informatie van de ouders met betrekking tot de periode voorafgaand aan de bewusteloosheid van hun kind. Dat klemt, vanwege de vergaande gevolgen van een onterechte AMK-melding, die die ouders nog jaren parten kan spelen. Overigens meent de Stichting dat het genoemde percentage van 95% niet juist kan zijn. Haar voorzitter heeft namelijk zestien zaken, waarin het vermoeden van het shaken-baby-syndroom heeft geleid tot een AMK-melding onderzocht en beschreven, en hij heeft in al deze zaken mogelijke alternatieve oorzaken voor de waargenomen symptomen vastgesteld, die volgens hem niet of onvoldoende waren onderzocht voordat de melding werd gedaan. Volgens de Stichting is het aan NVK om het werkboek aan te passen en te bewerkstelligen dat bij het vermoeden van het shaken-baby-syndroom pas een AMK-melding wordt gedaan, nadat alternatieve oorzaken afdoende zijn onderzocht en uitgesloten. Door dit niet te doen, handelt NVK onrechtmatig jegens de Stichting.
3.3.
NVK voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering van de Stichting impliceert dat de door de Stichting gestelde te snelle AMK-meldingen door kinderartsen, die het shaken-baby-syndroom vermoeden, maar alternatieve oorzaken nog onvoldoende hebben uitgesloten, kan worden gekwalificeerd als een onrechtmatige daad van NVK, die aan haar kan worden toegerekend. Vooraleer een mogelijk onjuiste beslissing van een individuele kinderarts kan worden toegedicht aan NVK, moet echter aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Zo moet bijvoorbeeld voldoende aannemelijk zijn dat kinderartsen bij het vermoeden van een shaken-baby-syndroom te snel een AMK-melding doen, voordat zij alternatieve oorzaken voldoende hebben uitgesloten. En ingeval daarvan sprake is, moet bovendien nog voldoende aannemelijk zijn dat deze te snel meldende kinderartsen tot hun te snelle melding zijn overgegaan, vanwege de onjuiste wijze waarop de betreffende alinea in het werkboek is geredigeerd. De Stichting lijkt er zonder meer vanuit te gaan dat aan deze voorwaarden is voldaan, maar NVK heeft betwist dat daarvan sprake is.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De omstandigheid dat de voorzitter van de Stichting in alle door hem onderzochte en beschreven zaken mogelijke alternatieve oorzaken heeft geconstateerd, brengt nog niet met zich mee dat die alternatieve oorzaken voorafgaand aan de meldingen onvoldoende zijn onderzocht door de betreffende artsen. Maar ook indien aangenomen wordt dat die conclusie in de door de voorzitter van de Stichting bestudeerde zaken wel juist is, dan volgt daaruit niet dat de desbetreffende kinderartsen ten onrechte een AMK-melding hebben gedaan. Bovendien indien ook veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat van onterechte AMK-melding(en) sprake is, dan volgt daaruit niet dat dat veroorzaakt is door een – met in achtneming van de daarvoor geldende voorwaarden - als fout aan te merken vermelding in het werkboek kindermishandeling. In het kader van deze procedure in kort geding is geen plaats voor bewijslevering. De voorzieningenrechter kan niet als voldoende vaststaand aannemen dat kinderartsen die het shaken-baby-syndroom vermoeden, door een foutieve of onjuiste instructie in het werkboek van NVK te snel overgaan tot het doen van een AMK-melding.
4.3.
Wat er verder ook van de stellingen van partijen zij, op grond van het voorgaande moet reeds worden geoordeeld dat onvoldoende aannemelijk is dat NVK onrechtmatig handelt jegens de Stichting. De vordering van de Stichting zal daarom worden afgewezen.
4.4.
De Stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NVK worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.424,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Stichting in de proceskosten, aan de zijde van NVK tot op heden begroot op € 1.424,00, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de 15e dag tot de dag van volledige betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: SM/4183