ECLI:NL:RBMNE:2015:8304

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
16/705559-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit in Wijk bij Duurstede

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1970 en wonende in Wijk bij Duurstede, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het kweken van hennep, diefstal van elektriciteit en het aanwezig hebben van hennep en hennepolie. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 25 september 2015, waarbij de verdachte in persoon verscheen en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S. Arts. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De tenlastelegging omvatte feiten die zich hebben voorgedaan tussen maart 2014 en juni 2014, waarbij de verdachte samen met anderen hennep heeft gekweekt en elektriciteit heeft gestolen in Wijk bij Duurstede. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen. Op 5 juni 2014 werd een bedrijfspand doorzocht, waar 561 hennepplanten en illegale elektriciteitsvoorzieningen werden aangetroffen. De verdachte had het pand gehuurd en er werd vastgesteld dat hij op de hoogte was van de hennepkwekerij. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hennepkwekerij had opgezet en onderhouden, en dat hij zich schuldig had gemaakt aan diefstal van elektriciteit. De verdediging voerde aan dat er geen direct bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de kwekerij, maar de rechtbank verwierp dit verweer als ongeloofwaardig.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 200 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had schuldig gemaakt aan ernstige feiten die schade toebrengen aan de maatschappij en dat hij enkel had gehandeld uit winstbejag. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de feiten, maar achtte de opgelegde straf passend en geboden, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705559-14
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 oktober 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1970] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2015. Verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. S. Arts, advocaat te Breda.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.
De zaak van [verdachte] is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de zaak van medeverdachte [medeverdachte] .

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 27 maart 2014 tot en met 5 juni 2014 in Wijk bij Duurstede samen met anderen hennep heeft gekweekt, dan wel dat hij 561 hennepplanten voorhanden heeft gehad;
in de periode van 29 augustus 2013 tot en met 5 juni 2014 in Wijk bij Duurstede elektriciteit heeft gestolen;
op 1 december 2014 samen met een ander in Vianen 67,5 gram hennep en 10,1 liter hennepolie opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, nu er geen rechtstreeks verband is tussen de aangetroffen kwekerij en verdachte. De verdediging heeft verder bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal, nu hij niet heeft geweten dat er elektriciteit buiten de meter om werd afgenomen. De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van feit 3, met dien verstande dat er naar zijn mening geen sprake is van medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Feiten 1 en 2
Op 5 juni 2014 werd het bedrijfspand aan de [adres] te [woonplaats] doorzocht. In het pand werden de restanten van een hennepkwekerij aangetroffen. Het betrof een kweekruimte van 35 m2 waarin 561 potten stonden. De stroomvoorziening ten behoeve van de kwekerij werd illegaal afgenomen. Aan de bovenzijde van de hoofdzekering was een illegale aansluiting bijgeplaatst en aangesloten. [2]
Monsters van de in voornoemde kwekerij aangetroffen resten zijn getest op de aanwezigheid van hennep en testten positief op de aanwezigheid van hennep. [3]
Op 11 juni 2014 heeft [getuige] verklaard [4] dat hij het pand aan de [adres] in [woonplaats] sinds 1 januari 2013 verhuurde aan [verdachte] . [getuige] verklaart dat hij op 2 juni 2014 van iemand hoort dat er een ventilator op het dak van het pand is geplaatst. [getuige] verklaart dat hij naar aanleiding daarvan [verdachte] heeft gebeld en heeft gevraagd of die bezig was met plantjes. [getuige] verklaart dat [verdachte] ‘ja’ antwoordde.
Op 1 december 2014 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning en de daarbij behorende garage van verdachte aan [adres] te [woonplaats] . Daarbij zijn onder andere hennep, vier lampen, vier transformatoren en afzuigspullen in beslag genomen. [5] Tevens zijn daarbij bonnen, facturen en handgeschreven aantekeningen aangetroffen. [6]
In het rapport “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij” van 14 december 2014 wordt vermeld dat de hennepkwekerij in werking is getreden op 1 november 2013. [7]
Op 20 juni 2014 heeft [benadeelde] , namens Stedin, aangifte gedaan van diefstal met braak of verbreking van elektriciteit gepleegd in de periode van 29 augustus 2013 tot en met 5 juni 2014 in het pand aan de [adres] te [woonplaats] . [8]
Het verweer van verdachte dat de hennepkwekerij van de medehuurder van het pand [A] was en dat verdachte geen weet had van de kwekerij, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte heeft geen verdere gegevens over deze [A] kunnen of willen verstrekken en er kan om die reden geen nader onderzoek worden gedaan naar het bestaan van deze [A] . Gelet op het feit dat de hennepkwekerij in het bedrijfspand van verdachte is aangetroffen en de bonnetjes, hennep en overige materialen die bij verdachte thuis zijn aangetroffen allemaal te relateren zijn aan activiteiten die betrekking hebben op hennepteelt, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de hennepkwekerij door verdachte is opgezet en onderhouden. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde medeplegen, nu hier onvoldoende bewijs voor is. Het enkele feit dat er in de kwekerij een DNA-profiel van een onbekende donor is gevonden maakt dit niet anders, nu niet duidelijk is welke rol deze onbekende persoon heeft gespeeld.
De rechtbank acht tevens bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. De elektriciteit werd gebruikt ten behoeve van de hennepkwekerij die enkel en alleen van verdachte was. Bovendien stond het energiecontract van het pand waar de hennepkwekerij zich bevond, op naam van verdachte. Het verweer van de verdediging dat een ander, bijvoorbeeld [A] , de elektriciteit heeft aangepast, acht de rechtbank niet aannemelijk, gelet op hetgeen hiervoor overwogen is. Nu onder feit 1 kort gezegd ten laste is gelegd dat de hennepkwekerij in werking was in de periode van 27 maart 2014 tot en met 05 juni 2014 en de rechtbank dit bewezen acht, zal de rechtbank voor de diefstal van de elektriciteit aansluiten bij dezelfde periode. Het valt immers niet in te zien dat de diefstal van elektriciteit heeft plaatsgevonden voordat de hennepkwekerij in werking was getreden.
Feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2014 [9] ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2014 [10] ;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 2 december 2014 [11] ;
- het NFI-rapport d.d. 8 januari 2015 [12] .
Wat betreft het tenlastegelegde medeplegen acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met zijn partner [medeverdachte] deze goederen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het verweer van de verdediging dat [medeverdachte] geen weet heeft gehad van de goederen acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank overweegt dat de hennep en de potten met hennepolie in de woning en de daarbij behorende garage van verdachte en zijn partner [medeverdachte] zijn aangetroffen. Bovendien gebruikte de verdachte al sinds langere tijd hennepolie als medicatie. Zodoende moet [medeverdachte] geweten hebben van de aanwezigheid van voornoemde goederen en heeft verdachte de goederen voorhanden gehad samen met zijn partner [medeverdachte] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
hijin
of omstreeksde periode van 27 maart 2014 tot en met 05 juni 2014 te [woonplaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en
/of bereid en/of bewerkt en/ofverwerkt
, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 561,
althans een groot aantalhennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hijin
of omstreeksde periode van 27 maart 2014 tot en met 05 juni 2014 te [woonplaats] ,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Stedin Netbeheer BV,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de /het weg te nemen goed
(eren)onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak,verbreking
en/of inklimming;
3.
hijop
of omstreeks01 december 2014 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal)
ongeveer67,5 gram hennep en
/of ongeveer10,1 liter hennepolie,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden wordt opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat – mocht de rechtbank tot een veroordeling komen - een taakstraf van 150 uur passend is. De verdediging acht een gevangenisstraf niet wenselijk.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het kweken van hennepplanten, diefstal van elektriciteit om de hennepkwekerij van voldoende stroom te kunnen voorzien en het aanwezig hebben van hennep en hennepolie. Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Ook levert een hennepkwekerij waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net en waarvoor de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd, schade op voor het elektriciteitsbedrijf en (brand)gevaar voor de omgeving. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte d.d. 26 augustus 2015, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank mede gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en landelijk overleg vakinhoud van de gerechtshoven en de rechtbanken (“LOVS”) bij dergelijke feiten, waar voor een hennepkwekerij met 500 tot 1000 planten een taakstraf van 180 uur en 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk passend wordt geacht. In deze zaak wordt verdachte ook de diefstal van elektriciteit en het aanwezig hebben van hennepolie verweten.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf van 200 uur, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden. Ondanks het feit dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie het medeplegen niet bewezen acht, wordt deze straf passend en geboden geacht.

9.Het beslag

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle op de beslaglijst vermelde goederen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna in beslag genomen voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De volgende goederen dienen daarom te worden onttrokken aan het verkeer.
  • hennep (1310409, 1310430 en 1310433);
  • hennepolie.
De hierna in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat deze voorwerpen zijn gebruikt bij de hiervoor bewezenverklaarde feiten:
  • koolstoffilter nummer 6.1;
  • verlichting;
  • transformator;
  • luchtafzuiger.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde, en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart de ten laste gelegde feiten bewezen, zodanig als hiervoor onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 uur, te vervangen door hechtenis voor de duur van 100 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk,met een proeftijd van twee jaren;
- stelt daarbij als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
  • hennep (1310409, 1310430 en 1310433);
  • hennepolie;
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
  • koolstoffilter nummer 6.1;
  • verlichting;
  • transformator;
  • luchtafzuiger.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mr. H.A. Gerritse en mr. R.L.M. van Opstal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2015.
De griffier is verhinderd het vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2014 tot en met 05 juni 2014 te Wijk bij Duurstede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 561, althans een groot aantal henn en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 augustus 2013 tot en met 05 juni 2014 te Wijk bij Duurstede, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 01 december 2014 te Vianen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 67,5 gram hennep en/of ongeveer 10,1 liter hennepolie, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met code PL0900-2014144684 (sluitingsdatum 20 januari 2015) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering van 1 tot en met 421. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 4 december 2014, opgenomen op p. 131 – 135.
3.Proces-verbaal bevindingen d.d. 5 juni 2014, opgenomen op p. 169.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] d.d. 11 juni 2014, opgenomen op p. 181 - 183.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2014, opgenomen op p. 349 – 356.
6.Bijlage 4 t/m 7 bij het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 december 2014, opgenomen op p. 62 -97.
7.Proces-verbaal Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 14 december 2014, opgenomen als bijlage 11 van het financieel dossier 095Praag, van het in de wettelijk vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van politie Eenheid Midden-Nederland, met dossiernummer PL0900-2014144684-1.
8.Proces-verbaal aangifte [benadeelde] namens Stedin, d.d. 20 juni 2014, opgenomen op p. 210 – 211.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2014, opgenomen op p. 349 – 375.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2014, opgenomen op p. 386 – 387.
11.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 2 december 2014, opgenomen op p. 388 – 390.
12.NFI-rapport d.d. 8 januari 2015, opgenomen op p. 394 – 395.