ECLI:NL:RBMNE:2015:8303

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
16/705560-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwezigheid van hennep en hennepolie in woning en garage van verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 9 oktober 2015, stond de verdachte terecht voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en hennepolie. De zaak werd behandeld in het kader van de Opiumwet, waarbij de verdachte op 1 december 2014 in Vianen samen met een ander 67,5 gram hennep en 10,1 liter hennepolie in haar woning en garage had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 25 september 2015 was de verdachte niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. S. Arts, was gemachtigd om haar te vertegenwoordigen.

De officier van justitie vorderde een taakstraf van 50 uur, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder de resultaten van een NFI-onderzoek, wist van de aanwezigheid van de hennep en hennepolie. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met haar partner opzettelijk deze stoffen aanwezig had. De rechtbank overwoog dat het gebruik van softdrugs schadelijk kan zijn voor de gezondheid en dat het gebruik daarvan vaak gepaard gaat met crimineel gedrag, wat onrust in de samenleving veroorzaakt.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 25 dagen indien de straf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat zij niet eerder was veroordeeld voor enig strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705560-14
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 oktober 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1974] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2015. Verdachte is niet verschenen. Mr. S. Arts, advocaat te Breda en raadsman van verdachte, is bepaaldelijk gemachtigd en treedt op namens verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsman naar voren hebben gebracht.
De zaak van [verdachte] is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de zaak van medeverdachte [medeverdachte] .

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 1 december 2014 in Vianen samen met een ander 67,5 gram hennep en 10,1 liter hennepolie opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het haar ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat vrijspraak dient te volgen, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte wist van de aanwezigheid van de goederen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 1 december 2014 werd de woning en de daarbij behorende garage van verdachte in Vianen doorzocht. In de woning werden potten met hennepolie en losse hennep aangetroffen. [2]
De losse hennep betrof een hoeveelheid van 7 gram en van 4 gram. Beiden hoeveelheden testten bij de indicatieve test positief op de aanwezigheid van hennep. [3]
De aangetroffen potten bevatten 10,1 liter hennepolie en 56,5 gram losse hennep. [4]
Een monster van de olie uit de potten is door het NFI onderzocht. Het NFI komt tot de conclusie dat het ethanol en hennep is. [5]
Het verweer van de verdediging dat verdachte geen weet heeft gehad van de goederen acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank overweegt dat de hennep en de potten met hennepolie in de woning en de daarbij behorende garage van verdachte en haar partner zijn aangetroffen. Bovendien gebruikte de partner van verdachte al sinds langere tijd hennepolie als medicatie. Zodoende moet verdachte geweten hebben van de aanwezigheid van voornoemde goederen en heeft zij de goederen voorhanden gehad samen met haar partner.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op
of omstreeks01 december 2014 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleenopzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal)
ongeveer67,5 gram hennep en
/of ongeveer10,1 liter hennepolie,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 50 uur wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en zich niet uitgelaten over de strafmaat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met haar partner schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep en hennepolie. Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Het gebruik van dergelijke middelen veroorzaakt, mede voor vaak daarmee gepaard gaand crimineel gedrag, onrust en schade in de samenleving.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte d.d. 26 augustus 2015, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf van 50 uur passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde, en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde feit bewezen, zodanig als hiervoor onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;

- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 50 uur, te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mr. H.A. Gerritse en mr. R.L.M. van Opstal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2015.
De griffier is verhinderd het vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 01 december 2014 te Vianen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 67,5 gram hennep en/of ongeveer 10,1 liter hennepolie, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met code PL0900-2014144684 (sluitingsdatum 20 januari 2015) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering van 1 tot en met 421. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2014, opgenomen op p. 349 – 375.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2014, opgenomen op p. 386 – 387.
4.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 2 december 2014, opgenomen op p. 388 – 390.
5.NFI-rapport d.d. 8 januari 2015, opgenomen op p. 394 – 395.