In deze zaak heeft eiser, een agrariër, een verzoek om schadevergoeding ingediend bij het Faunafonds vanwege schade aan zijn grasland veroorzaakt door grauwe ganzen en knobbelzwanen. Het Faunafonds heeft het verzoek afgewezen, omdat eiser niet binnen de gestelde termijn van zeven werkdagen na constatering van de schade een elektronisch verzoek heeft ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij hij aanvoert dat hij wel degelijk tijdig een verzoek heeft ingediend, zij het per e-mail, en dat het Faunafonds ten onrechte zijn aanvraag niet in behandeling heeft genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het Faunafonds de aanvraag op basis van artikel 2 van de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade heeft afgewezen, welke bepaling in strijd is met artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de Beleidsregels niet op een wettelijk voorschrift zijn gebaseerd, waardoor de eis dat aanvragen uitsluitend elektronisch moeten worden ingediend niet kan worden gehandhaafd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het Faunafonds en herroept het primaire besluit, waarbij het Faunafonds wordt opgedragen om de tegemoetkoming naar billijkheid te bepalen.
De rechtbank concludeert dat eiser schade heeft geleden door beschermde inheemse diersoorten en dat deze schade redelijkerwijs niet geheel voor zijn rekening behoort te blijven. Tevens wordt het Faunafonds veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 november 2015.