ECLI:NL:RBMNE:2015:8025

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2015
Publicatiedatum
13 november 2015
Zaaknummer
16/661789-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling van een gestolen Monstrans in Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van schuldheling van een gestolen Monstrans. De verdachte verbleef in de woning waar de Monstrans aanwezig was en had de beschikking over de auto waarin deze werd vervoerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het goed dat in een vuilniszak was verhuld, afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldheling, maar sprak haar vrij van de wetenschap dat het om een gestolen Monstrans ging. De rechtbank weegt de relatief beperkte rol van de verdachte bij de kunstroof en het lange tijdsverloop in deze zaak mee in haar beslissing. De verdachte kreeg een voorwaardelijke werkstraf van 120 uur opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten en dat dit in haar voordeel meeweegt. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 7.860,00 aan de verdachte, omdat niet was komen vast te staan dat dit geld van misdrijf afkomstig was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661789-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 13 november 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. L.W. Plantenga, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 29 januari 2013 tot en met 6 juni 2013 te Utrecht en/of Tiel en/of elders in Nederland een goed, te weten een Monstrans heeft geheeld
en/of
in de periode van 29 januari 2013 tot en met 6 juni 2013 te Utrecht en/of elders in Nederland een Monstrans en/of een deel van een Monstrans en/of een geldbedrag heeft witgewassen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van een Monstrans en witwassen van een deel van een Monstrans.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. In de opvatting van de verdediging kan niet worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)heling en/of witwassen van (een deel van) een Monstrans.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter zitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit (witwassen).
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
4.3.2
De bewijsmiddelen
[A] heeft als volgt verklaard: [1]
“Ik ben directeur van Museum Catharijneconvent, Lange Nieuwstraat 38 te Utrecht. Ik
ben gemachtigd aangifte te doen van diefstal vanuit het museum. Op 29 januari 2013, tussen 14.22 uur en 14.27 uur, heeft er in Museum Catharijneconvent een kunstroof plaatsgevonden. Het weggenomen goed betreft een Monstrans van de huiskerk ‘Het Boompje’ te Amsterdam. Deze Monstrans hadden wij in bruikleen van Parochie van de Heilige Drie-eenheid, Gibraltarstraat 55 te Amsterdam. Het is een verguld zilveren stralenmonstrans, versierd met veel diamanten met ter weerszijden van lunula een engel en eronder evangelistensymbolen. Deze monstrans stond in een vitrine in de schatkamer van het museum.”
In een proces-verbaal van observatie op 13 februari 2013 is het volgende door de politie opgenomen: [2]
“Omstreeks 16.42 uur zagen wij, Q-86 en Q68, dat:
- De Hyundai [kenteken] en de Citroën [kenteken] stopten op de [adres]
ter hoogte van de percelen 13 t/m 17.
Omstreeks 16.42 uur zag ik, Q-86, dat:
- NN1 nog in de Citroën [kenteken] zat;
- twee mannen wegliepen uit de richting van de Hyundai [kenteken] en in de richting liepen van de voornoemde perceelnummers van de [adres] ;
Omstreeks 16.47 uur zag ik, Q-86, dat:
- Een vrouw, leeftijd tussen de 20 en de 30 jaar, met lang blond haar, lengte ongeveer 165 cm uit de woning [adres] kwam.
- NN1 uit de Citroën [kenteken] stapte en samen met de blonde vrouw, de woning [adres] naar binnen ging.
Omstreeks 16.54 uur zag ik, Q-86, dat:
- NN1, NN4 en een derde man wiens signalement sterk overeen kwam met die van subject [medeverdachte 1] , uit de woning [adres] kwamen.
- NN1, NN4 en de hierboven omschreven uit de woning kwamen.
- Eén van hen een groot voorwerp, met vaste vormen, omhuld met een grijze vuilniszak uit deze woning bij zich droeg;
- NN1 en de onbekend gebleven persoon hierna naar de Hyundai [kenteken] liepen en dit voorwerp op de achterbank van de Hyundai [kenteken] legden.
Omstreeks 16.54 uur zagen wij, Q-91, Q-86 en Q-88, dat:
- het grote voorwerp ongeveer 1 meter hoog was, ongeveer 40 cm breed was en ongeveer 20 cm diep was.
Ik Q-88 zag dat:
- subject [medeverdachte 1] op de bestuurdersplaats van de Citroën [kenteken] plaatsnam.
Omstreeks 16.56 uur zagen wij, Q-71 en Q-88, dat:
- De Citroën [kenteken] en de Hyundai [kenteken] , de Citroën voorop, achter elkaar aan wegreden.
Omstreeks 17.50 uur zag ik, Q-88, dat:
- De Citroën [kenteken] stilstond in de file op de rijksweg A27 ter hoogte van het
knooppunt Gorinchem.
Omstreeks 17.50 uur herkende ik, Q-88, de bestuurder van de Citroën [kenteken]
als zijnde het subject [medeverdachte 1] .
Rond dit tijdstip werden subject [medeverdachte 1] , NN1 en NN4 aangehouden.” [3]
Aangehouden werden: medeverdachte [medeverdachte 2] (NN1, rechtbank), [medeverdachte 3] (NN4, rechtbank) en [medeverdachte 1] (rechtbank). [4] [5]
In een proces-verbaal van bevindingen heeft de politie het volgende gerelateerd. [6]
“Vervolgens kreeg verbalisant [verbalisant] een telefonisch verzoek van de meldkamer van
politie om in het genoemde voertuig de Hyundai met kenteken [kenteken] te kijken of
daar een plastic vuilniszak zou liggen. Hierop heeft verbalisant [verbalisant] het genoemde voertuig geopend en zag op de achterbank, achter de bestuurderstoel, een vuilniszak liggen. Deze vuilniszak zat om iets heen gedraaid. Nadat ik verbalisant [verbalisant] de vuilniszak had geopend zag ik een soort beeld liggen. Dit was goud van kleur. Toen ik nogmaals goed keek zag ik dat ik dat beeld herkende als zijnde de relikwie monstrans welke met geweld was meegenomen vanuit een museum te Utrecht. Het beeld is ongeveer 75 centimeter hoog en goud van kleur.”
Door medeverdachte [medeverdachte 2] is als volgt verklaard: [7]
“ [medeverdachte 3] zei je moet richting Vleuten. Op een gegeven moment zijn zij mij voorgegaan en ben ik achter hun gereden. Ik heb daar toen in de auto gezeten. Ik heb daar gewacht en ben vijf minuten binnen geweest. In die woning waren dat meisje [verdachte] en de schoonmoeder van [medeverdachte 3] denk ik. Er waren ook nog twee kindjes binnen. [8]
Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat [medeverdachte 3] de vader is van haar drie kinderen. Op het adres [adres] wonen de moeder en de stiefvader van verdachte. Verdachte heeft een huissleutel van deze woning en komt hier meerdere malen op een dag. Zij kan zich herinneren dat zij op 13 februari 2013 tweemaal in de woning aan de [adres] is geweest, in de ochtend en in de avond. Het zou kunnen dat zij toen iemand heeft binnengelaten. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij in die periode gebruik maakte van de Hyundai met kenteken [kenteken] . [9]
4.3.3
Bewijsoverweging
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte aanwezig was in de woning aan de [adres] , toen de gestolen Monstrans, verhuld in een vuilniszak, uit deze woning werd gehaald en werd geladen in de auto waarover verdachte de beschikkingsmacht had, het betrof immers haar leenauto.
Voornoemde woning betreft de woning van de moeder en de stiefvader van verdachte. Verdachte had een sleutel van die woning en kwam daar minstens twee keer op een dag.
Verdachte had redelijkerwijs moeten vermoeden dat het goed dat verhuld zat in de vuilniszak en door drie mannen, waaronder de vader van haar kinderen, uit de woning werd gehaald en met haar leenauto werd vervoerd een van misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van een goed.
De verdediging heeft aangevoerd dat de Monstrans of wetenschap over de Monstrans op basis van het dossier niet aan verdachte gelinkt kan worden. Verdachte heeft de Monstrans niet vervoerd, niet in huis gehad, niet in handen gehad, niet in beheer gehad, niet over beschikt en niet in haar machtssfeer gehad.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld hoe lang de gestolen Monstrans zich in de woning aan de [adres] bevond en of verdachte deze ook vóór 13 februari 2013 voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal de tenlastegelegde periode daarom beperken tot één dag, namelijk 13 februari 2013.
Tevens kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat hetgeen in de vuilniszak zat de gestolen Monstrans was nu nergens uit blijkt dat verdachte het goed ook onverpakt heeft gezien. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van heling van -specifiek- een Monstrans.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.2 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Op 13 februari 2013 in Nederland een goed voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
schuldheling.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 160 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft hand- en spandiensten verleend aan anderen die zich schuldig hebben gemaakt aan de diefstal van een waardevol liturgisch kunstvoorwerp, waarbij met grof geweld de toegang is verschaft tot het Catharijneconvent, waar zich op dat moment een Monstrans bevond. Deze roof vond plaats op klaarlichte dag in aanwezigheid van personeel en bezoekers van het museum en heeft grote indruk gemaakt op de aanwezigen en heeft ook maatschappelijke verontwaardiging en onrust opgeleverd.
De gestolen Monstrans bevond zich in de woning van de ouders van verdachte, waar zij zeer regelmatig aanwezig was, ook op het moment dat de Monstrans, verpakt in een vuilniszak, uit de woning werd gehaald en in haar auto werd geladen en vervoerd. De Monstrans werd kort hierna in gehavende staat teruggevonden in de auto van verdachte die door medeverdachte [medeverdachte 2] werd bestuurd.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte meegewogen het feit dat uit haar uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 augustus 2015 blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Tevens is in haar voordeel meegewogen het lange tijdsverloop in deze zaak en de relatief beperkte rol die verdachte in het geheel van de kunstroof heeft gespeeld, gezien de beschikbare bewijsmiddelen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een voorwaardelijke werkstraf van 120 uren passend en geboden.

9.Het beslag

In deze zaak is een geldbedrag van € 7.860,00 in beslag genomen.
9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het in beslag genomen geld eigendom is van verdachte en verzoekt om teruggave van dit geldbedrag.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Aannemelijk is geworden dat het in beslag genomen geldbedrag van € 7.860,00 aan verdachte toebehoort. Nu niet is komen vast te staan dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig is zal de rechtbank de teruggave hiervan gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte als tweede feit cumulatief/alternatief is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
schuldheling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen, met bevel dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- het geldbedrag van € 7.860,-.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Gerritse, voorzitter,
mrs. A. van Holten en A.R. Creutzberg, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2015.
BIJLAGE: de tenlastelegging
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2013
tot en met 6 juni 2013 te Utrecht en/of Tiel en/of elders in Nederland een goed, te weten een
Monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje' en/of
met een verzekerde waarde van 250.000 euro) heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van voornoemd goed en/of voornoemde Monstrans wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
en/of
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 januari 2013 tot en met 6 juni 2013, te Utrecht en/of elders in Nederland, (telkens) (van) een voorwerp, te weten een Monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje'
en/of met een verzekerde waarde van 250.000 euro), en/of een deel van een Monstrans en/of een geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze voorwerp(en) is/zijn en/of dit/deze voorwerp(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp(en), te weten een Monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje' en/of met een verzekerde waarde van 250.000 euro), en/of een deel van een Monstrans en/of geldbedrag, gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
art 420quater lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina 296 van het proces-verbaal dossiernummer PL091A 2013022772, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 1014.
2.Het proces-verbaal van observatie, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 520-524.
3.Het proces-verbaal van observatie, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 522.
4.Het proces-verbaal van relaas, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal pagina 15.
5.De processen-verbaal van aanhouding, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 38, 78 en 174.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 422.
7.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 185-188.
8.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 188.
9.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 oktober 2015.