ECLI:NL:RBMNE:2015:8016

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2015
Publicatiedatum
12 november 2015
Zaaknummer
16/661038-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje, dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen in de periode van 14 november 2012 tot en met 12 december 2012 te Leusden. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair ontuchtige handelingen, waarbij het primair ten laste gelegde feit het seksueel binnendringen van het lichaam inhield. Tijdens de zitting op 29 oktober 2015 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. M.M. Helmers. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor het bewezen geachte feit zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, dat in de zaak als [slachtoffer] is aangeduid, beoordeeld. De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was voor het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het zoenen van het slachtoffer en het betasten van haar borsten en billen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit, omdat er onvoldoende wettig bewijs was voor het seksueel binnendringen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag, met aftrek van voorarrest, en daarnaast een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 90 dagen. Tevens is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die is vastgesteld op € 1.468,05, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor een deel toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak hebben behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661038-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 november 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1972] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M.M. Helmers, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: in de periode van 14 november 2012 tot en met 12 december 2012 te Leusden met [slachtoffer] , geboren op [1997] , die de leeftijd van 12 jaren maar nog niet die van 16 jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
subsidiair: in de periode van 14 november 2012 tot en met 12 december 2012 te Leusden met [slachtoffer] , geboren op [1997] , die de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan. Zij baseert haar standpunt op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank op basis van de stukken zoals die zich in het dossier bevinden niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair aan de verdachte ten laste gelegde feit. De verklaringen van [slachtoffer] kunnen niet als uitgangspunt voor een bewezenverklaring worden genomen. [slachtoffer] is niet consistent in haar verklaringen. Daarbij speelt een rol dat een deel van haar verklaringen is afgelegd na het volgen van EMDR-therapie. Door die therapie zullen haar verklaringen zijn beïnvloed. Tussen de ouders van [slachtoffer] en de verdachte is niet inhoudelijk gesproken over hetgeen zich heeft voorgedaan, zodat in de verklaringen van de ouders ook geen bewijs is gelegen.
De verdachte ontkent met name dat sprake is geweest van seksueel binnendringen. Ook ontkent hij dat hij de vagina van [slachtoffer] heeft gelikt, gekust en aangeraakt en dat hij zijn penis door [slachtoffer] heeft laten vastpakken. Over het zoenen in de nek van [slachtoffer] heeft de verdachte geen verklaring afgelegd. Op die onderdelen waar de verdachte de verklaring van [slachtoffer] niet bevestigt, ontbreekt dan ook het wettig en overtuigend bewijs.
Gelet op het voorgaande verzoekt de verdediging de verdachte vrij te spreken van het primair aan hem ten laste gelegde.
De verdediging kan zich vinden in een bewezenverklaring van het subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde feit, voor zover ten laste is gelegd dat hij [slachtoffer] heeft gezoend op de mond, waarbij hij de tong in de mond van [slachtoffer] naar binnen heeft gebracht, en voor zover ten laste is gelegd dat hij de borsten, het bovenlichaam en de billen van [slachtoffer] heeft vastgepakt, aangeraakt en betast. Dit betreffen de feitelijke handelingen zoals weergegeven onder het eerste en derde liggende streepje van de tenlastelegging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Primair
Op basis van de bewijsmiddelen zoals die zich in het dossier bevinden kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair aan hem ten laste gelegde feit. De rechtbank zal de verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
De verklaringen van [slachtoffer] worden op een aantal onderdelen bevestigd door de verdachte. Zo heeft de verdachte bekend dat [slachtoffer] op de avond van 14 november 2012 bij hem thuis is geweest. Ze hebben toen gezoend, waarbij hij zijn tong in de mond van [slachtoffer] heeft gebracht, en ze hebben met ontbloot bovenlichaam op elkaar gelegen. Daarbij heeft hij [slachtoffer] betast op haar borsten en billen, aldus de verdachte. Ten aanzien van die onderdelen van de verklaring van [slachtoffer] die inhouden dat de verdachte bij haar seksueel is binnengedrongen, heeft de verdachte haar verklaring nadrukkelijk tegengesproken. Het seksueel binnendringen vormt een wezenlijk onderdeel van het primair aan de verdachte ten laste gelegde feit. Om die reden is op dit punt steunbewijs nodig om tot het oordeel te komen dat sprake is van voldoende wettig bewijs. Dat steunbewijs ontbreekt in deze zaak.
Allereerst kunnen de WhatsApp-berichten waarover [slachtoffer] tijdens het informatieve gesprek verklaart niet als steunbewijs worden aangemerkt. De verdachte heeft bekend dat hij na afloop van de desbetreffende woensdagavond twee WhatsApp-berichten naar [slachtoffer] heeft gestuurd. In het eerste berichtje schrijft hij: “Lieve [voornaam slachtoffer] , ik ben 25 jaar ouder als jij, is dat een probleem voor je” Als [slachtoffer] daarop antwoordt: “Hoe bedoel je?”, is de reactie van de verdachte: “Ik vind je heel lief heel erg leuk heel erg knap”. De inhoud van het tweede berichtje is: “Lieve [voornaam slachtoffer] , ik vind je heel lief, leuk, mooi en vind het fijn als je bij me bent. Ik wil ek graag helpen, met je praten, er voor je zijn. Ik vind het leuk om samen een film te kijken…. Maar ik kan niet meer doen als dat. Niet zoals woensdag…. Dat is niet goed en hoewel het heel fijn voelde heb ik het daar erg moeilijk mee.” Toegevoegd zijn de symbooltjes van rode lippen en een gele smiley met een hartje. Deze berichten bevestigen weliswaar dat tussen de verdachte en [slachtoffer] iets is voorgevallen en dat de verdachte liefdesgevoelens had voor [slachtoffer] , maar de inhoud van de berichten is onvoldoende specifiek om als bewijsmiddel te dienen voor het seksueel binnendringen en de overige door verdachte betwiste handelingen en kan ook betrekking hebben op de ontuchtige handelingen die de verdachte wel heeft bekend.
De inhoud van het gesprek dat de verdachte met de ouders van [slachtoffer] heeft gehad, vormt evenmin steunbewijs voor het seksueel binnendringen. Tijdens dit gesprek is niet gesproken over de exacte handelingen die hebben plaatsgevonden. Aan de verdachte is slechts gevraagd of er iets is gebeurd tussen hem en [slachtoffer] en dat heeft hij in algemene bewoordingen bevestigd. Niet duidelijk is geworden in hoeverre tijdens de uitnodiging voor het gesprek is gesproken over de reikwijdte van de door verdachte erkende ontuchtige handelingen.
Subsidiair
De verdachte heeft het subsidiair aan hem ten laste gelegde feit bekend voor zover ten laste is gelegd dat hij [slachtoffer] , die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, op de mond heeft gezoend en daarbij zijn tong in de mond van die [slachtoffer] heeft gebracht, en voor zover ten laste is gelegd dat hij de borsten, het bovenlichaam en de billen van [slachtoffer] heeft vastgepakt, aangeraakt en betast. De verdediging heeft voor dit feit in zoverre geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de volgende bewijsmiddelen: [1]
- het informatieve gesprek zeden met [slachtoffer] ; [2]
- de akte van geboorte van [slachtoffer] , met daarop vermeld de dag van geboorte, te weten: [1997] ; [3]
- de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting. [4]
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, kan wel wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair aan hem ten laste gelegde feit op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Subsidiair
op 14 november 2012 te Leusden, met [slachtoffer] , geboren op [1997] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen
heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte ontuchtig
- die [slachtoffer] op de mond gezoend en daarbij zijn tong in de mond van die
[slachtoffer] gebracht en
- de borsten en het bovenlichaam en de billen van die [slachtoffer] vastgepakt
en aangeraakt en betast.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren en als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een meldplicht en een verplichting tot ambulante behandeling.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een lagere straf moet worden opgelegd dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair aan hem ten laste gelegde feit. Ook dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat de verdachte na zijn echtscheiding inmiddels een nieuw leven is gestart in een nieuwe woonplaats en dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Ten slotte acht de verdediging van belang dat de reclassering heeft geconcludeerd dat de kans op recidive laag is. Gelet op het voorgaande heeft de verdediging voorgesteld een werkstraf op te leggen voor de duur van 180 uren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Allereerst verdient vermelding dat de rechtbank tot de bewezenverklaring van een lichter strafbaar feit is gekomen dan de officier van justitie. Om die reden zal de rechtbank fors afwijken van de eis van de officier van justitie.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje, [slachtoffer] , dat toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt. De verdachte heeft [slachtoffer] gezoend, waarbij hij zijn tong in haar mond naar binnen heeft gebracht, en hij heeft haar betast op haar borsten en billen.
De ontuchtige handelingen vonden plaats bij de verdachte thuis. Volgens de verdachte was [slachtoffer] naar hem toegekomen om afspraken te maken over het oppassen van zijn kinderen. Hij zat op dat moment niet goed in zijn vel in verband met een lopende echtscheiding. Deze omstandigheid rechtvaardigt echter geenszins wat zich heeft voorgedaan. De door de verdachte gepleegde handelingen hebben weliswaar niet bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, maar met de handelingen die wel hebben plaatsgevonden heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Dit kan leiden tot langdurige psychische schade. Het door de verdachte gepleegde feit betreft dan ook een ernstig strafbaar feit.
In verband met de inbreuk op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] , in combinatie met het feit dat op een veroordeling voor dit feit een maximale gevangenisstraf staat van 6 jaren, is in deze zaak het taakstrafverbod van toepassing, zoals neergelegd in artikel 22b, eerste lid en onder a van het Wetboek van Strafrecht. De oplegging van een taakstraf mag echter wel als daarnaast een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd.
Onder die voorwaarde ziet de rechtbank in deze zaak aanleiding de nadruk op een werkstraf te leggen. Het plegen van de ontuchtige handelingen heeft zich beperkt tot één keer. De verdachte heeft doen voorkomen dat daarna het besef bij hem is ontstaan dat zijn handelen niet goed was. Dat besef heeft hij ter terechtzitting bevestigd.
Verder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. De verdachte is blijkens zijn justitiële documentatie van 19 augustus 2015 niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. Hierin is dus geen reden voor strafverhoging gelegen.
Ook in de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte is geen strafverzwarende omstandigheid gelegen.
Over het recidiverisico heeft de reclassering geen uitspraak gedaan gelet op de grotendeels ontkennende houding van de verdachte.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak passend en geboden is een gevangenisstraf van 1 (één) dag, met aftrek van het voorarrest, met daarnaast een werkstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van
[slachtoffer] ,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder subsidiair bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.468,05 (duizend vierhonderd en achtenzestig euro en vijf eurocent), te weten € 1.000,-- aan immateriële schade en € 468,05 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 november 2012.
Gelet op de grote impact van een feit als het onderhavige, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat een causaal verband bestaat met de noodzaak van de door de benadeelde partij gevolgde therapie. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging op dit punt.
Wat betreft de hoogte van de immateriële schade volgt de rechtbank de verdediging dat deze op € 1.000,-- dient te worden gewaardeerd. Dit bedrag past bij de ernst van het subsidiair bewezen verklaarde feit.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
1 (één) dag.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
180 (honderdentachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.468,05 (duizend vierhonderd en achtenzestig euro en vijf eurocent), te weten € 1.000,-- aan immateriële schade en
€ 468,05 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 november 2012.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] € 1.468,05 (duizend vierhonderd en achtenzestig euro en vijf eurocent) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 24 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.J. Veenstra, voorzitter,
mrs. G. Perrick en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 november 2015.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij in de periode van 14 november 2012 tot en met 10 december 2012 te Leusden,
althans in Nederland, met
[slachtoffer] , geboren op [1997] , die de leeftijd van twaalf, maar
nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen
heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, (telkens)
- die [slachtoffer] op de mond gezoend en/of (daarbij) zijn tong in de mond van die
[slachtoffer] gebracht en/of
- die [slachtoffer] in haar nek gezoend en/of
- de borsten en/of het bovenlichaam en/of de billen van die [slachtoffer] vastgepakt
en/of aangeraakt en/of betast en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of gekust en/of aangeraakt en/of betast
en/of
- zijn penis laten vastpakken en/of aanraken en/of betasten door die [slachtoffer]
en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of die [slachtoffer] zijn penis
in de mond laten nemen en/of die [slachtoffer] met haar mond heen en weer gaande
bewegingen laten maken om zijn penis en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of met zijn penis heen
en weer gaande bewegingen in de vagina van die [slachtoffer] gemaakt;
Subsidiair
hij in de periode van 14 november 2012 tot en met 10 december 2012 te Leusden, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [1997] , die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen
heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte (telkens) ontuchtig
- die [slachtoffer] op de mond gezoend en/of (daarbij) zijn tong in de mond van die
[slachtoffer] gebracht en/of
- die [slachtoffer] in haar nek gezoend en/of
- de borsten en/of het bovenlichaam en/of de billen van die [slachtoffer] vastgepakt
en/of aangeraakt en/of betast en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of gekust en/of aangeraakt en/of betast
en/of
- zijn penis laten vastpakken en/of aanraken en/of betasten door die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 2013214663, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van informatief gesprek zeden, opgemaakt door [A] , 13 oktober 2013, pag. 10 e.v.
3.Akte van geboorte van [slachtoffer] , pag. 35.
4.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 oktober 2015.