ECLI:NL:RBMNE:2015:8014

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2015
Publicatiedatum
12 november 2015
Zaaknummer
16/662154-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in vervolging wegens kinderpornografie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 12 november 2015, stond de verdachte terecht voor het aanbieden, vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen in de periode van 1 september 2013 tot en met 24 juni 2014 te Zeist. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.N. Noordzee. Tijdens de zitting werd de tenlastelegging gewijzigd en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging.

De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in de vervolging met betrekking tot een specifieke foto die eerder door het OM was beoordeeld en aan de verdachte was teruggegeven. De rechtbank oordeelde dat het ‘ne bis in idem-beginsel’ niet van toepassing was, omdat er geen sprake was van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing. Desondanks verklaarde de rechtbank het OM niet-ontvankelijk in de vervolging op basis van het gerechtvaardigd vertrouwen van de verdachte, die erop mocht vertrouwen dat hij de foto in zijn bezit mocht hebben na de sepotbeslissing in 2007.

Wat betreft de overige tenlastegelegde feiten oordeelde de rechtbank dat het OM wel ontvankelijk was. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de overige kinderpornografische afbeeldingen, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze van de verdachte afkomstig waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en verklaarde de CD met de kinderpornografische afbeeldingen onttrokken aan het verkeer, ondanks de vrijspraak van de verdachte. De beslissing berustte op artikel 36b van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/662154-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 november 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1955] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. C.N. Noordzee, advocaat te Zeist.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 september 2013 tot en met 24 juni 2014 te Zeist meermalen 28 kinderpornografische afbeeldingen heeft aangeboden, vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feit.
3.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging wat betreft de foto die door de verdachte bij de Hema is aangeboden om af te drukken. Deze foto is eerder door het Openbaar Ministerie beoordeeld. Geoordeeld is toen dat de afbeelding op de foto niet kinderpornografisch is en deze is vervolgens teruggegeven aan de verdachte. De zaak tegen verdachte is vervolgens geseponeerd en de verdachte heeft de foto teruggekregen. Dit was in 2007. Vervolgens heeft de verdachte de desbetreffende foto en het negatief van de foto in zijn woning bewaard. Hij heeft hem opnieuw aan de Hema aangeboden, omdat hij een ander afgedrukt formaat van de foto wilde hebben. Op basis van het ‘ne bis in idem-beginsel’ mag de verdachte niet opnieuw voor het bezit van deze foto worden vervolgd.
3.1.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het is het Openbaar Ministerie niet bekend dat in 2007 een zaak tegen de verdachte is geseponeerd. Naar aanleiding van de verklaring van de verdachte bij de politie op dit punt heeft geen nader onderzoek plaatsgevonden. In de enkele mededeling van de verdachte is echter geen aanleiding gelegen voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Het ‘ne bis in idem-beginsel’, vastgelegd in artikel 68 Wetboek van Strafrecht, is van toepassing in geval van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing. Daarvan is in het geval van een sepotbeslissing van het Openbaar Ministerie geen sprake. In dit beginsel is dan ook geen grond gelegen voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, zij het op een andere juridische grondslag dan door de verdediging bepleit. De verdachte heeft direct na de doorzoeking in zijn woning verklaard dat aan hem in 2007 is meegedeeld dat hij niet verder vervolgd zou worden voor de desbetreffende foto. Dit is op schrift aan hem bevestigd, aldus de verdachte. Het had op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen dit nader te onderzoeken. Nu dit niet is gebeurd, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de door de verdachte afgelegde verklaring.
Gelet op de sepotbeslissing ten aanzien van de aangetroffen foto had de verdachte erop mogen vertrouwen dat hij de foto in zijn bezit mocht hebben. Door de verdachte toch te vervolgen, is sprake van een schending van het gerechtvaardigd vertrouwen dat bij hem is gewekt. Daarmee is een ernstige inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde. Wat betreft de foto die de verdachte bij de Hema heeft aangeboden verbindt de rechtbank hieraan de consequentie dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging.
Wat betreft de overige afbeeldingen die onderdeel uitmaken van de tenlastelegging is het Openbaar Ministerie wel ontvankelijk.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan. Zij baseert haar standpunt op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank op basis van de stukken zoals die zich in het dossier bevinden niet tot een bewezenverklaring kan komen van het aan de verdachte ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft de raadsvrouw - kort gezegd - aangevoerd dat ten aanzien van de afbeeldingen die door de heer [A] aan de politie zijn overhandigd niet kan worden vastgesteld dat deze van de verdachte afkomstig zijn.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de stukken zoals die zich in het dossier bevinden kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem ten laste gelegde feit.
Uit de stukken blijkt dat de heer [A] van [bedrijf] te Zeist aan de politie heeft meegedeeld dat de verdachte bij hem recentelijk twee fotorolletjes ter ontwikkeling heeft aangeboden. Korte tijd later heeft hij een CD met daarop - volgens [A] - de foto’s van de verdachte aan de politie overhandigd. De rechtbank heeft deze afbeeldingen ter terechtzitting bekeken. Zij heeft waargenomen dat het allemaal foto’s betreffen van meisjes in bikini, waarbij de focus van de foto ligt op het geslachtsdeel en waarbij het hoofd van het betreffende meisje steeds is weggelaten. De rechtbank is van oordeel dat de foto’s gelet op de genoemde omstandigheden als kinderpornografisch moeten worden aangemerkt. Er is dan ook sprake van strafbaar handelen door degene die de foto’s heeft gemaakt en aangeboden aan [bedrijf] te Zeist.
Verdachte heeft ontkend dat de foto’s die op de CD staan van hem zijn. Nu uit de stukken niet blijkt dat [A] stukken heeft overhandigd waaruit blijkt dat de foto’s door de verdachte aan hem ter ontwikkeling zijn aangeboden en de politie hiernaar ook geen nader onderzoek heeft verricht, kan de rechtbank dit niet vaststellen. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt weliswaar dat [A] aan de politie heeft verklaard dat hij zeker weet dat verdachte ‘de foto’s’ heeft ingeleverd, maar uit het proces-verbaal blijkt niet op welke feiten deze wetenschap gebaseerd is. Voorts roept het vervolg van de in het proces-verbaal opgenomen verklaring van [A] de vraag op, op welke foto(‘s) deze verklaring betrekking heeft.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken.

5.Het beslag

In beslag is genomen de CD met foto’s die [A] aan de politie heeft overhandigd en die door de rechtbank zijn beoordeeld als kinderpornografisch. De rechtbank heeft vastgesteld dat degene die deze foto’s heeft gemaakt en aangeboden zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Op grond van het bepaalde in artikel 36b, eerste lid en onder 3 van het Wetboek van Strafrecht kunnen in beslag genomen goederen ook worden onttrokken aan het verkeer, indien een ander dan de verdachte met behulp van deze goederen een strafbaar feit heeft gepleegd. Dat de verdachte in deze zaak is vrijgesproken, staat daarom niet in de weg aan de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen foto’s, zodat de rechtbank aldus zal beslissen.
De onder de verdachte in beslag genomen foto en het daarbij behorende negatief die hij heeft aangeboden aan de Hema om af te drukken, heeft de rechtbank ter terechtzitting eveneens beoordeeld. De waarneming van deze foto heeft ook tot het oordeel geleid dat sprake is van een kinderpornografische afbeelding. Ten aanzien van deze foto heeft de rechtbank het Openbaar Ministerie echter niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. In dat geval bestaat op grond van artikel 36b Wetboek van Strafrecht geen ruimte om in het kader van de strafzaak het in beslag genomen goed te onttrekken aan het verkeer. Dit kan alleen bij afzonderlijke rechterlijke beschikking op een schriftelijke vordering van de officier van justitie die met redenen is omkleed. Daarvan is in deze zaak geen sprake, zodat de rechtbank ten aanzien van dit goed geen beslissing kan geven.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36b van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging voor zover het ten laste gelegde feit ziet op de foto en bijbehorend negatief die de verdachte heeft aangeboden aan de Hema;
verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart onttrokken aan het verkeer de CD met foto’s die de heer [A] van [bedrijf] te Zeist aan de politie heeft overhandigd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Perrick, voorzitter,
mrs. K.J. Veenstra en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 november 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 24 juni 2014
te Zeist, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
een gegevensdrager (filmrol) bevattende (een) afbeelding(en), althans (een) (aantal) afbeelding(en), te weten 28 foto('s)
heeft
aangeboden en/of
vervaardigd en/of
in bezit gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn,
waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog
niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit
(onder meer):
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij
deze perso(o)n(en) poseert/poseren in een omgeving en/of in (een) houding(en)
en/of op een wijze die niet bij zijn/haar/hun leeftijd past/passen en/of
waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze
van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de
afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten
en/of billen in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling.