ECLI:NL:RBMNE:2015:7950

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2015
Publicatiedatum
10 november 2015
Zaaknummer
UTR - 14 _ 6082
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke klachtprocedure

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit van verweerder op haar brief van 13 augustus 2014, waarin zij een nieuwe klacht indiende en verzocht om heropening van het onderzoek naar een collega. De rechtbank had eerder op 20 februari 2015 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, maar na verzet op 17 september 2015 werd het verzet gegrond verklaard. De rechtbank heeft het onderzoek voortgezet en op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de brief van eiseres zowel een klacht als een verzoek om heropening van het onderzoek omvat. Verweerder heeft gesteld dat de rechtbank niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep, omdat een klachtprocedure geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb oplevert. De rechtbank volgt deze redenering en concludeert dat de kennisgeving van verweerder dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nieuw onderzoek, niet kan worden aangemerkt als een besluit. Hierdoor is er geen mogelijkheid voor eiseres om bezwaar of beroep in te stellen.

De rechtbank verklaart zich uiteindelijk onbevoegd om kennis te nemen van het beroep, omdat er geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen en is openbaar uitgesproken op 4 november 2015. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 14/6082

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2015 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

[verweerder] , verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. Janssen).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit van verweerder op haar brief van 13 augustus 2014.
Bij uitspraak buiten zitting van 20 februari 2015 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan. Bij uitspraak op verzet van 17 september 2015 heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond voordat op 20 februari 2015 uitspraak werd gedaan. Zij doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres heeft eerder op 12 juli 2013 een klacht ingediend bij verweerder. Deze klacht had betrekking op – kort gezegd – mogelijke schending van de wetenschappelijke integriteit door een collega van eiseres.
3. De brief van eiseres van 13 augustus 2014 omvat enerzijds een nieuwe klacht tegen de hiervoor bedoelde collega en anderzijds een verzoek om heropening van het onderzoek naar de desbetreffende collega. Op 1 september 2014 heeft verweerder aan eiseres bericht dat haar klacht van 12 juli 2013 ongegrond is verklaard. Bij brief van 26 september 2014 heeft verweerder aan eiseres kenbaar gemaakt dat haar brief van 13 augustus 2014 geen aanleiding geeft tot het instellen van een nieuw onderzoek.
4. In de onderhavige zaak dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van het beroep. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van het beroep, dan wel dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is. Daartoe is aangevoerd dat een klachtprocedure niet resulteert in een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, waartegen bezwaar en beroep open staat. Het oordeel van verweerder over een klacht is geen besluit in de zin van dit wetsartikel en kan evenmin daarmee worden gelijkgesteld als bedoeld in artikel 8:2 van de Awb. De beslissing om een klacht buiten behandeling te laten, kan niet worden aangemerkt als een (schriftelijke) weigering een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, in samenhang met artikel 6:2, van de Awb. Op de behandeling van klachten door verweerder is titel 9.1 van de Awb van toepassing.
5. Eiseres heeft hiertegen ingebracht – samengevat weergegeven – dat verweerder met zijn handelwijze het recht en de plicht van eiseres om een klacht in te dienen heeft geschonden en dat verweerder inbreuk heeft gemaakt op het gelijkheidsbeginsel. De weigering om een besluit te nemen op haar brief van 13 augustus 2014 heeft in de visie van eiseres niet alleen gevolgen voor haar rechtspositie, maar ook voor de rechtspositie van vele anderen. Daarnaast heeft het uitblijven van een besluit gevolgen van algemene strekking. Titel 9.1 van de Awb is in het onderhavige geval niet van toepassing. Voor wat betreft de nieuwe klacht die eiseres heeft ingediend volgt dit uit de omstandigheid dat de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit van de [naam] (de Klachtenregeling) voorziet in een regeling die afwijkt van titel 9.1 van de Awb. Op het verzoek tot heropening van het onderzoek is titel 9.1 van de Awb evenmin van toepassing, omdat dit een verzoek betreft een besluit te nemen dat voorkomt dat er inbreuk wordt gemaakt op het gelijkheidsbeginsel, aldus eiseres.
6. Op grond van artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Van een rechtshandeling in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is sprake – voor zover hier van belang – indien er een verandering optreedt in de bestaande rechten, verplichtingen of bevoegdheden of wanneer het bestaan van rechten, verplichtingen, bevoegdheden bindend wordt vastgesteld.
Bij de behandeling van klaagschriften is het bestuursorgaan op grond van artikel 9:12, eerste lid, van de Awb, verplicht om, na het afsluiten van het onderzoek, de klager schriftelijk zijn bevindingen en eventuele conclusies mee te delen. Onder de bevindingen wordt verstaan een weergave van de feiten die tijdens het klachtonderzoek zijn komen vast staan. Op grond van deze bevindingen zal het bestuursorgaan zich een oordeel vormen over de gang van zaken en daaraan wellicht conclusies verbinden. De bevindingen en conclusies zijn op zichzelf niet gericht op rechtsgevolg. De inkennisstelling van de bevindingen, het oordeel en de eventuele conclusie is geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb (Kamerstukken II, 1997-1998, 25 837, nr. 3).
7. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stellingen. Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, omvat de brief van 13 augustus 2014 een klacht en een verzoek om heropening van het onderzoek. Uit de gedingstukken volgt dat het verzoek om heropening van het onderzoek samenhangt met de door eiseres op 12 juli 2013 ingediende klacht. Op de brief van 13 augustus 2014 is artikel 9:3 van de Awb van toepassing. Ingevolge dit artikel kan tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht geen beroep worden ingesteld. Uit de zinsnede “inzake de behandeling van een klacht” volgt dat dit wetsartikel niet alleen betrekking heeft op het oordeel van een bestuursorgaan op een klacht, maar ook op de weigering een klacht (verder of opnieuw) in behandeling te nemen. Uit hetgeen eiseres heeft aangevoerd volgt niet dat verweerder een besluit heeft genomen in de zin van artikel 1:3 van de Awb, dat verweerder heeft geweigerd een besluit in de zin van dit wetsartikel te nemen, of ten onrechte heeft verzuimd tijdig een dergelijk besluit te nemen. De kennisgeving in de brief van 26 september 2014 dat verweerder de brief van eiseres van 13 augustus 2014 geen aanleiding geeft voor heropening van het onderzoek en/of behandeling van de nieuwe klacht, kan niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 of artikel 8:2 van de Awb. Dit betekent dat artikel 6:2 van de Awb evenmin van toepassing is en dat voor eiseres geen bezwaar of beroep open staat. Terecht heeft verweerder er op gewezen dat eiseres desgewenst een procedure aanhangig kan maken bij de Nationale ombudsman.
8. Nu geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb is de rechtbank onbevoegd kennis te nemen van het ingestelde beroep.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Westerhof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.