ECLI:NL:RBMNE:2015:7931
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 6 november 2015, heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J. Sap, de behandelend rechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek is ingediend op 7 oktober 2015 en betreft een zaak waarin verzoeker als gedaagde partij optreedt. Verzoeker stelt dat hij zich benadeeld voelt door de rechter, die volgens hem partijdig is. Hij verwijst naar een tussenvonnis van 24 augustus 2015, waarin werd bepaald dat partijen voor de zittingsdatum stukken in het geding konden brengen. Desondanks heeft de rechter toegestaan dat de eisende partij ter zitting nog stukken inbracht, die verzoeker niet had ontvangen. Hierdoor kon hij niet adequaat reageren op deze stukken. Verzoeker is van mening dat het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 23 september 2015 niet correct is en dat de rechter hem heeft verboden om nadere stukken in te dienen, wat zijn verweer zou hebben geschaad.
De gewraakte rechter, mr. J. Sap, heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek betoogd dat verzoeker de stukken die de eisende partij had ingebracht, niet had ontvangen, maar dat deze ter zitting aan hem zijn getoond. De rechter heeft betoogd dat de procedure correct is verlopen en dat hij verzoeker voldoende gelegenheid heeft gegeven om zijn standpunt kenbaar te maken. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker en de reactie van de rechter zorgvuldig gewogen.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de stelling van verzoeker dat de rechter partijdig is, niet kan worden onderbouwd. De beslissing van de rechter om de eisende partij een termijn te geven voor het indienen van stukken is niet onbegrijpelijk en valt binnen de bevoegdheid van de rechter. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid en heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De procedure van verzoeker zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.