ECLI:NL:RBMNE:2015:7855

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2015
Publicatiedatum
5 november 2015
Zaaknummer
16/660025-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte heeft op 28 mei 2014 in een sportschool in Bussum, door middel van geweld en andere feitelijkheden, de 19-jarige [slachtoffer] gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de [slachtoffer] onverhoeds en ongewild bij diens penis heeft gepakt en aan diens billen heeft gezeten of gewreven. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verklaring van de aangever, ondanks de verdediging van de verdachte dat het een per ongeluk aanraken was, geloofwaardig was. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de inconsistenties in de verklaringen van de verdachte meegewogen in haar oordeel.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met het feit dat de verdachte een blanco strafblad heeft en dat het bewezen verklaarde feit niet een zodanige inbreuk op de lichamelijke integriteit heeft gemaakt dat geen taakstraf meer kan worden opgelegd. De rechtbank heeft benadrukt dat de douche van de sportschool een veilige plek moet zijn voor alle gebruikers en dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van deze situatie. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 246 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/660025-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 16 oktober 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1943] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2015 en 2 oktober 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M.Th.M. Zumpolle, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 28 mei 2014 door geweld of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, door die [slachtoffer] onverhoeds en ongewild bij zijn penis te pakken, aan die penis te trekken en/of aan/over de billen van die [slachtoffer] heeft gezeten/gewreven.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen en heeft zich daarbij gebaseerd op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit niet bewezen kan worden, omdat er onvoldoende wettig bewijs is. In het dossier bevindt zich met betrekking tot het ten laste gelegde slechts de verklaring van aangever. De verklaring van aangever is niet betrouwbaar, omdat zijn verklaring op detailpunten wisselend is. De overige getuigen hebben het verhaal van één en dezelfde bron gehoord, namelijk van aangever zelf.
Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij mogelijk per ongeluk aan de penis van aangever heeft gezeten, een terloopse aanraking. Het vereiste opzet om met een seksuele bedoeling aan de penis van aangever te zitten, ontbreekt daarom.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Verbalisant [verbalisant] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van de aangifte van aanranding gedaan door [aangeefster] , werd op 9 juli 2014 haar 19-jarige zoon [slachtoffer] verhoord. [voornaam slachtoffer] verklaarde:
- dat het in de douche begon,
- dat een man opeens aan zijn lul zat,
- dat de man aan zijn reet zat,
- dat hij de man had aangewezen. [2]
- dat hij zichzelf had weggedraaid en dat de man toen aan zijn achterkant zat.
- dat de man toen zachtjes op zijn rechterbil sloeg en streelde. [3]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik fitness in het [naam accommodatie] in Bussum. [4] Op 28 mei (de rechtbank begrijpt: in het jaar 2014) was die befaamde dag. Ik ben gaan fitnessen. Toen ben ik naar de douche gegaan. [5] [voornaam slachtoffer] en ik stonden naast elkaar in de douche. Ik ben vervolgens de douche uitgelopen en tegen [voornaam slachtoffer] aangelopen. [6] Ik ben met de achterkant van mijn hand tegen zijn geslachtsdeel gekomen. [7]
4.3.2
Bewijsoverweging
Het verweer van de raadsman dat het dossier onvoldoende wettige bewijsmiddelen bevat, wordt weerlegd door de inhoud van de hiervoor genoemde, door de rechtbank gebezigde, bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt over de verklaring van verdachte, dat hij per ongeluk met zijn hand tegen het geslachtsdeel van [slachtoffer] aan is gekomen, als volgt. Verdachte heeft wisselend verklaard over wat er op 28 mei 2014 is gebeurd in de douche van de sportschool. De getuigen die verdachte na het incident in de sportschool hebben aangesproken, hebben verklaard dat verdachte tegen hen zei dat hij niet aan die jongen had gezeten. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij tegen de achterkant van aangever aan is gelopen en dat hij denkt dat hij met zijn hand tegen het ‘achterste’ van aangever aan is gekomen. Vervolgens, toen de politie verdachte geconfronteerde met de verklaring van aangever dat verdachte ook aan zijn geslachtsdeel zou hebben gezeten, heeft verdachte verklaard dat hij met de achterkant van zijn hand tegen het geslachtsdeel is gekomen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij absoluut niet aan de billen van aangever heeft gezeten. Dit terwijl de getuigen die aangever ieder afzonderlijk direct na het incident hebben gesproken, steeds een op hoofdlijnen consistent verhaal van aangever te horen krijgen. Zij verklaren allen dat zij van aangever hebben gehoord dat verdachte zijn geslachtsdeel en billen heeft aangeraakt of betast.
De getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] verklaren daarnaast dat aangever hen ieder afzonderlijk direct na het incident heeft aangesproken en zij omschrijven aangever daarbij als ‘zichtbaar overstuur’, ‘helemaal over zijn toeren en met bloeddoorlopen ogen’ en ‘trillend en wit’.
Ook acht de rechtbank van belang dat aangever heeft verklaard dat hij, nadat verdachte aan zijn geslachtsdeel en billen had gezeten, aan verdachte heeft gevraagd of hij ook naar het Turks stoombad ging om van verdachte af te kunnen komen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij de oudere man en de jongen achter elkaar aan de douche uit zag lopen. De man deed ineens heel erg nerveus en ging het Turks stoombad in en meteen weer uit. Het viel hem echt op dat hij ineens heel erg zenuwachtig was. Verdachte heeft steeds ontkend dat hij, nadat hij uit de douche is gekomen, nog naar het Turks stoombad is geweest, terwijl getuige [getuige 1] daar duidelijk over heeft verklaard.
De verklaring dat verdachte per ongeluk tegen het geslachtsdeel van aangever aan zou zijn gekomen acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, niet geloofwaardig.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 28 mei 2014 te Bussum, door een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft
gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [slachtoffer] (terwijl beiden naakt stonden te douchen) onverhoeds en ongewild bij diens penis gepakt
en gezeten/gewreven aan/over de billen van die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, voor het geval de rechtbank tot een strafoplegging zou komen, het volgende naar voren gebracht. Aangever komt nog steeds onder dezelfde begeleiding in de sportschool. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat toen aangever zijn verhaal had gedaan aangever vrij snel weer over ging tot de orde van de dag. De verdediging leidt daaruit af dat het incident niet heel ingrijpend is geweest voor aangever.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft aangever, een 19-jarige autistische jongen met een verstandelijke beperking, in de douche van hun gezamenlijke sportschool onverhoeds en ongewild bij zijn penis gepakt en zijn billen betast. Dat verdachte misbruik heeft gemaakt van deze situatie wordt hem aangerekend. De douche van een sportschool moet voor een ieder die daar gebruik van maakt een veilige plek zijn om zich naakt te kunnen begeven, zonder aangeraakt te worden. Verdachte heeft afbreuk gedaan aan het feit dat de sportschool voor aangever een veilige plek was, waar hij, ondanks zijn beperkingen, zelfstandig kon sporten.
Op grond van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht kan geen taakstraf worden opgelegd in geval van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf kan worden opgelegd van maximaal zes jaar of meer en het misdrijf een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde feit echter niet een zodanige inbreuk op de lichamelijke integriteit heeft gemaakt dat geen taakstraf meer kan worden opgelegd.
In het voordeel van verdachte rekent de rechtbank mee dat hij een blanco strafblad heeft.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden bestaat aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Het voorwaardelijke deel van de werkstraf legt de rechtbank op omdat verdachte first offender is en om hem ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
80 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, van
deze werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.B. Eigeman, voorzitter,
mrs. H.A. Gerritse en A.G. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 oktober 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij op of omstreeks 28 mei 2014 te Bussum, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door
bedreiging met geweld en /of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft
gedwongen tot het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, immers heeft hij die [slachtoffer] (terwijl beiden naakt stonden te
douchen) onverhoeds en ongewild bij diens penis gepakt en/of aan die penis
getrokken en/of gezeten/gewreven aan/over de billen van die [slachtoffer] ;
art 246 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900-2014136606 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van uitwerking van het studioverhoor van [slachtoffer] , d.d. 11 juli 2014, p. 90.
3.Het proces-verbaal van uitwerking van het studioverhoor van [slachtoffer] , d.d. 11 juli 2014, p. 92.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 30 september 2014, p. 20.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 30 september 2014, p. 21.
6.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2015.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 30 september 2014, p. 41.