Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingslocatie Utrecht
Rechtbank Midden-Nederland
In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering was ingediend op 28 augustus 2015 en betrof een bedrag van € 90.219,12, dat de officier van justitie wilde vaststellen als het genoten wederrechtelijk voordeel door de veroordeelde. De rechtbank heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de officier van justitie, de veroordeelde en haar raadsman, mr. M.H.H. Meulenmeesters. Tijdens de zitting op 2 oktober 2015 heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd en het bedrag verlaagd naar € 80.818,06, na aftrek van kosten die reeds door de veroordeelde waren voldaan.
De verdediging heeft betoogd dat er geen bewijs is voor het genoten voordeel en dat de vordering tot ontneming afgewezen moet worden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor medeplichtigheid aan het telen van hennep, maar de rechtbank concludeert dat er geen wederrechtelijk voordeel is verkregen. De rechtbank baseert zich op het vonnis van 16 oktober 2015, waarin werd vastgesteld dat er geen oogst heeft plaatsgevonden in de hennepkwekerij. De rechtbank oordeelt dat de hennepplanten bij de ontdekking 49 dagen oud waren en dat het niet aannemelijk is dat er eerder is geoogst.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Deze beslissing is genomen door de rechters in een openbare zitting, waarbij de griffier aanwezig was.