ECLI:NL:RBMNE:2015:7851

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2015
Publicatiedatum
5 november 2015
Zaaknummer
16/661523-15 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak betreffende hennepteelt

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan over de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die betrokken was bij de teelt van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel € 30.880,68 bedraagt. Dit bedrag is gebaseerd op de berekeningen van de opbrengsten en kosten van de hennepkwekerij, die op 26 augustus 2014 werd aangetroffen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die aanvankelijk een hoger bedrag van € 80.818,06 had gevorderd, aangepast na het horen van de verdediging en het bestuderen van de bewijsstukken. De verdediging voerde aan dat er geen eerdere oogsten waren geweest, wat door de rechtbank werd erkend voor een van de kwekerijen, terwijl voor de andere kwekerij wel een eerdere oogst werd vastgesteld. De rechtbank heeft de kosten van de huur en andere uitgaven in mindering gebracht op de bruto opbrengsten van de hennepplanten. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om het vastgestelde bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank de hoofdelijkheid niet heeft vastgesteld, omdat de medeplegen niet bewezen was geacht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661523-15 (ontneming)
Vonnis van de rechtbank van 16 oktober 2015
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1982] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Deprocedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/661523-15, waaruit blijkt dat veroordeelde op
16 oktober door deze rechtbank is veroordeeld onder andere voor
Feiten 1 primair en 3 primair:
telkens: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
tot de in die uitspraak vermelde straf;
- het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 13 mei 2015 (pagina’s 1 tot en met 11 van het proces-verbaal met nummer PL0900-2014276422-1);
- het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 13 mei 2015 (pagina’s 1 tot en met 6 van het proces-verbaal met nummer PL0900-2014233156-1);
- de vordering van de officier van justitie strekkende tot vaststelling van het genoten wederrechtelijk voordeel met veroordeling van veroordeelde tot betaling daarvan aan de Staat tot een bedrag van € 90.219,12;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 2 oktober 2015;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsvrouw mr. N.J.H. Lina, advocaat te Utrecht, gehoord.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft haar vordering ter terechtzitting gewijzigd. De officier van justitie vordert thans het bedrag van wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op
€ 80.818,06 en verwijst daarvoor naar de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de twee rapporten van 13 mei 2015. Van dat bedrag dient te worden afgetrokken de twee rekeningen voor de niet-bemeten elektriciteit van Stedin Netbeheer B.V., ten bedrage van in totaal € 9.401,06, die door veroordeelde en zijn echtgenote reeds zijn voldaan.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er op beide adressen geen eerdere oogsten zijn geweest. Veroordeelde heeft verklaard begin juli 2014 te zijn gestart op beide adressen. Volgens hem waren de planten die op 26 augustus 2014 zijn aangetroffen acht weken oud. Ook uit de indicatoren van Stedin kan niet worden vastgesteld dat er eerder geoogst zou zijn.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Het uitgangspunt van deze berekening is het hiervoor genoemde vonnis van deze rechtbank van 16 oktober 2015. Veroordeelde is in dit vonnis veroordeeld voor – voor zover relevant en kort gezegd -:
het telen van hennep in de woning aan de [adres] te [woonplaats] en in de woning aan de [adres] te [woonplaats] op 26 augustus 2014.
De rechtbank ontleent aan de inhoud van de bewijsmiddelen het oordeel dat de veroordeelde door dit handelen een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
2.3.1
De berekening
De [adres] te [woonplaats]
Op 26 augustus 2014 vond er een onderzoek plaats in de woning [adres] te [woonplaats] . Hierbij werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De aangetroffen kweekruimtes waren ten tijde van het aantreffen voorzien van hennepplanten. Gezien de aangetroffen situatie is het aannemelijk dat er eerder hennep is geoogst in de kwekerijen. [1]
Kweekruimte 1
In de 1e kweekruimte stonden 119 hennepplanten. Het BOOM-rapport [2] stelt dat de gemiddelde opbrengst 28,2 gram hennep per plant is. [3] De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt: 119 planten x 28,2 gram = 3.356 gram.
Volgens het BOOM-rapport bedraagt de verkoopprijs van hennep minimaal € 3,28 per gram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt 3.356 gram x € 3,28 = € 11.007,68.
In de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van een eerder gerealiseerde oogst in de eerste kweekruimte. Uitgangspunt hierbij is een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst. [4]
De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken [5] hennepkwekerij zijn op basis van het rapport van het BOOM als volgt:
- Afschrijvingskosten: € 150,00
- Hennepstekken: € 416,50
- Variabele kosten: € 396,27
-----------
Totaal aan kosten kweekruimte 1: € 962,77
Kweekruimte 2
In de 2e kweekruimte stonden 279 hennepplanten. Het BOOM-rapport stelt dat de gemiddelde opbrengst 28,2 gram hennep per plant is. De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt: 279 planten x 28,2 gram = 7.868 gram. [6]
Volgens het BOOM-rapport bedraagt de verkoopprijs van hennep minimaal € 3,28 per gram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt 7868 gram x € 3,28 = € 25.807,04.
In de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van een eerder gerealiseerde oogst in de eerste kweekruimte. Uitgangspunt hierbij is een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst. [7]
De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij zijn op basis van het rapport van het BOOM als volgt:
- Afschrijvingskosten: € 200,00
- Hennepstekken: € 976,50
- Variabele kosten: € 929,07
-----------
Totaal aan kosten kweekruimte 1: € 2.105,57
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
De eerste kweekruimte:
Bruto opbrengst € 11.007,68
Totale kosten -/- € 962,77
De tweede kweekruimte:
Bruto opbrengst € 25.807,04
Totale kosten -/- € 2.105,57
De woning aan de [straatnaam] was geheel ingericht ten behoeve van de hennepteelt. De huurpenningen zullen daarom in mindering gebracht worden, te weten:
Huur per maand: € 554,59
Bijkomende kosten per maand: € 134,59
--------------
Totale kosten per maand: € 689,18
Totale kosten per week = 689,18 : 4 = € 172,29 x 10 weken (1 kweekperiode) = € 1.722,90. [8]
Veroordeelde heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb een hennepkwekerij gehad op het adres [adres] te [woonplaats] . Begin april 2014 zijn wij officieel verhuisd vanuit de [adres] te [woonplaats] naar de [adres] te [woonplaats] . [9]
Overweging ten aanzien van de [adres] te [woonplaats]
Veroordeelde heeft verklaard dat hij niet heeft geoogst in de hennepkwekerij in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De officier van justitie is, gelijk aan het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, uitgegaan van twee eerdere oogsten. De rechtbank stelt vast dat er één keer eerder is geoogst in deze hennepkwekerij. Daarbij is gelet op de verklaring van veroordeelde dat zij begin april 2014 van de woning aan de [adres] te [woonplaats] over zijn gegaan naar de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Gelet op het feit dat een gemiddelde hennepcyclus tien weken bedraagt en de hennepkwekerij op 26 augustus 2014 is aangetroffen, is het aannemelijk dat er één keer eerder is geoogst.
De berekening is derhalve als volgt:
Kweekruimte 1:
Opbrengst: € 11.007,68
Kosten: -/- € 2.105,57
-----------------
Totaal: € 8.902,11
Kweekruimte 2:
Opbrengst: € 25.807,04
Kosten: -/- € 2.105,57
-----------------
Totaal: € 23.701,47
Wederrechtelijk verkregen voordeel: € 8.902,11 + € 23.701,47 – € 1.722,90 (kosten huur) = € 30.880,68.
De [adres] te [woonplaats] :
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat er is geoogst in de hennepkwekerij aan de [adres] te [woonplaats] . Veroordeelde heeft verklaard begin april 2014 verhuisd te zijn naar deze woning en in begin juli 2014 te zijn gestart met de hennepkwekerij in deze woning. Gelet op het feit dat de hennepplanten in deze kwekerij 49 dagen oud waren bij het aantreffen op 26 augustus 2014, acht de rechtbank de verklaring van veroordeelde dat er niet eerder geoogst is aannemelijk geworden. Het wederrechtelijk verkregen voordeel voor deze hennepkwekerij wordt daarom op € 0,- vastgesteld.
2.3.2
Wederrechtelijk verkregen voordeel en betalingsverplichting
Op grond van het vorenstaande wordt vastgesteld dat [veroordeelde] een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gekregen van € 30.880,68.
De rechtbank heeft in het vonnis in de hoofdzaak van 16 oktober 2015 medeplegen niet bewezen geacht en veroordeelde hiervan vrijgesproken. De rechtbank acht dan ook geen termen aanwezig om de hoofdelijkheid te bepalen.

3.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 30.880,68;
- legt aan [veroordeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 30.880,68ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.G. Bakker, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en R.B. Eigeman, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. van Elk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 oktober 2015.

Voetnoten

1.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, d.d. 13 mei 2015, p. 2.
2.De rapporten ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie van 14 april 2005 en 1 november 2010.
3.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, d.d. 13 mei 2015, p. 3.
4.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, d.d. 13 mei 2015, p. 4.
5.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, d.d. 13 mei 2015, p. 5.
6.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, d.d. 13 mei 2015, p. 6.
7.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, d.d. 13 mei 2015, p. 7.
8.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, d.d. 13 mei 2015, p. 9.
9.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2015.