ECLI:NL:RBMNE:2015:7849

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2015
Publicatiedatum
5 november 2015
Zaaknummer
16/604226-05 (TBS)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling en verlenging van de termijn voor de TBS

Op 29 oktober 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1967, die onder toezicht staat van de rechtbank vanwege een eerdere veroordeling voor een poging tot doodslag, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigen niet toegewezen en de beslissing van 20 juli 2015 bevestigd, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling met een jaar is verlengd. De rechtbank heeft de procesgang en de relevante stukken in overweging genomen, waaronder het reclasseringsadvies en de standpunten van de inrichting en de officier van justitie. De terbeschikkinggestelde was niet aanwezig op de zitting, maar de rechtbank oordeelde dat de behandeling niet aangehouden hoefde te worden. De reclassering en de inrichting hebben beide aangegeven dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging op dit moment niet verantwoord is, gezien de huidige omstandigheden van de terbeschikkinggestelde, waaronder het ontbreken van huisvesting, dagbesteding en inkomen, alsook de zorgen over terugval in middelengebruik. De rechtbank concludeert dat het thans nog te vroeg is voor een voorwaardelijke beëindiging en dat verpleging in een dwangkader noodzakelijk blijft. De rechtbank heeft daarbij de artikelen 38d, 38e en 38g van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/604226-05 (TBS)
Beslissing van de meervoudige kamer in strafzaken d.d. 29 oktober 2015, in vervolg op haar beslissing van 20 juli 2015
in de zaak van de officier van justitie tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] , op [1967] ,
verblijvende te [verblijfplaats] ,
advocaat mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- het verkort vonnis van deze rechtbank van 14 juli 2006 waarbij [terbeschikkinggestelde] onder meer ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege voor een poging tot doodslag, mishandeling en bedreiging;
- stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 10 augustus 2006 en dat [terbeschikkinggestelde] op 25 maart 2013 is opgenomen in [verblijfplaats] ;
- de beslissing van deze rechtbank van 20 juli 2015, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd voor de duur van één jaren en waarbij de definitieve beslissing over de al dan niet voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aangehouden is tot 15 oktober 2015 te 9:00 uur;
- het reclasseringsadvies van [A] , van 5 oktober 2015;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [terbeschikkinggestelde] , over het 2e tot en met het 4e kwartaal van 2014 en het 1e kwartaal van 2015.

2.De procesgang

De terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is bij beslissing van 20 juli 2015 verlengd voor de duur van één jaar. De definitieve beslissing over het al dan niet voorwaardelijk beëindigen van de verpleging van overheidswege is aangehouden tot de zitting van 15 oktober 2015.
Op de zitting van 15 oktober 2015 is gehoord de officier van justitie en de raadsman van de terbeschikkinggestelde, mr. W.J. Ausma. De terbeschikkinggestelde is, alhoewel daartoe te zijn aangezegd in de beslissing van de rechtbank van 20 juli 2015, niet verschenen. De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat voldaan is aan het gestelde in artikel 509s van het Wetboek van Strafvordering en dat de behandeling ter zitting niet hoeft te worden aangehouden om de terbeschikkinggestelde te kunnen horen. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat voldaan is aan het gestelde in artikel 509s van het Wetboek van Strafvordering, nu de terbeschikkinggestelde op de zitting van 20 juli 2015 wel is gehoord op de beslissing tot verlenging van de terbeschikkingstelling en thans alleen nog de beslissing tot het al dan niet voorwaardelijk beëindigen van de dwangverpleging aan de orde is.
Voorts zijn de deskundigen drs. [B] , hoofd behandeling en werkzaam bij de [verblijfplaats] en [A] , reclasseringswerker bij Tactus Reclassering, gehoord.

3.Het standpunt van de reclassering

Het standpunt van de reclassering blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De getuige-deskundige [A] heeft het rapport en het advies van de reclassering toegelicht. Het standpunt luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.
Huisvesting en wonen
In de dossierstukken van de kliniek staat beschreven dat men het doel heeft om betrokkene middels een transmuraal kader opnieuw te laten resocialiseren middels een verblijf bij de forensische tussenvoorziening van [naam instelling] . Omdat de aangevraagde verlofuitbreiding is afgewezen, kan betrokkene vooralsnog niet terecht bij de forensische tussenvoorziening. Het doel van resocialiseren op dit gebied blijft gehandhaafd. Met het oog op een eventuele voorwaardelijke beëindiging heeft de reclassering op 28 augustus 2015 een indicatieadvies voor beschermd wonen aangevraagd bij het NIFP/ifz. Op 17 september 2015 ontving de reclassering schriftelijk bericht dat het NIFP adviseert om de maatregel met een jaar te verlengen omdat betrokkene nog gebaat is bij de intensieve begeleiding binnen het huidige [verblijfplaats] . Bij een eventuele voorwaardelijke beëindiging beschikt betrokkene derhalve niet over geschikte huisvesting.
Opleiding, werk en leren
Betrokkene geeft aan dat hij zelf contact heeft gehad met [C] , trajectbegeleider bij de [verblijfplaats] . Betrokkene heeft aangegeven dat hij graag weer zou willen werken bij het [naam stichting] en daar zo weer terug kan komen om te werken. [C] heeft aan de reclassering laten weten dat hij gaat overleggen met de hoofdbehandelaar van betrokkene en als hij groen licht krijgt in gesprek zal gaan met het [naam stichting] over de mogelijkheden. Bij een eventuele voorwaardelijke beëindiging heeft betrokkene vooralsnog geen dagbesteding.
Inkomen en omgaan met geld
Betrokkene heeft vanwege zijn verblijf bij [verblijfplaats] momenteel geen inkomen. Er zijn schulden. [verblijfplaats] raadt aan om bij een eventuele voorwaardelijke beëindiging bewindvoering in te zetten. Betrokkene geeft aan dat hij open staat voor begeleiding op het gebied van financiën.
Middelengebruik
Voor aanvang van de TBS-maatregel was betrokkene verslaafd aan alcohol en drugs. In het recente verlengingsadvies van [verblijfplaats] staan een drietal incidenten (6 maart, 28 april en 13 november 2014) benoemd waarbij sprake is geweest van alcohol en/of cocaïnegebruik. Betrokkene zegt stellig dat hij sinds december 2014 zelf een bewuste keuze heeft gemaakt dat hij geen drugs meer zal gaan gebruiken in de toekomst. Uit informatie van de afdeling waar betrokkene verblijft blijkt dat betrokkene tweemaal per week Antabus gebruikt, en dat dit voorstel allereerst van zijn toenmalige behandelaar kwam vanwege een forse terugval in alcoholgebruik.
Op 9 september 2015 heeft de reclassering contact opgenomen met drs. [B] , hoofdbehandelaar van betrokkene. Hij geeft aan dat een verbod op middelengebruik belangrijk is. Naar zijn mening ligt het grootste risico bij een eventuele voorwaardelijke beëindiging in terugval in middelengebruik en gewelddadig gedrag. De heer [B] benadrukt dat in november 2014 nog een fors incident is geweest waarbij betrokkene zwaar onder invloed van alcohol was waarbij hij suïcidale uitspraken deed en medewerkers aanviel. Het ontbreekt betrokkene aan probleeminzicht op dit gebied.
Conclusie reclassering:
Betrokkene stelt zich in het contact met de reclassering open en transparant op. De boosheid over het mislukken van het eerdere resocialisatietraject is duidelijk zichtbaar en betrokkene geeft daarvan onder andere de reclassering de schuld. Betrokkene zegt gemotiveerd te zijn om te resocialiseren buiten de kliniek en zegt aan alles te zullen meewerken.
Gezien het eerder mislukken van het resocialisatietraject, de incidenten het afgelopen jaar, de borderline- en verslavingsproblematiek en de mening van de behandelaren, wordt niet gepleit voor een verkorte snelle uitstroom. De reclassering maakt de inschatting dat betrokkene zijn problematiek onderschat en zichzelf overschat. Geconcludeerd wordt dat er onvoldoende basis is voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Een voorwaardelijke beëindiging zou volgens de reclassering op dit moment geen eerlijke kans bieden op een verantwoord resocialisatietraject en wordt daarom door de reclassering afgeraden. De reclassering is van mening dat resocialiseren middels transmuraal verlof en proefverlof beter passend is. Geadviseerd wordt om betrokkene niet in aanmerking te laten komen voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.

4.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting is ter zitting door [B] – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht:
Betrokkene wil graag grote stappen maken. Dat kan echter misgaan, zoals in het verleden ook is gebleken. Tegelijkertijd vindt hij het ook moeilijk om weg te gaan. Dat past ook bij zijn borderline persoonlijkheidsstoornis. Binnen dat krachtenspel wordt geprobeerd een verstandige keuze te maken. De inrichting acht het op dit moment verstandig om betrokkene eerst intern over te plaatsen, naar een pre-resocialisatieafdeling. Dit wilde betrokkene in eerste instantie niet, maar er is toch tegen hem gezegd dat hij aan dat idee moest gaan wennen. Men moet zich niet laten verleiden tot het maken van te grote stappen. Het is fors mis gegaan in het verleden, dus het is van belang dat het traject zorgvuldig wordt uitgestippeld. Gekozen moet worden voor de weg van de geleidelijkheid. In principe zou betrokkene volgende week al naar de pre-resocialisatieafdeling kunnen worden overgeplaatst. Voor de volgende stap zijn transmuraal verlof en een dagbesteding nodig. Dat moet uitgezocht worden. Binnen de pre- resocialisatieafdeling wordt betrokkene voorbereid op transmuraal verlof.
Een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging is thans niet aan de orde.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging op dit moment niet aan de orde is.

6.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. Indien de dwangverpleging niet voorwaardelijk wordt beëindigd, zullen op de volgende verlengingszitting wel concrete stappen gemaakt moeten zijn in de richting van een voorwaardelijke beëindiging.

7.De beoordeling

Zowel de inrichting als de reclassering hebben aangeven dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging op dit moment te vroeg is. Betrokkene beschikt thans niet over huisvesting, dagbesteding en een inkomen. Daarnaast zijn er nog zorgen over terugval in middelen- en alcoholgebruik, gelet op het feit dat er in 2014 nog een aantal forse incidenten is geweest. Het wordt van belang geacht om de weg van de geleidelijkheid te kiezen, aangezien een eerder resocialisatietraject is mislukt. Betrokkene zal bij een geleidelijke uitstroom, onder toezicht van de kliniek, beter gebaat zijn. De kliniek is bereid om voortvarend aan de slag te gaan met de resocialisatie van de terbeschikkinggestelde door hem zo snel mogelijk over te plaatsen naar een pre-resocialisatieafdeling. Binnen die afdeling zal de terbeschikkinggestelde vervolgens worden voorbereid op transmuraal verlof.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het thans nog te vroeg is om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen en acht verpleging in een dwangkader, zoals dat door de kliniek en reclassering wordt geadviseerd, noodzakelijk.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d, 38e en 38g van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
- acht geen termen aanwezig de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen;
- bevestigt voor het overige de beslissing van deze rechtbank van 20 juli 2015, voor zover deze inhoudt de verlenging van de termijn voor de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] voor de duur van één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. V. van Dam, voorzitter, mr. K.J. Veenstra en mr. J.A. Spee, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. van Elk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2015.
Mr. J.A. Spee is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.