ECLI:NL:RBMNE:2015:7844

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2015
Publicatiedatum
5 november 2015
Zaaknummer
16/706100-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen in een verzorgingstehuis door een werknemer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2015, is de verdachte veroordeeld voor meerdere diefstallen gepleegd in een verzorgingstehuis waar zij werkzaam was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 14 februari 2014 tot en met 5 september 2014 in Amersfoort, door middel van een valse sleutel, een aanzienlijk geldbedrag en diverse goederen heeft gestolen van het verzorgingshuis. Daarnaast heeft zij in de periode van 5 juli 2014 tot en met 5 december 2014 een droger en een laptop gestolen van hetzelfde verzorgingshuis, en in september 2014 een waardevolle klok van een bewoner. De verdachte heeft de feiten onder 1 tot en met 3 bekend, maar is vrijgesproken van feit 4, dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

De rechtbank heeft de verdachte een werkstraf van 200 uren opgelegd, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 100 dagen kan worden opgelegd. Tevens is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en het meewerken aan schuldhulpverlening. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft spijt betuigd en er is geen sprake van een ziekelijke stoornis. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straffen passend zijn, maar heeft enkele van de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden niet noodzakelijk geacht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/706100-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 29 oktober 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1983] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. N. Tanoglu, advocaat te ‘s-Gravenhage.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 14 februari 2014 tot en met 5 september 2014 in Amersfoort door middel van een valse sleutel € 10.891,-, een televisie, een computer, een koffieapparaat, een hoeveelheid dvd’s, een printer, een hoeveelheid beeldjes en twee lampen heeft gestolen van [naam verzorgingshuis] ;
Feit 2:
in de periode van 5 juli 2014 tot en met 5 december 2014 in Amersfoort een droger en een laptop heeft gestolen van [naam verzorgingshuis] ;
Feit 3:
in de periode van 5 september 2014 tot en met 10 september 2014 in Amersfoort een klok heeft gestolen van [benadeelde 1] ;
Feit 4:
op 31 december 2012 in Ermelo om ongeveer 05:00 uur uit een woning waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van een valse sleutel, 50 euro heeft gestolen van [benadeelde 2] .

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de feiten 1 tot en met 3 wettig en overtuigend bewezen en heeft zich daarbij gebaseerd op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Het ten laste gelegde onder feit 4 kan niet wettig en overtuigend bewezen worden en verdachte dient van dat feit te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 tot en met 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de onder feit 4 ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft dit feit ontkend en ook uit de overige bewijsmiddelen is niet voldoende vast komen te staan dat verdachte zich aan deze gekwalificeerde diefstal schuldig heeft gemaakt. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2
Feiten en omstandigheden
Aangezien verdachte de ten laste gelegde onder 1 tot en met 3 heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] namens [naam verzorgingshuis] [2] ;
- Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] namens [naam verzorgingshuis] [3] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2015 [4] .
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] namens [naam verzorgingshuis] [5] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2015 [6] .
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] namens [benadeelde 1] [7] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2015 [8] .
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 14 februari 2014 tot en met 05 september 2014 te Amersfoort, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
* een groot geldbedrag, en
* een televisie van het merk Sony, en
* een computer, en
* een koffieapparaat van het merk Senseo, en
* een grote hoeveelheid dvd's, en
* een printer, en
* een hoeveelheid beeldjes, en
* een drakenlamp,
toebehorende aan [naam verzorgingshuis] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
2.
op tijdstippen in de periode van 05 juli 2014 tot en met 05 december 2014 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een droger van het merk Siemens en een laptop van het merk Dell, toebehorende aan [naam verzorgingshuis] ;
3.
in de periode van 05 september 2014 tot en met 10 september 2014 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een klok van het merk
Jaeger-LeCoultre Atmos, toebehorende aan [benadeelde 1] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
Feit 2:diefstal, meermalen gepleegd;
Feit 3: diefstal.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 tot en met 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen met aftrek van het voorarrest en een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden dat verdachte moet meewerken aan reclasseringstoezicht, schuldhulpverlening, een ambulante behandeling voor haar psychische problemen en het vinden van werk anders dan in de verzorging.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een werkstraf van kortere duur dan door de officier van justitie geëist, met een voorwaardelijk deel, passend is. Aan de voorwaardelijke werkstraf kan de voorwaarde worden gekoppeld dat verdachte mee moet werken aan reclasseringscontact. De overige door de officier van justitie geëiste bijzondere voorwaarden zijn volgens de raadsvrouw te verstrekkend om op te leggen zonder reclasseringsadvies.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een geldbedrag van ongeveer € 10.000,- gestolen uit een kluis van haar werkgever, het [naam verzorgingshuis] , alsmede een wasdroger en een laptop. Daarnaast heeft zij een waardevolle klok gestolen van een bewoner van het [naam verzorgingshuis] die zij verzorgde en heeft zij een groot aantal goederen gestolen van een overleden bewoner. De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat zij op grove wijze het vertrouwen dat in haar als werkneemster, maar bovenal als verzorgende van kwetsbare personen was gesteld, heeft geschonden. Daarnaast wordt haar aangerekend dat het niet een eenmalig incident is geweest, maar dat zij steeds opnieuw heeft besloten om op deze wijze goederen te stelen.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld. Daarnaast heeft verdachte verklaard veel spijt te hebben van de door haar gepleegde feiten.
Uit de rapportage pro justitia van 8 oktober 2015, opgemaakt door GZ-psycholoog D. Knevel onder supervisie van M.F. Raven, blijkt dat verdachte zich voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten schuldig voelde naar haar kinderen toe, omdat zij het idee had dat ze hen niet voldoende materiële spullen kon geven. Deze schuldgevoelens hebben haar aangezet tot het plegen van diefstallen. Daarnaast wilde verdachte het zelf financieel beter hebben en wilde ze graag aan de buitenwereld laten zien het financieel goed te hebben. Er is geen sprake van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige gewetensontwikkeling. Verdachte heeft in haar huidige baan er bewust voor gekozen om niet meer in nachtdiensten te werken om het risico om opnieuw diefstallen te plegen te verminderen. Een interventieadvies wordt volgens de psycholoog niet zinvol geacht.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden de eis van de officier van justitie voor wat betreft de hoogte van de straf passend en geboden is.
Dit geldt echter niet voor de door de officier van justitie geëiste bijzondere voorwaarden. Niet noodzakelijk wordt geacht dat verdachte mee moet werken aan schuldhulpverlening en het vinden van een andere werkkring dan in de verzorging. Wel wordt verdachte verplicht om zich te melden bij de reclassering en zich te houden aan de aanwijzingen die door de reclassering worden gegeven. Verdachte zal hierdoor voldoende begeleiding kunnen ontvangen op de leefgebieden waar zij begeleiding bij nodig heeft. Verdachte heeft aangegeven hieraan te willen meewerken.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een werkstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich meldt bij de reclassering en zich houdt aan de aanwijzingen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder feit 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
Feit 2: diefstal, meermalen gepleegd;
Feit 3: diefstal.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling.
- Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich na haar veroordeling binnen twee dagen meldt bij Reclassering Nederland op het adres te De Meent 4, 8224 BR Lelystad. Vervolgens moet zij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. van Ommeren, voorzitter,
mrs. C.A.M. van Straalen en J.A. Spee, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 oktober 2015.
Mrs. C.A.M. van Straalen en J.A. Spee zijn buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
zij op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 14 februari
2014 tot en met 05 september 2014 te Amersfoort, in elk geval in Nederland,
telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
* 10.891 euro, althans een (groot) geldbedrag en/of
* een televisie (van het merk Sony) en/of
* een computer en/of
* een koffieapparaat (van het merk Senseo) en/of
* een (grote) hoeveelheid dvd's en/of
* een printer en/of
* een hoeveelheid beeldjes (van de serie 'The Lord of the Rings') en/of
* twee, in elk geval een (draken)lamp(en),
in elk geval enig(e) goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan [naam verzorgingshuis] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door
middel van een valse sleutel, in elk geval door middel van een sleutel tot het
gebruik waarvan zij, verdachte, niet is/was gerechtigd;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 juli 2014
tot en met 05 december 2014 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een droger (van
het merk Siemens) en/of een laptop (van het merk Dell), in elk geval enig(e)
goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan [naam verzorgingshuis] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
zij in of omstreeks de periode van 05 september 2014 tot en met 10 september
2014 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een klok (van het merk
Jaeger-LeCoultre Atmos), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
4.
zij op of omstreeks 31 december 2012 te Ermelo, in elk geval in Nederland, om
ongeveer 05:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde
tijd, in een woning gelegen aan de Koningin Emmalaan , alwaar verdachte zich
buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, waarbij zij,
verdachte, zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van een
valse sleutel, in elk geval door middel van een sleutel tot gebruik waarvan
zij, verdachte, (op dat tijstip) niet is/was gerechtigd, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 50 euro, in elk geval enig geld,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900-2015053826 (onderzoek 094TIKTAK) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] namens [naam verzorgingshuis] , met goederenbijlage, d.d. 27 februari 2014, p. 28 t/m 32.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] namens [naam verzorgingshuis] , met goederenbijlage, d.d. 11 november 2014, p. 40 t/m 43.
4.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2015.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] namens [naam verzorgingshuis] , met goederenbijlage, d.d. 5 december 2014, p. 45 t/m 47.
6.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2015.
7.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] namens [benadeelde 1] , d.d. 12 september 2014, p. 12 t/m 14.
8.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2015.