ECLI:NL:RBMNE:2015:780

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
11 februari 2015
Zaaknummer
16.659520-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot doodslag

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot doodslag. De feiten vonden plaats op 8 mei 2014 in Hilversum, waar de verdachte samen met anderen [slachtoffer 1] zou hebben ontvoerd. Tijdens de ontvoering zou er vanuit de auto op politieagenten zijn geschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. De rechtbank twijfelt aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever en concludeert dat er geen direct bewijs is dat de verdachte actief heeft bijgedragen aan de ontvoering of de poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte daarom vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast zijn de benadeelde partijen, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van de hem ten laste gelegde feiten is vrijgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659520-14
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 februari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [woonplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het onderzoek heeft, na aanvang van het onderzoek op 14 augustus 2014 en voortzetting op 16 oktober 2014 en 13 januari 2015, inhoudelijk plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 27 januari 2015, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A.C. van Vuuren, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. M. Kamper en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 mei 2014 tot en met 09 mei 2014 te Hilversum en/of Almere en/of Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk wederrechtelijk
die [slachtoffer 1]
- vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- een of meerma(a)l(en) (met een pistool, althans een voorwerp) (op het hoofd) geslagen en/of
- ( vervolgens) met een stroomstootwapen geraakt waarbij/waarna (vervolgens) die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
- ( vervolgens) over de grond gesleept/getrokken en/of
- in een (bestel)auto gesleept/getrokken waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) met die (bestel)auto (met hoge snelheid) is/zijn weggereden en/of
- ( vervolgens) (in die (bestel)auto) een doek over het hoofd gelegd en/of
- ( in die (bestel)auto) de hand(en) en/of voet(en) vastgebonden en/of (vervolgens) met die [slachtoffer 1] gedurende een periode van ongeveer een halfuur in de (bestel)auto gereden
2.
Primair
hij op of omstreeks 08 mei 2014 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie Midden-Nederland) en/of [slachtoffer 3] (agent van politie Midden-Nederland) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s), (terwijl hij/zij (met hoge snelheid) met een (bestel)auto over de Rijksweg A27 reed/reden en die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in een opvallend dienstvoertuig (op korte afstand) achter verdachte en/of zijn mededader(s) reed/reden)
- de (achter)ruit uit die (bestel)auto geduwd/getrapt/geslagen en/of
- ( vervolgens) door de aldus ontstane opening (in de achterzijde van die (bestel)auto) met (een) vuurwapen(s) meermalen, althans eenmaal, (gericht) op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], althans op dat opvallend dienstvoertuig geschoten,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 08 mei 2014 te gemeente Hilversum tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie Midden-Nederland) en/of [slachtoffer 3] (agent van politie Midden-Nederland), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (terwijl hij/zij (met hoge snelheid) met een (bestel)auto over de Rijksweg A27 reed/reden en die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in een opvallend dienstvoertuig (op korte afstand) achter verdachte en/of zijn mededader(s) reed/reden)
- de (achter)ruit uit die (bestel)auto heeft/hebben geduwd/getrapt/geslagen en/of
- ( vervolgens) door de aldus ontstane opening (in de achterzijde van die (bestel)auto) met (een) vuurwapen(s) meermalen, althans eenmaal, (gericht) op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], althans op dat opvallend dienstvoertuig heeft/hebben geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 mei 2014 tot en met 09 mei 2014 te Hilversum en/of Almere en/of Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een of meer (vuur)wapens van categorie II en/of III en/of munitie van categorie II en/of III, voorhanden heeft/hebben gehad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van de inhoud van het dossier de aan verdachte onder
1 en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte wegens gebrek aan bewijs van het onder feit 3 tenlastegelegde vrij te spreken.
De officier van justitie heeft zich bij het voornoemde gebaseerd op de in het ter zitting overgelegde schriftelijke requisitoir omschreven gronden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de aan verdachte onder 1, 2 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft zijn standpunt verwoord in het ter zitting overgelegde schriftelijke pleidooi.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 1, feit 2 primair en feit 2 subsidiair
Op grond van de stukken in het dossier stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] in de nacht van 8 mei 2014 op 9 mei 2014 in Hilversum door meerdere mannen is ontvoerd en dat hij door de daders in een rode Volkswagen Caddy is vervoerd van Hilversum naar Lelystad. Tijdens de rit naar Lelystad is vanuit de Volkswagen Caddy op de achtervolgende politieauto geschoten. De Volkswagen Caddy en [slachtoffer 1], die onder het bloed zat, worden die nacht door de politie aangetroffen in Lelystad in de wijk de Archipel. De politie treft verdachte [verdachte] dertien minuten na de melding door [slachtoffer 1] alleen aan in de buurt van de Volkswagen Caddy.
De rechtbank twijfelt niet aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever [slachtoffer 1] op het punt van zijn ontvoering. Wel bestaat bij de rechtbank op basis van de overige inhoud van het dossier de indruk dat [slachtoffer 1] geen openheid van zaken heeft gegeven over een mogelijk motief voor zijn ontvoering en over wie in dat kader als dader bij zijn ontvoering betrokken zou(den) kunnen zijn geweest. Daardoor blijft de context waarin de ontvoering heeft plaatsgevonden en hetgeen zich precies in de betreffende nacht heeft afgespeeld voor de rechtbank onduidelijk.
Het aantreffen van een mengprofiel van minimaal zeven personen op het laken dat in de laadruimte van de Volkswagen Caddy hing, waarbij het DNA profiel van verdachte past in dit mengprofiel, maar zonder dat een bewijswaarde kan worden vastgesteld, het aantreffen van het DNA van [slachtoffer 1] in bloed dat op de veter en op de broekspijp van verdachte zat, het aantreffen van schotrestdeeltjes op de handen en kleding van verdachte en het feit dat de politie verdachte relatief kort na de melding van de ontvoering in de buurt van de Volkswagen Caddy aantreft, roept zonder meer het serieuze vermoeden op van betrokkenheid van verdachte bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1], zoals tenlastegelegd onder feit 1 en bij de poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling van de agenten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], zoals tenlastegelegd onder feit 2. Rechtstreeks bewijs waaruit de actieve bijdrage van verdachte bij het plegen van deze feiten volgt ontbreekt echter in het dossier. De door getuigen afgelegde verklaringen, de in het dossier genoemde signalementen van de daders en de resultaten van het onderzoek naar de historische verkeersgegevens en zendmastgegevens leveren dit rechtstreekse bewijs niet. Hierdoor kan niet vastgesteld worden dat verdachte, al dan niet in nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen, die [slachtoffer 1] in Hilversum met geweld in de Volkswagen Caddy heeft gezet. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte zich in de Volkswagen Caddy heeft bevonden gedurende de rit van Hilversum naar Lelystad, toen er vanuit die auto werd geschoten. Niet kan worden uitgesloten dat verdachte pas met de Volkswagen Caddy en [slachtoffer 1] in aanraking is gekomen op het moment dat de Volkswagen Caddy reeds in Lelystad was aangekomen in de wijk de Archipel. De verklaring van verdachte op dit punt, inhoudende dat hij in de Archipel een vriend ontmoette, dat hij deze vriend had geholpen door een man uit de Volkswagen Caddy te slepen, dat hij daarna zijn eigen weg weer was gegaan en dat hij aldus geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij de ontvoering, kan door het ontbreken van rechtstreeks bewijs niet door de inhoud van het dossier worden weerlegd. Daarbij is van belang dat deskundigen hebben geconcludeerd dat niet kan worden vastgesteld dat de schotresten op de handen en kleding van verdachte daar door primaire overdracht terecht zijn gekomen, omdat niet kan worden uitgesloten dat sprake is geweest van secundaire overdracht. Het feit dat verdachte dertien minuten na de melding door aangever nog in de buurt van de Volkswagen Caddy wordt aangetroffen, terwijl andere betrokkenen niet meer in de buurt te vinden zijn, roept vragen op over de feitelijke gang van zaken en is in ieder geval niet zonder meer indicatief voor betrokkenheid van verdachte bij de gebeurtenissen eerder die nacht.
Gelet op het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten te kunnen komen. De inhoud van het dossier biedt overigens ook onvoldoende aanknopingspunten dat de verdachte zich aan deze feiten heeft schuldig gemaakt in de zin van het medeplegen van deze handelingen, terwijl ze feitelijk door een ander of anderen zijn verricht.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van feit 1, feit 2 primair en feit 2 subsidiair vrijspreken.
Vrijspraak van feit 3
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er geen bewijs in het dossier aanwezig is voor het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit nu er blijkens het onderzoek geen wapens en munitie zijn aangetroffen. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 3 vrijspreken.

5.DE BENADEELDE PARTIJEN

Voor aanvang van de terechtzitting hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich als benadeelde partijen in dit geding gevoegd en ieder een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door elk van de benadeelde partijen begroot op een bedrag van € 1.500,00 ter zake van immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de door de benadeelde partijen ingediende vorderingen tot schadevergoeding, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dienen in de door hen afzonderlijk ingediende vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder feit 1, feit 2 primair, feit 2 subsidiair en feit 3 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en
mr. F.C. Burgers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2015.