ECLI:NL:RBMNE:2015:7732

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2015
Publicatiedatum
29 oktober 2015
Zaaknummer
3924404 UC EXPL 15-3295
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en ontbinding van overeenkomst in het kader van advertentieplaatsing

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Dichtbij B.V. betaling van openstaande facturen van een overeenkomst met [naam], die advertenties van [gedaagde] op de nieuwssite Dichtbij.nl heeft laten plaatsen. De overeenkomst werd in 2012 en 2013 gesloten, waarbij Dichtbij zich verplichtte om advertenties te plaatsen in ruil voor betaling door [naam]. Na klachten over de dienstverlening heeft [naam] geprobeerd de overeenkomst te ontbinden, maar Dichtbij heeft de vordering tot betaling van de facturen doorgezet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dichtbij haar verplichtingen is nagekomen en dat [naam] niet tijdig heeft aangemaand om de overeenkomst na te komen. De rechter oordeelt dat [naam] in verzuim is gekomen en dat de vordering van Dichtbij tot betaling van de facturen toewijsbaar is. Tevens wordt [naam] veroordeeld tot betaling van proceskosten. Het vonnis is gewezen op 4 november 2015.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3924404 UC EXPL 15-3295 JvdB/866
Vonnis van 4 november 2015
inzake
de besloten vennootschap
Dichtbij B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen Dichtbij,
eisende partij,
gemachtigde: B. Kruythof,
tegen:
[naam] (h.o.d.n. [gedaagde] ),
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [naam] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 april 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 juli 2015
  • de brief van Kruythof Gerechtsdeurwaarders van 23 september 2015 namens Dichtbij, met als bijlage aantekeningen uit haar registratiesysteem.
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 oktober 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Dichtbij exploiteert de regionale nieuwssite Dichtbij.nl (hierna: de nieuwssite). [naam] exploiteert de [gedaagde] (hierna: [gedaagde] ).
2.2.
Eind 2012 hebben Dichtbij en [naam] een overeenkomst gesloten op grond waarvan Dichtbij tegen betaling door [naam] gedurende een jaar online advertenties van [gedaagde] heeft geplaatst op de nieuwssite. [naam] was over de dienstverlening van Dichtbij gedurende dat jaar niet tevreden en heeft daarover bij Dichtbij geklaagd.
2.3.
Op 22 oktober 2013 hebben Dichtbij en [naam] opnieuw een overeenkomst gesloten op grond waarvan Dichtbij verplicht was om voor een periode van een jaar, ingaande op 1 december 2013, online advertenties van [gedaagde] te plaatsen op de nieuwssite. [naam] moest op grond van deze overeenkomst € 4.200 exclusief BTW aan Dichtbij betalen, te voldoen in 12 maandelijkse termijnen van € 350 (inclusief een korting die aan [naam] is verleend in verband met zijn klachten).
2.4.
Op 22 november 2013 hebben Dichtbij, vertegenwoordigd door mevrouw [A] (hierna: [A] ), en [naam] een zogenoemd after salesformulier ondertekend (hierna: het after salesformulier ). Op dit formulier konden achter de tekst ‘Banner op high traffic’ de volgende twee mogelijkheden worden aangekruist: ‘Vaste positie’ of ‘In een bak van twee’. Op het after salesformulier is de laatste optie (‘In een bak van twee’) aangekruist. Daaronder staat:
“Banner op een thema heeft altijd een vaste positie. Banner op Home, Nieuws, 112 en Foto & Video wordt geplaatst in een bak van twee, uw positie wordt gedeeld met een andere partij.”
2.5.
Deze vermelding op het after salesformulier houdt in dat de computer van Dichtbij ervoor zorgt dat 50% van de bezoekers van de nieuwssite de advertentie van één adverteerder ziet en 50% de advertentie van een andere adverteerder. Daarnaast krijgt een bezoeker van de nieuwssite ook de advertentie van de andere adverteerder te zien in het geval hij de internetpagina waarop hij kijkt ververst.
2.6.
[A] had met [naam] afgesproken dat Dichtbij [naam] in de periode van 1 december 2013 tot en met 30 november 2014 zou begeleiden door middel van het maken van voorbeeldbanners en het schrijven van conceptteksten voor advertenties.
2.7.
[A] had ook met [naam] afgesproken dat zij op 5 december 2013 bij [naam] langs zou gaan. Nadat [A] op 5 december 2013 niet op het afgesproken tijdstip bij [naam] was verschenen heeft [naam] het kantoor van Dichtbij gebeld en meegedeeld dat hij af wilde van het contract met Dichtbij.
2.8.
Op 16 december 2013 hebben de heer [B] (hierna: [B] ), werkzaam bij Dichtbij, en [naam] een bespreking met elkaar gehad. [naam] heeft toen zijn onvrede geuit over Dichtbij, onder andere over het feit dat [A] op 5 december 2013 zonder aankondiging niet was verschenen op de afspraak. Ook heeft [naam] toen meegedeeld dat [gedaagde] financieel slecht draaide, dat hij de huur van het pand waarin [gedaagde] wordt geëxploiteerd wilde gaan opzeggen en dat hij de overeenkomst met Dichtbij wilde ontbinden.
2.9.
Op 5 maart 2014 heeft de leidinggevende van [B] , de heer [C] (hierna: [C] ), een persoonlijk gesprek gehad met [naam] . In dit gesprek heeft [C] onder meer meegedeeld dat Dichtbij niet bereid was tot voortijdige wederzijdse beëindiging van de overeenkomst.
2.10.
Gedurende de periode van 1 december 2013 tot en met 30 november 2014 is een advertentie van [gedaagde] te zien geweest op de nieuwssite (volgens het systeem van ‘de bak van twee’).
2.11.
Dichtbij heeft over de periode van december 2013 tot en met november 2014 elke maand een factuur gestuurd aan [naam] . Met uitzondering van de factuur met betrekking tot december 2013 heeft [naam] deze facturen, ter hoogte van in totaal
€ 4.658,50 inclusief BTW, ondanks diverse aanmaningen niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Dichtbij vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [naam] om aan Dichtbij te voldoen € 5.656,44 (bestaande uit € 4.658,50 aan hoofdsom,
€ 260,14 aan wettelijke handelsrente tot en met 25 februari 2015 en € 737,80 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 26 februari 2015 tot de voldoening en met veroordeling van [naam] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt Dichtbij dat [naam] jegens Dichtbij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten overeenkomst, door de facturen over de periode januari tot en met november 2014, ondanks sommaties, onbetaald te laten. Dichtbij maakt aanspraak op de buitengerechtelijke kosten nu Dichtbij de vordering uit handen heeft moeten geven.
3.3.
[naam] voert verweer met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen. [naam] stelt dat hij de overeenkomst ontbonden heeft omdat Dichtbij haar verplichtingen niet is nagekomen. Ter onderbouwing daarvan voert [naam] aan dat [A] op 5 december 2013 in strijd met de afspraak niet is komen opdagen en dat de advertentie van [gedaagde] vaak niet te zien was op de nieuwssite omdat die plaats dubbel verkocht was. Als [naam] dat had geweten zou hij de overeenkomst met Dichtbij niet hebben gesloten. Voor zover de overeenkomst niet als ontbonden kan worden beschouwd verzoek [naam] de kantonrechter deze alsnog te ontbinden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tenzij nakoming van een overeengekomen verplichting onmogelijk is door omstandigheden die aan de schuldenaar (dat wil zeggen degene op wie die verplichting rust) kunnen worden toegerekend, is ontbinding van een overeenkomst alleen mogelijk als de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW). Verzuim van de schuldenaar treedt in de regel pas in wanneer hij in gebreke wordt gesteld bij schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft (artikel 6:82 lid 1 BW). Ontbinding van een overeenkomst is niet mogelijk als de schuldeiser zelf in verzuim is (artikel 6:266 lid 1 BW). Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer nakoming van de verbintenis verhinderd wordt doordat de schuldeiser de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent (artikel 6:58 BW). Voor de duidelijkheid: met schuldenaar wordt in dit geval Dichtbij bedoeld en met schuldeiser [naam] , voor zover het gaat om de verplichting voor Dichtbij om [naam] te begeleiden door middel van het maken van voorbeeldbanners en door het schrijven van conceptteksten voor advertenties.
4.2.
In verband met deze op Dichtbij rustende verplichting zou [A] op 5 december 2013 bij [naam] langs gaan. Dat heeft zij nagelaten. Dit heeft echter nog niet tot gevolg gehad dat de verplichting voor Dichtbij om [naam] te begeleiden niet meer mogelijk was. Verder staat vast dat [naam] Dichtbij op of na 5 december 2013 niet schriftelijk heeft aangemaand om de verplichting tot het geven van begeleiding alsnog na te komen. Integendeel, [naam] heeft Dichtbij op 5 december 2013 meteen meegedeeld dat hij van het contract af wilde en hij heeft vanaf dat moment Dichtbij niet meer in de gelegenheid gesteld om hem begeleiding te geven. Het voorgaande brengt mee dat Dichtbij niet in verzuim is geweest ten aanzien van haar verplichting om [naam] te begeleiden. [naam] is als schuldeiser zelf in verzuim gekomen doordat hij de hem door Dichtbij verschuldigde prestatie heeft geweigerd te aanvaarden (artikel 6:58 BW). De omstandigheid dat [A] op 5 december 2013 niet bij [naam] is langsgegaan levert dus geen grond op voor ontbinding van de overeenkomst.
4.3.
Het verweer van [naam] dat hij de overeenkomst met Dichtbij niet zou hebben gesloten als hij had geweten dat de advertentie van [gedaagde] zou worden geplaatst in een ‘bak van twee’ komt erop neer dat hij heeft gedwaald bij het sluiten van de overeenkomst omdat Dichtbij hem dat had moeten vertellen (artikel 6:228 lid 1 onder b BW). Ingeval van een geslaagd beroep op dwaling kan de overeenkomst worden vernietigd, met als gevolg dat de verplichtingen van beide partijen (waaronder de verplichting tot betaling van de facturen) vervallen. Het verweer van [naam] slaagt echter niet. Op het after salesformulier is aangekruist dat de banner zou worden geplaatst in een ‘bak van twee’. Uit de toelichting op het after salesformulier volgt dat de banner geen vaste positie zou hebben maar zou worden gedeeld met een andere partij (adverteerder). Aangenomen moet worden dat [naam] de tekst op het formulier heeft gelezen voordat hij zijn handtekening zette. Omdat in het formulier is toegelicht wat plaatsing in een ‘bak van twee’ inhoudt mocht van [naam] worden verwacht dat hij, voor zover die toelichting hem niet duidelijk was, Dichtbij had gevraagd dit voor hem te verduidelijken. Dat heeft hij niet gedaan. Dichtbij heeft uit deze gang van zaken mogen afleiden dat [naam] heeft begrepen wat de vermelding ‘bak van twee’ inhield. Gelet op het voorgaande is van dwaling aan de kant van [naam] geen sprake. De stelling van Dichtbij, dat [naam] op 22 november 2013 is uitgelegd wat de plaatsing in een ‘bak van twee’ inhield, hoeft dan ook niet te worden besproken.
4.4.
Vast staat dat de advertentie van [gedaagde] gedurende het gehele jaar (van
1 december 2013 tot en met 30 november 2014) op de nieuwssite te zien is geweest. Aan die verplichting heeft Dichtbij dus voldaan. De conclusie luidt dan ook dat [naam] de facturen van Dichtbij moet betalen. De vordering van Dichtbij, voor zover deze betrekking heeft op de hoofdsom en de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW), zal daarom worden toegewezen.
4.5.
Dichtbij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat Dichtbij voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief (€ 590,85 exclusief BTW).
4.6.
Op grond van het voorgaande zal de vordering van Dichtbij worden toegewezen tot een bedrag van € 5.509,49 (€ 4.658,50 aan hoofdsom, € 260,14 aan wettelijke handelsrente tot en met 25 februari 2015 en € 590,85 aan buitengerechtelijke incassokosten).
4.7.
[naam] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Dichtbij worden begroot op:
- dagvaarding € 84,26
- vast recht 466,00
- salaris gemachtigde
500,00(2,0 punten × tarief € 250,00)
Totaal € 1.050,26

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [naam] om aan Dichtbij tegen bewijs van kwijting te betalen
€ 5.509,49, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) over
€ 4.658,50 vanaf 26 februari 2015 tot de dag der voldoening;
5.2.
veroordeelt [naam] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Dichtbij, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.050,26, waarin begrepen € 500,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 november 2015.
Coll: SG/4371