ECLI:NL:RBMNE:2015:7666

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2015
Publicatiedatum
26 oktober 2015
Zaaknummer
4412422 UE VERZ 15-439 HS/1276
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een finance manager wegens disfunctioneren en verstoorde arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder], die sinds 9 januari 2012 als finance manager werkzaam was bij Socomec B.V. Het verzoek is ingediend door Socomec op basis van disfunctioneren en een verstoorde arbeidsrelatie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen voldoende grond was voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Socomec had [verweerder] beschuldigd van ongeschiktheid en verwijtbaar handelen, maar de rechter oordeelde dat de werkgever niet had aangetoond dat [verweerder] niet voldeed aan de functie-eisen. De kantonrechter concludeerde dat de verwijten van Socomec onvoldoende onderbouwd waren en dat de verstoring van de arbeidsrelatie voornamelijk aan de werkgever te wijten was. De rechter wees het verzoek tot ontbinding af en veroordeelde Socomec in de proceskosten van [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 4412422 UE VERZ 15-439 HS/1276
Beschikking van 5 oktober 2015
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Socomec B.V.,
gevestigd te Zeist,
verder ook te noemen Socomec,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. S.J. van der Velde,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verweerder] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J.P.W. van Bohemen.

1.Het verloop van de procedure

Socomec heeft op 2 september 2015 een verzoekschrift ingediend.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 14 september 2015 behandeld. Daarvan zijn aantekeningen gemaakt door de griffier. Beide gemachtigden hebben aan de hand van pleitaantekeningen de standpunten van partijen nader toegelicht.
Vervolgens is uitspraak bepaald op 5 oktober 2015.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] is op 9 januari 2012 (aanvankelijk op interimbasis) in dienst getreden van Socomec in de functie van finance manager Nederland. Zijn salaris bedraagt EUR 4.840,00 exclusief vakantietoeslag. [verweerder] is geboren op [1965] , en is thans 50 jaar oud.
Sedert 1 september 2013 is [verweerder] voor een aanzienlijk deel van zijn tijd betrokken bij het ERP LN-project. Dat is de ontwikkeling en implementatie van een concernbreed financieel en administratief automatiserings- en rapportagesysteem. De afspraken in dat kader zijn vastgelegd in een ‘Appendix bij arbeidsovereenkomst’ van 6 augustus 2013. In de uitvoering van zijn werkzaamheden voor het ERP-project is [verweerder] functioneel verantwoording verschuldigd aan de Financial Project Manager. Hiërarchisch blijft hij onder de verantwoordelijkheid van de directie van Socomec vallen, laatstelijk de heer [A] , verder: [A] .
2.2.
Socomec is een verkoop- en service-organisatie en maakt onderdeel uit van een internationale groep van ondernemingen, Socomec Group met de hoofdzetel in Frankrijk.
Toen [verweerder] in dienst trad kende Socomec een tweehoofdige directie. Bestuurders waren [B] en [A] . Zij gaven ieder afzonderlijk leiding aan een businessunit, [B] stond aan het hoofd van Critical Power en [A] stond aan het hoofd van Control Switching en Energy Efficiency. Verder was de taakverdeling aldus dat [A] verantwoordelijk was voor de commerciële zaken en [B] voor de algemene zaken. De verhouding tussen [B] en [A] was niet collegiaal, de samenwerking was beperkt en niet optimaal. Met die taakverdeling correspondeerde dat [verweerder] rapporteerde aan [B] . Per 1 september 2014 is de tweehoofdige directie vervangen door een eenhoofdige directie.
De arbeidsovereenkomst met [B] is beëindigd en [A] is benoemd tot algemeen directeur van Socomec. Dit had tot gevolg dat [verweerder] vanaf 1 september 2014 aan [A] diende te rapporteren.
2.3.
Op 15 juli 2015 heeft een gesprek plaats gevonden tussen [A] en [verweerder] . In dat gesprek heeft [A] aangegeven dat besloten is de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te beëindigen. Op dezelfde dag is dat gesprek door [A] aan [verweerder] bevestigd en is [verweerder] een vaststellingsovereenkomst aangeboden waarin hij in aanmerking werd gebracht voor de transitievergoeding. In de brief van 15 juli staat onder meer:
“We hebben je tijdig en veelvuldig geïnformeerd dat je jouw functioneren/gedrag dient te verbeteren. We hebben je in de gelegenheid gesteld – onder meer middels een verbetertraject – jouw functioneren/gedrag te verbeteren en op het vereiste niveau te krijgen. Dat is niet gebeurd. Sterker: uit het evaluatiegesprekken is ons meerdere keren gebleken dat je je niet, althans onvoldoende, hebt ingespannen om het ingezette verbetertraject tot een succes te (kunnen) maken. Je hebt werkinstructies genegeerd en advies/hulp naast je neergelegd. Wij zijn van mening dat je van de beëindiging van het dienstverband een ernstig verwijt kan worden gemaakt, en dat je ter zake de beëindiging geen vergoeding toekomt”.
2.4.
In de periode van 5 tot 26 augustus 2015 was [verweerder] vrij vanwege vakantie. Tijdens zijn afwezigheid heeft Socomec hem schriftelijk vrijgesteld van werk met behoud van loon. In de brief van 18 augustus 2015 waarin hem dat wordt medegedeeld staat dat de reden voor de vrijstelling gelegen is in het voornemen van Socomec om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, dat er sprake is van een voortdurend disfunctioneren en een tegenwerkende houding en dat er een onwerkbare situatie is ontstaan.

3.De gronden voor het verzoek tot ontbinding

3.1.
Het verzoek tot ontbinding is gegrond op:
- ( primair) de ongeschiktheid van [verweerder] tot het verrichten van de bedongen arbeid (art. 7:669 lid 3 sub d BW);
- ( subsidiair) een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (art. 7:669 lid 3 sub g BW);
- ( meer subsidiair) zodanig verwijtbaar handelen en nalaten van [verweerder] dat van Socomec in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voorbestaan (art. 7: 669 lid 3 sub e BW).
3.2.
Deze gronden zijn afzonderlijk gemotiveerd betwist door [verweerder] . Hij acht Socomec in haar verzoek niet ontvankelijk, althans stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. Indien het verzoek toch toegewezen wordt, dan acht hij een billijke vergoeding redelijk EUR 47.045,00 en heeft daarvoor aansluiting gezocht bij de kantonrechtersformule op basis van een c-factor van 1,5.

4.4. De beoordeling van het verzoek en het verweer daartegen

4.1.
Aan de afzonderlijke gronden voor het verzoek tot ontbinding heeft Socomec hetzelfde feitencomplex ten grondslag gelegd.
Dat feitencomplex laat zich samenvattend als volgt beschrijven:
- a) begin 2013 heeft [verweerder] een officiële waarschuwing gekregen voor het zelfstandig, zonder overleg, aanpassen van reeds door de directie goedgekeurde declaraties van [A] ;
- b) het functioneringsgesprek van 6 januari 2015 waarin het functioneren van [verweerder] over het geheel genomen onvoldoende is beoordeeld en die beoordeling betrekking heeft op het aannemen van een meer positieve houding, het onder controle houden van emoties, het raadplegen van de directie voor dat uitgaven worden gedaan en beslissingen worden genomen; het verbeteren van de communicatie met de directie en daarin meer initiatief tonen, het tonen van respect voor zijn leidinggevende en het aannemen van een meer flexibele houding ten opzichte van zijn omgeving en het bestuur;
- c) het overtreden van de golden rules doordat [verweerder] niet tevoren aan [A] toestemming vraagt voor de door hem te maken reizen voor ERP-LN;
- d) in januari 2015 maakte [A] een einde aan de zelfstandige betalingen door [verweerder] per i-deal omdat [A] onvoldoende zicht had op die betalingen, hij verlangde dat [verweerder] die betalingen in een elektronische omgeving klaarzette zodat [A] de betalingen kon verrichten. Aan dat verzoek voldeed [verweerder] niet maar hij gaf de te betalen facturen ter goedkeuring aan [A] ;
- e) [verweerder] zou [A] in januari 2015 voor leugenaar of zakkenvuller hebben uitgemaakt omdat zijn salaris wel verhoogd was terwijl voor alle andere collega’s de nullijn werd gehanteerd;
- f) [verweerder] heeft 4 februari 2015 een tweede officiële waarschuwing gekregen en is twee dagen geschorst voor zijn reactie op de instructie van [A] betreffende de i-dealbetalingen en de uitlatingen die hij aan [A] heeft gedaan;
- g) medio maart 2015 heeft [verweerder] zelfstandig zonder overleg met [A] een door [A] opgestelde checklist voor het personeel ter voorkoming van valse alarmactivatie aangepast waarvoor [verweerder] op 22 april 2015 een derde en ‘laatste’ waarschuwing gekregen heeft;
- h) op 22 april 2015 heeft Socomec aan [verweerder] een verbeterplan voorgelegd met een groot aantal geboden, verboden, instructies en acties welk plan vervolgens op drie data door [A] en [verweerder] is geëvalueerd en dat vervolgens niet succesvol is afgerond.
4.2.
[verweerder] heeft deze feiten betwist. Kort samengevat heeft hij aangevoerd:
- a) de eenmalige aanpassing in maart 2013 van de declaratie betrof een declaratie van [A] (van EUR 50,00 voor internetgebruik terwijl iedereen recht had op een vergoeding van EUR 25,00) en dat is niet uit eigen inzicht gedaan maar omdat de declaratie, hoewel goedgekeurd, niet overeenkwam met de boekhoudkundige en fiscale richtlijnen;
- b) de beoordeling over 2014 heeft betrekking op een periode van 4 tot 7 maanden waarin [A] de nieuwe leidinggevende van [verweerder] was. Na de goede beoordelingen door [B] blijkt [verweerder] nu ineens niet meer goed te functioneren. Dat heeft niets te maken met het werk dat [verweerder] als financieel manager aflevert maar met een zekere kritische houding van [verweerder] die juist door [B] werd gewaardeerd en ten onrechte door [A] wordt opgevat als een gebrek aan respect;
- c) [verweerder] stelt dat reeds in de appendix bij de arbeidsovereenkomst de toestemming voor de reiskosten gegeven is voor zijn frequente buitenlandse reizen en dat hij daar geen aparte toestemming voor hoefde te vragen zoals voorgeschreven in de Group Travel Expenses Policy die bovendien pas vanaf 1 juli 2015 geldt;
- d) [verweerder] heeft verklaard dat [A] hem op 30 januari 2015 had medegedeeld dat geen i-dealbetalingen meer gedaan mochten worden. Op 5 februari 2015 bleek [A] alle bankpassen eenzijdig geblokkeerd te hebben als gevolg waarvan [verweerder] zelfstandig geen internetbetalingen meer bleek te kunnen doen. Pas daarna kwam [A] met een werkinstructie die vervolgens door [verweerder] gevolgd is;
- e) begin januari 2015 heeft [A] [verweerder] verzocht om de nullijn (geen salarisverhoging) te communiceren met het personeel. [verweerder] heeft daarop zijn ongenoegen aan [A] geuit omdat het loon van [A] wel per 1 januari 2015 was verhoogd. [verweerder] is met dat ongenoegen niet naar buiten getreden;
- f ) de tweede waarschuwing en daaropvolgende schorsing van 2 dagen zijn geheel onterecht geweest;
- g) het is juist dat [verweerder] de richtlijn heeft aangepast. Dat betrof een aanpassing op taal en doublures waarbij de inhoud intact gelaten werd. [verweerder] heeft dat gedaan ten behoeve van de klanten en zijn verantwoordelijkheid voor de inhoud van de richtlijn als lid van het managementteam;
- h) het verbetertraject heeft niets met de inhoud van het werk van [verweerder] te maken maar alles met de strubbelingen tussen hem en [A] . Hij heeft de indruk ‘persona non grata’ te zijn voor [A] . Volgens [verweerder] had van [A] verwacht mogen worden dat hij een mediationtraject voorstelde alvorens naar ontslag te streven.
4.3.
De door Socomec aan het ontslag ten grondslag gelegde feiten rechtvaardigen niet de conclusie dat [verweerder] ongeschikt is voor het verrichten van de bedongen arbeid.
Voor de beoordeling van de geschiktheid van [verweerder] voor de bedongen arbeid is in de eerste plaats van belang of hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden voldoet hetgeen volgens de functieomschrijving van hem wordt verwacht. De functieomschrijving is opgenomen in de jobdiscription van 31 mei 2012. Daarin staan onder meer ‘the missions of the employee’ en de ‘Key performance indicators’ beschreven. Socomec heeft niet aangetoond dat [verweerder] niet voldoet aan de taken die in zijn functieomschrijving zijn opgenomen.
Het kan voorkomen dat een werknemer, ook indien hij voldoet aan de taken die volgens de functieomschrijving op hem rusten, niet geschikt is voor het verrichten van de bedongen arbeid. Wil dit het geval zijn, dan dient er wel sprake te zijn van een handelen of nalaten dat hem ongeschikt maakt om de bedongen arbeid te verrichten.
4.4.
Socomec acht van een dergelijk handelen en nalaten sprake omdat [verweerder] zijn eigen gang gaat, geen overleg pleegt met [A] en zich niet houdt aan door [A] gegeven instructies. Daarbij stelt Socomec dat het voor de uitoefening van de functie van belang is dat er sprake is van een vertrouwensband met [A] en dat die band vanwege het onvermogen van [verweerder] om samen te werken ontbreekt. Het handelen en nalaten waar Socomec zich op beroept maken naar het oordeel van de kantonrechter niet dat [verweerder] ongeschikt is voor de uitvoering van de bedongen arbeid. De verwijten die Socomec aan het adres van [verweerder] maakt zijn evenmin voldoende om hem ongeschikt te achten. Achtereenvolgens zullen de door Socomec aan het verzoek ten grondslag gelegde feiten behandeld worden.
4.4.1. (
ad a.) De aanpassing die [verweerder] in maart 2013 heeft gedaan van de goedgekeurde onkostendeclaratie van [A] , is geen teken van ongeschiktheid. [verweerder] heeft immers gesteld dat de goedgekeurde declaratie niet overeen kwam met de destijds geldende regels. [verweerder] mag het tot zijn taak rekenen om declaraties die, ondanks goedkeuring door de directie, niet kloppen, slechts goed te keuren voor zover die in overeenstemming zijn met de geldende regels. Het was zeker beter geweest indien [verweerder] daarover tevoren met [A] contact had gehad, maar dat verzuim is geen teken van ongeschiktheid.
4.4.2. (
ad b.) De beoordeling over 2014 van 6 januari 2015 is vooral kritisch over de managementtaak van [verweerder] . [A] is vooral negatief waar het de opstelling en communicatie van [verweerder] betreft. [A] verwacht van [verweerder] dat hij zich meer positief opstelt, zijn emoties beheerst, vooroverleg voert alvorens uitgaven te doen, meer respect toont voor zijn leidinggevende, meer anticipeert, zich houdt aan richtlijnen van zijn leidinggevende en een meer flexibele opstelling toont. Het valt op dat de negatieve beoordeling van [verweerder] op deze punten niet is toegelicht met concrete feiten of gedragingen van [verweerder] . Het staat [A] vrij om bepaalde verwachtingen te hebben van [verweerder] in houding en gedrag, maar alvorens die houding en gedrag als onvoldoende functioneren te kunnen kwalificeren, moet dat oordeel wel gebaseerd zijn op concrete, voor de werknemer herkenbare en objectiveerbare feiten die dat oordeel rechtvaardigen.
Die feiten blijken uit de beoordeling van 6 januari 2015 niet. Daarmee voldoet de beoordeling niet aan de eisen die men daar redelijkerwijs aan mag stellen.
Evenmin is in het verzoekschrift de feitelijke onderbouwing van die beoordeling gegeven.
Dit betekent dat de negatieve beoordeling over 2014 een toetsbare feitelijke basis mist en daarmee in strijd is met goed werkgeverschap.
4.4.3. (
ad c.) Het staat vast dat [verweerder] sedert zijn aanstelling tot ERP financial project manager op 1 september 2013, in het kader van die aanstelling regelmatig op het hoofdkantoor van Socomec in Frankrijk verblijft. In de overeenkomst staat:
“Een regelmatig verblijf van vier dagen per week (in overleg) in het hoofdkantoor te Benfeld (Frankrijk) is een gekend en overeengekomen onderdeel van deze werkzaamheden”.
Voorts staat in artikel 3:
“Alle gemaakte kosten (voor vervoer, huisvesting en maaltijden tijdens de reizen) zullen worden vergoed door de werkgever, op basis van declaratie inclusief bijbehorende bonnen”.
Socomec verwijt [verweerder] consequent het reiskostenbeleid te overtreden en instructies te negeren. Dit verwijt is toegelicht met de stelling dat [verweerder] verzuimt om tevoren [A] om toestemming te vragen voordat hij naar Frankrijk reist en zijn weigering om rekening te houden met zijn uitgavenpatroon. Deze toelichting is niet overtuigend.
[verweerder] heeft gesteld dat de data waarop hij naar Frankrijk moet extern worden vastgesteld. Het is pas sedert juli 2015 dat [A] hem vroeg om voor die reizen voorafgaande toestemming te vragen. De vergoeding van de daarmee verband houdende kosten is reeds geregeld in de appendix bij de arbeidsovereenkomst. Hij reist al vanaf het begin per vliegtuig en huurauto, declareert achteraf de kosten en dat is eerder nooit een probleem geweest.
In het licht van dit verweer is van enige ongeschiktheid van [verweerder] geen sprake. Als vanuit de hoofdvestiging van Socomec wordt bepaald dat [verweerder] in het kader van zijn functie in Frankrijk wordt verwacht, dan hoeft [verweerder] aan de toestemming voor die reis redelijkerwijs niet te twijfelen. Dat geldt eveneens voor zijn contractueel vastgelegde aanspraak op de vergoeding van de daarmee gemoeide kosten. Dat de kosten die hij heeft gemaakt onredelijk zijn, is door Socomec niet feitelijk onderbouwd. Kennelijk waren alle gedeclareerde kosten in het verleden redelijk, zodat het verwijt dat [verweerder] die achteraf declareert en niet te voren met [A] heeft overlegd nauwelijks enig hout snijdt.
4.4.4. (
ad d.) Het verwijt dat Socomec aan [verweerder] maakt met betrekking tot de i-dealbetalingen (die overigens maar een klein deel uitmaken van de totale per jaar te verrichten betalingen) betreft kennelijk het feit dat [verweerder] op enig moment de facturen van de internetbetalingen aan [A] gegeven heeft in plaats van deze, zoals [A] wenste, in de betalingsapplicatie ter accordering door [A] klaar te zetten. Dit voorval kan niet los worden gezien van de kennelijk eenzijdig door [A] doorgevoerde blokkering van de betaalpassen met als gevolg dat [verweerder] geen betalingen meer via internet kon doen. Voorts is van belang dat in i-deal geen betalingen ter accordering klaar gezet kunnen worden zoals [verweerder] heeft gesteld en Socomec niet heeft betwist. Kortom de aanvankelijke instructie van [A] ging van een niet bestaande technische mogelijkheid uit. Voorts heeft [verweerder] gesteld, en Socomec niet betwist, dat voor de internetbetalingen reeds een 4-ogenprincipe werd gehanteerd door [verweerder] en dat Socomec niet één enkele internetbetaling heeft genoemd die [verweerder] ten onrechte zou hebben gedaan. Onder deze omstandigheden is het niet onbegrijpelijk dat [verweerder] de te betalen facturen ter goedkeuring aan [A] heeft gegeven. Dat de wijze waarop dat is gegaan mogelijk niet optimaal tactisch is geweest is niet helemaal verwonderlijk door de eenzijdige actie van [A] om de betaalpassen waarover [verweerder] beschikte te blokkeren.
4.4.5. (
ad e.) Socomec verwijt [verweerder] dat hij [A] voor leugenaar of zakkenvuller zou hebben uitgemaakt. Dat is door [verweerder] betwist. [verweerder] heeft aangevoerd dat hij verteld heeft zich een leugenaar te hebben gevoeld toen hij op instructie van [A] het personeel diende te informeren over de voor alle medewerkers te hanteren nullijn betreffende salarissen per 1 januari 2015 omdat hij wist dat de nullijn voor [A] niet gold. [A] heeft ter zitting verklaard dat bij de wijziging van zijn functie een salarisafspraak is gemaakt die voorzag in een verhoging per 1 januari 2015.
Het is in het kader van deze procedure niet komen vast te staan dat [verweerder] [A] voor leugenaar of zakkenvuller uitgemaakt heeft zodat dit verwijt van Socomec geen basis biedt voor de vaststelling dat hij ongeschikt zou zijn voor de bedongen arbeid.
4.4.6. (
ad f.) De non-actiefstelling van 4 februari 2015 voor de duur van 2 dagen is gebaseerd op de onder 4.4.4 en 4.4.5 genoemde verwijten. Als redenen worden in de e-mail van 4 februari 2015 door [A] genoemd:
- het maken van administratieve fouten;
- het uitvoeren van onjuiste financiële handelingen;
- het niet naleven van de instructie om betalingen in i-deal ter goedkeuring door [A] klaar te zetten en het aan [A] overhandigen van de te betalen facturen die via internet betaald moesten worden;
- het [A] uitmaken voor leugenaar en zakkenvuller.
[A] heeft voorts een e-mail naar het personeel gestuurd met (in vet gedrukte letters) de mededeling
“In verband met het slecht functioneren is [verweerder] tot aanstaande vrijdag geschorst uit zijn functie!”.
[verweerder] heeft tegen de non actiefstelling schriftelijk geprotesteerd.
Voor de non actiefstelling was objectief onvoldoende reden. Socomec heeft niet gesteld welke administratieve fouten [verweerder] zou hebben gemaakt en evenmin welke onjuiste handelingen hij zou hebben gepleegd. Dat de instructie betreffende de i-dealbetalingen uitvoerbaar was op het moment dat [A] naleving door [verweerder] verlangde is niet gebleken. De beschuldiging aan het adres van [A] is niet komen vast te staan. Vanwege het diffamerende effect van de maatregel en de ruchtbaarheid die [A] daaraan onder het personeel gegeven heeft, heeft Socomec in strijd gehandeld met dat wat van haar als goed werkgever verwacht mocht worden.
4.4.7. (
ad g.) Het is komen vast te staan dat [verweerder] de instructie ter voorkoming van vals alarm heeft aangepast zonder daar [A] in te kennen. Hoewel niet gebleken is dat [verweerder] de strekking van de richtlijn wezenlijk heeft gewijzigd, had hij, vanwege de toch al bekoelde verhouding met [A] moeten begrijpen dat zijn handelen door [A] niet zou worden geaccepteerd en worden uitgelegd als eigengereid optreden en een gebrek aan respect voor zijn leidinggevende. Dat [A] dit zo heeft ervaren is begrijpelijk. Hieruit volgt echter niet dat [verweerder] door de aangebrachte wijzigingen (verbetering van taalfouten en schrappen van doublures) er blijk van heeft gegeven ongeschikt te zijn voor zijn functie is echter niet het geval.
4.4.8. (
ad h.) Door [A] op 22 april 2015 een verbeterplan opgesteld. Het verbeterplan bevat (letterlijk) de volgende inhoud:
“Gedrag, houding en communicatie- medewerker zal zich committeren aan zijn taken omschrijving en bereid zijn op dat niveau verantwoordelijkheden te nemen;
- daarnaast wordt verwacht dat MPR (toevoeging kantonrechter: [verweerder] ) zich bezig houdt met werkzaamheden die voortvloeien uit zijn functie beschrijving aangevuld met verwachtingen uit dit verbeterplan en niet tijd besteed aan zaken die niet of nauwelijks daarmee in verband staan;- medewerker moet zijn negatieve en laconieke houding veranderen in een scherpe positieve en proactieve houding;
- de medewerker moet een positieve houding innemen en deze ook uitstralen richting de rest van het personeel;
- er wordt een positieve houding van de medewerker verwacht inzake het project ERP LN en ERP LN als oplossing voor automatisering en Socomec Groep administratie;- medewerker moet acties ondernemen zoals afgesproken met de directie. Mocht hij van de afspraken willen afwijken dan hoort hij hierover te overleggen met de directie;
- medewerker hoort de wetwijzigingen te volgen en op tijd signaleren dat de administratieve procedures gewijzigd moeten worden;
- medewerker moet de fouten in de administratie direct herstellen maar ook melden bij de directie om consequenties te kunnen overzien;
- medewerker moet überhaupt de status en het resultaat (positief of negatief) van belangrijke acties regelmatig terugkoppelen aan de directie;
- medewerker moet laten zien dat hij sterk bereid is om zich aan de werkwijze van de directie te committeren;
- medewerker moet respect tonen voor de directie en haar verantwoordelijkheden;
- medewerker moet het besluit van de directie respecteren en helpen uitvoeren, dat een aantal operationele taken aan de financiële controller (NEV) gedelegeerd gaan worden;
- de medewerker moet bereid zijn om zijn collega (NEV) te steunen en te vervangen bij afwezigheid;
- medewerker zal de werkinstructies van de directie respecteren en zal deze niet ongevraagd gaan wijzigen zonder overleg met de directie;
- de medewerker moet in et algemeen en beter en meer communiceren met de directie en het management van het project ERP LN;
Werkinstructies-medewerker zet wekelijks de betalingen in bankbetalingslijst om autorisatie van de directie te vragen rekening houdend met de afwezigheid van de directie;
- medewerker moet dagelijks zijn e-mails beantwoorden waarin de directie concrete vragen of werkinstructies communiceert (...);- medewerker hoort de procedurewijzigingsvoorstellen uitwerken en deze presenteren tijdens de daarvoor bestemde vergaderingen (...);
- medewerker zal geen wijzigingen in de procedures noch andere administratieve zaken doorvoeren zonder overleg met de directie;
- de medewerker moet ten allen tijden zijn agenda updatet houden;
- de medewerker moet zijn afwezigheid bij de vergaderingen tijdig melden;
- de medewerker zal geen handelingen verrichten die tegen de interne regels en afspraken zijn zonder te overleggen met de directie en betrokkenen;
- de medewerker dient de agenda en opgave geplande werkzaamheden en kosten project ERP integratie van te voren overleggen met het management van ERP LN project (...);
- de medewerker dient de status en het verloop van het project ERP LN wekelijks te communiceren met het management ERP LN (...);
- er wordt van de medewerker verwacht een solide en niet pragmatische oplossing voor alle vraagstukken in het project ERP LN te bedenken en te realiseren. (...);
Actiepunten operationeel- de medewerker moet alle informatie over huidige financiële procedure delen met de financieel controller;
- medewerker zal zich per direct inspannen om een Arbodienst te contracteren;
- medewerker zal zich inspannen om nieuwe medewerker(s) administratie (commerciële assistenten CP) te helpen inwerken;
- medewerker zal aan het einde van iedere week aan de directie per e-mail rapporteren over de verrichte werkzaamheden van afgelopen week (...).”
4.4.9.
Socomec heeft gesteld dat bij de evaluaties op 22 mei, 19 juni en 16 juli 2015 van het verbeterplan is gebleken dat [verweerder] zich niet, althans onvoldoende heeft ingespannen om het verbetertraject tot een succes te maken, dat hij werkinstructies heeft genegeerd en advies/hulp naast zich neer heeft gelegd. Het is om die reden dat besloten is om tot het indienen van een verzoek tot ontbinding over te gaan.
heeft daartegen aangevoerd dat de directe aanleiding voor het verbetertraject was de aanpassing van de checklist. Deze aanleiding rechtvaardigt het opstellen van het onderhavige plan niet. Voorts heeft hij aangevoerd dat zijn werkzaamheden voor 70% betrekking hebben op het ERP project in Frankrijk en dat [A] daar inhoudelijk helemaal niet van op de hoogte was. Dat het hoofd van het ERP project, de heer [C] , bij het verbetertraject betrokken is geweest blijkt niet. Zijn samenwerking met [C] verliep zeer prettig en van hem heeft [verweerder] geen enkele kritiek gekregen.
4.4.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan het verbeterplan de toets der kritiek niet doorstaan. Een verbeterplan dient betrekking te hebben op voor de werknemer kenbare tekortkomingen in de uitoefening van zijn functie. Voorts dient het heldere afspraken te bevatten over wat precies van de werknemer ter verbetering van die tekortkomingen wordt verwacht. De tekortkomingen die Socomec met [verweerder] besproken heeft betreffen:
- het in 2013 eenzijdig zonder overleg aanpassen van een onkostendeclaratie;
- het niet tevoren overleggen van de planning van zijn verblijf in het buitenland voor het ERP traject en het niet tevoren om goedkeuring vragen van de in dat kader door hem te maken kosten;
- het ter goedkeuring indienen van te verrichten internetbetalingen;
- het niet eenzijdig wijzigen van door de directie opgestelde richtlijnen.
In het verbeterplan worden echter veel meer aspecten van zijn functioneren genoemd waarvan helemaal niet gebleken is dat er tevoren van enig tekortkomen van [verweerder] sprake is geweest en dat die tekortkoming met [verweerder] besproken is. Dat is in strijd met de verplichting van Socomec om als goed werkgever te handelen.
Dit betekent dat het verbeterplan eigenlijk vooral opgevat moet worden als een allesomvattend voorschrift van de directeur van Socomec over de wijze waarop [verweerder] zijn werkzaamheden dient uit te voeren. Het staat Socomec vrij om van [verweerder] te verlangen dat hij op een bepaalde wijze zijn werkzaamheden verricht.
Echter daar waar die gewenste werkwijze een afwijking is van de eerder positief gewaardeerde wijze waarop [verweerder] gewoonlijk gewend was zijn werkzaamheden te doen, is het aan Socomec om daarover eerst met [verweerder] in gesprek te gaan en daarover duidelijke en wederzijds werkbare afspraken te maken zodat duidelijk is wat van hem wordt verlangd. Door het eenzijdig opstellen van een waslijst aan geboden heeft Socomec deze van haar als zorgvuldig werkgever te verlangen werkwijze niet gevolgd. Bovendien voldoen veel van de aan [verweerder] gegeven instructies niet aan de elementaire eis van duidelijkheid om hem niet nakoming te kunnen verwijten. Om enkele voorbeelden te noemen:
- [verweerder] wordt verweten geen wijzigingsvoorstellen te hebben ingediend, maar niet blijkt wanneer welke wijzigingsvoorstellen van hem werden verwacht;
- [verweerder] wordt verweten nog steeds te weinig aan te pakken, maar niet blijkt wat hij dan wanneer zou hebben moeten aanpakken;
- [verweerder] zou nog geen enkele week gerapporteerd hebben, maar niet duidelijk is wat in dat kader precies van hem werd verlangd. Dat de vraag van [verweerder] , wat hij meer diende te rapporteren dan hij heeft gedaan, door [A] beantwoord werd met
‘alles’kan onmogelijk als een duidelijke uitleg beschouwd worden van wat van hem werd verlangd.
Tegen deze achtergrond is het niet verwonderlijk dat de evaluatiegesprekken op niets uitliepen en in wezen blijven steken in het herhalen van verwijten dat [verweerder] :
- weigert de werkinstructie tot communiceren en rapporteren op te volgen;
- zich daardoor niet in staat stelt om te voldoen aan het vereiste functieniveau;
- [A] niet als zijn leidinggevende accepteert etc.
Welbeschouwd blijkt uit de evaluatie dat [verweerder] op één concreet punt van, van tevoren met [verweerder] besproken, kritiek niet aan de van hem verlangde verbetering heeft voldaan en dat betreft het tevoren overleggen van zijn geplande reizen naar Frankrijk en de daar mee gemoeide kosten. Dat [A] dat van hem verlangde moet hem duidelijk zijn geweest zodat in dat opzicht is gebleken dat hij niet aan de verlangde verbetering heeft voldaan. Gelet op hetgeen in 4.4.3. is overwogen is dat nalaten op zich niet ernstig, maar het is wel een blijk dat [verweerder] heeft geweigerd om in dat kader aan een van [A] verlangde werkwijze gehoor te geven. Voor het niet nakomen door [verweerder] van deze instructie in het kader van het verbeterplan kan als verzachtende omstandigheid gelden dat hij, zoals hij er zitting heeft verklaard, zich murw geslagen voelde door de gang van zaken.
De slotsom op dit punt luidt dat Socomec haar wens tot een andere wijze van samenwerking tussen [A] en [verweerder] ten onrechte heeft gegoten in een verbeterplan, met een eenzijdige lijst van op tal van punten onduidelijke geboden. Dat uit de evaluatie daarvan bleek van een door [A] en [verweerder] wederzijds ervaren toenemend moeizame samenwerking komt dan ook grotendeels voor risico van Socomec. Gemeten aan de maatstaf van zorgvuldig werkgeverschap treft Socomec ook op dit punt een verwijt.
4.4.11.
Socomec heeft in het verzoekschrift nog melding gemaakt van een ‘recente ontdekking’. Die heeft betrekking op de overdracht door [verweerder] van zijn werkzaamheden voorafgaand aan de vakantie. [verweerder] wordt verweten dat hij de opdracht om zo snel mogelijk een verzuimverzekering te sluiten niet goed heeft overgedragen. Ter toelichting stelt Socomec dat de vorige verzuimverzekering per 1 januari 2015 was opgezegd. [A] had [verweerder] opgedragen om spoedig voor een nieuwe verzuimverzekering zorg te dragen, zie 4.4.8:
‘medewerker zal zich per direct inspannen om een Arbodienst te contracteren’.
[A] werd tijdens de vakantie van [verweerder] door Achmea gebeld met een vraag over de te sluiten verzuimverzekering. Daaruit bleek dat [verweerder] in augustus nog niet had voldaan aan de instructie die hem reeds in april 2015 gegeven was.
[verweerder] stelt daartegenover dat hij wel aan die instructie heeft voldaan omdat in mei/juni 2015 de polis door [A] getekend is, maar enkele weken daarna retour is gekomen omdat [A] niet zelfstandig bevoegd was om te tekenen. Daarop heeft [verweerder] gezorgd voor ondertekening door de tekeningsbevoegde. Daarop verzocht Achmea om een aandeelhoudersverklaring welk verzoek [verweerder] kort voor zijn vakantie heeft overgedragen aan de afdeling HR.
Uit dit debat blijkt dat [verweerder] in ieder geval gezorgd heeft voor de ondertekening van de polis door de tekeningsbevoegde en het verzoek van Achmea om een aandeelhoudersverklaring voor zijn vakantie heeft doorgeleid. Het verwijt dat Socomec door toedoen van [verweerder] enige tijd niet verzekerd is geweest is niet terecht. Immers de opzegging van de oude verzekering is geschied door de vorige directeur van Socomec en de het sluiten van een volgende verzekering is vertraagd door de gegevens die Achmea verlangde en het overleg tussen [A] en [verweerder] over de voorwaarden van de nieuw af te sluiten verzekering. Voorts is kort na de instructie zorg gedragen voor ondertekening van de nieuwe polis en niet gebleken is dat het ontbreken van een aandeelhoudersverklaring aan het inwerkingtreden van de nieuwe verzekering in de weg stond. Deze ontdekking van Socomec betreft dus geen tekortschieten van [verweerder] .
4.5.
Op grond van bovenstaande overwegingen is niet gebleken van een ongeschiktheid van [verweerder] tot het verrichten van de bedongen arbeid. Evenmin is gebleken van een zodanig verwijtbaar handelen en nalaten van [verweerder] dat van Socomec in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voorbestaan.
4.6.
Ook van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van Socomec in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren is geen sprake.
Het is voldoende gebleken dat de verhouding tussen [A] en [verweerder] is verstoord. Dit gegeven is echter sedert de inwerkingtreding van de Wet Werk en Zekerheid per 1 juli 2015 niet zonder meer voldoende om van een verstoorde arbeidsverhouding te spreken in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Daarvoor is vereist dat van Socomec redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortbestaan. Aan dit wettelijke vereiste zal in beginsel niet zijn voldaan indien de werkgever ten aanzien van de verstoorde arbeidsverhouding in overwegende mate een verwijt treft. Daarvan is in dit geval sprake omdat Socomec haar op zich zelf legitieme wensen ten aanzien van de samenwerking tussen [A] en [verweerder] uitsluitend met [verweerder] heeft gecommuniceerd in termen van tekortschieten en verwijtbaar handelen in plaats van met hem een redelijk en constructief gesprek te voeren over de wederzijdse verwachtingen en wensen en op basis daarvan voor beiden duidelijke en werkbare afspraken te maken. Uiteraard heeft ook [verweerder] een eigen verantwoordelijkheid voor de aldus ontstane situatie maar van Socomec mocht worden verwacht dat zij een, waarschijnlijk ook wel te voorzien, samenwerkingsprobleem tussen [A] en [verweerder] - [verweerder] werkte aanvankelijk naar tevredenheid onder verantwoordelijkheid van [B] maar tussen [B] en [A] was sprake van een moeizame samenwerking - op een volwassen wijze zou aanpakken door het initiëren van een goed gesprek gericht op het stimuleren van onderling vertrouwen. Dat heeft zij nagelaten en in plaats daarvan heeft zij de verhouding tussen [A] en [verweerder] onnodig belast met zware arbeidsrechtelijke sancties (waarschuwingen en non actiefstellingen) en een verbetertraject die de toets van zorgvuldig werkgeverschap niet kunnen volstaan. Aldus is de verstoring van de arbeidsverhouding hoofdzakelijk aan Socomec te wijten. Dit betekent dat die verstoring geen grond oplevert voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Het feit dat [verweerder] daags na zijn non actiefstelling, op 19 augustus 2015 onaangekondigd en vrijwillig, zijn spullen bij Socomec ingeleverd heeft en aldus er blijk heeft gegeven de arbeidsverhouding ook verstoord te achten, maakt dit oordeel niet anders.
4.7.
Al het bovenstaande leidt tot de beslissing dat het verzoek tot ontbinding afgewezen moet worden en Socomec zal worden veroordeeld in de proceskosten van [verweerder] .
De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Socomec in de proceskosten aan de zijde van [verweerder] , tot de uitspraak van deze beschikking begroot op EUR 400,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M.M. Steenberghe, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2015.