Op 20 oktober 2015 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland te Lelystad een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich niet kon vinden in de aanstelling van de kantonrechter voor zijn zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op basis van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de verzoeker stelde dat hij de kantonrechter die zijn zaak zou behandelen, wraakt omdat hij meent dat er op een andere wijze geen recht valt te halen in Nederland. De verzoeker had in zijn verzoek ook aangegeven dat hij met terugwerkende kracht beroep wilde aantekenen tegen verkeersboetes die hem eerder waren opgelegd. Hij verzocht om het horen van getuigen over maatschappelijke misstanden die volgens hem verband hielden met de opgelegde boetes.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de wettelijke normen en criteria voor onpartijdigheid. Het artikel 512 Sv stelt dat rechters gewraakt kunnen worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet specifiek een kantonrechter had genoemd en dat zijn verzoek niet voldeed aan de eisen van een gemotiveerd wrakingsverzoek. De verzoeker had geen concrete gronden aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de kantonrechter onderbouwden. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat het niet voldeed aan de wettelijke vereisten.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om de beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. De procedure van de verzoeker met betrekking tot zijn verkeersboetes zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.