ECLI:NL:RBMNE:2015:7611

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2015
Publicatiedatum
21 oktober 2015
Zaaknummer
400808 / HA RK 15-224
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in strafzaak

Op 20 oktober 2015 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland te Lelystad een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich niet kon vinden in de aanstelling van de kantonrechter voor zijn zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op basis van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de verzoeker stelde dat hij de kantonrechter die zijn zaak zou behandelen, wraakt omdat hij meent dat er op een andere wijze geen recht valt te halen in Nederland. De verzoeker had in zijn verzoek ook aangegeven dat hij met terugwerkende kracht beroep wilde aantekenen tegen verkeersboetes die hem eerder waren opgelegd. Hij verzocht om het horen van getuigen over maatschappelijke misstanden die volgens hem verband hielden met de opgelegde boetes.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de wettelijke normen en criteria voor onpartijdigheid. Het artikel 512 Sv stelt dat rechters gewraakt kunnen worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet specifiek een kantonrechter had genoemd en dat zijn verzoek niet voldeed aan de eisen van een gemotiveerd wrakingsverzoek. De verzoeker had geen concrete gronden aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de kantonrechter onderbouwden. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat het niet voldeed aan de wettelijke vereisten.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om de beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. De procedure van de verzoeker met betrekking tot zijn verkeersboetes zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 400808 / HA RK 15-224
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 20 oktober 2015
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoeker,
gemachtigde [gemachtigde] , zoon van verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 26 augustus 2014, door de rechtbank ontvangen op 23 september 2015.
1.2.
Bij brief van 24 september 2015 heeft de wrakingskamer verzoeker tot uiterlijk 2 oktober 2015 in de gelegenheid gesteld zijn verzoek aan te vullen met de naam van de kantonrechter waar zijn verzoek op ziet, alsmede met de gronden waarop het verzoek is gebaseerd. Een reactie van verzoeker is uitgebleven.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker voert in zijn verzoek tot wraking als grondslag aan dat hij de kantonrechter die zijn zaak zal gaan behandelen wraakt omdat op een andere wijze er toch geen recht valt te halen in Nederland.
Verzoeker gaat voorts in op de zaak die aan de kantonrechter ter beoordeling voor zal liggen, zaaknummer 4028073 UM VERZ 15-1088, en stelt dat hij alsnog met terugwerkende kracht beroep in wenst te stellen tegen de hem in de periode van mei 2013 tot en met juni 2014 opgelegde verkeersboetes. Verzoeker wenst dat ofwel bij de kantonrechterzitting, ofwel bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek, een (in ieder geval) twintigtal met naam genoemde getuigen zullen worden gehoord over door verzoeker gestelde maatschappelijke misstanden waarmee volgens verzoeker de door hem te betalen boetes worden gefinancierd.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten en omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.3.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.4.
In het tweede lid van artikel 515 Sv is bepaald dat de verzoeker en de rechter wiens wraking is verzocht in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Hiermee is beoogd verzoeker de gelegenheid te bieden te worden gehoord op de door hem aangevoerde feiten en omstandigheden op grond waarvan hij meent dat de onpartijdigheid van één of meer bepaalde rechters in het geding is. Het in deze bepaling opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever beschouwd als een debat over de gegrondheid van het verzoek.
In het onderhavige geval ziet de wrakingskamer aanleiding om – in afwijking van het in
artikel 515 lid 2 Sv neergelegde uitgangspunt – uitspraak te doen over het door verzoeker
ingediende wrakingsverzoek zonder dat dit verzoek ter zitting wordt behandeld. Hiertoe
wordt als volgt overwogen.
3.5.
In het tweede lid van artikel 513 Sv is – onder meer – bepaald dat het wrakingsverzoek gemotiveerd moet zijn. Artikel 4.1 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank (te raadplegen op de website www.rechtspraak.nl) bepaalt eveneens dat het verzoek gemotiveerd moet zijn en voorts dat de naam van iedere rechter op wie het betrekking heeft moet worden vermeld.
3.6.
Verzoeker heeft in zijn verzoek van 26 augustus 2014 aangegeven ‘de kantonrechter’ te wraken, zonder daarbij één rechter in het bijzonder te noemen. De wrakingskamer stelt vast dat de behandeling van de door verzoeker bedoelde zaak door de kantonrechter nog geen aanvang heeft genomen. Vooralsnog is slechts een datum voor de mondelinge behandeling bepaald. Tijdens die mondelinge behandeling zal een kantonrechter de zaak voor het eerst inhoudelijk behandelen. Dat betekent dat het wrakingverzoek niet ziet noch kan zien op het handelen van een specifieke rechter, zodat het verzoek op dit punt niet aan de aan een wrakingsverzoek gestelde voorwaarde voldoet.
Daarnaast heeft verzoeker de grondslag van het wrakingsverzoek – dat op een andere wijze geen recht valt te halen in Nederland – niet nader gemotiveerd. Zijn stellingen in het verzoekschrift zien op eerder gevoerde procedures en op maatschappelijke kwesties in relatie tot de begunstigde van strafrechtelijk opgelegde boetes. Deze stellingen – alsook verzoekers wens tot het horen van de genoemde getuigen – zien op het systeem van strafrechtpleging in het algemeen en houden geen verband met de mogelijke partijdigheid van de kantonrechter die de zaak van verzoeker zal gaan behandelen. Zij kunnen daarom niet worden begrepen als een nadere onderbouwing van de partijdigheid van de kantonrechter. Er is daarom geen sprake van een gemotiveerd wrakingsverzoek.
De wrakingskamer is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het wrakingsverzoek niet voldoet aan de aan het verzoek tot wraking gestelde eisen. Om die reden zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaren.
3.7.
Ten overvloede merkt de wrakingskamer op dat het wrakingsprotocol van deze rechtbank is te raadplegen op de website www.rechtspraak.nl.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, alsmede aan de voorzitter van de afdeling strafrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met 4028073 UM VERZ 15-1088 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, en mr. M.J. Slootweg en mr. A. van Holten als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. I.S.J. Goeman-Bruijn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2015.
bij afwezigheid van de griffier, bij afwezigheid van de voorzitter,
getekend door getekend door
mr. R.H.M. den Ouden mr. M.J. Slootweg
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.