ECLI:NL:RBMNE:2015:7599

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2015
Publicatiedatum
20 oktober 2015
Zaaknummer
400843 / HA RK 15-225
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid

Op 20 oktober 2015 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. L. de Leon. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, de behandelend rechter in een strafzaak met parketnummer 16/115439-15. Verzoeker stelde dat de gewraakte rechter vooringenomen was, omdat zij weigerde verbalisant [verbalisant] als getuige op te roepen en te horen. Dit verzoek was gedaan in het kader van de strafzaak tegen verzoeker, waarin hij betwistte dat de aanhouding correct was verlopen.

De procedure begon met een mondeling wrakingsverzoek op 17 september 2015, waarbij mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen niet aanwezig was. De officier van justitie, mr. R. Leuven, had ook afwezig bericht. De wrakingskamer heeft de zaak op 6 oktober 2015 openbaar behandeld. In de beoordeling van het wrakingsverzoek werd artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens in acht genomen. De wrakingskamer concludeerde dat de enkele afwijzing van het verzoek om een getuige te horen niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid.

De wrakingskamer oordeelde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor het oordeel dat de gewraakte rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koesterde. De beslissing van de gewraakte rechter om het verzoek tot het horen van de getuige af te wijzen, werd niet als een indicatie van vooringenomenheid beschouwd. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden. De procedure van verzoeker met parketnummer 16/115439-15 dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 400843 / HA RK 15-225
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
20 oktober 2015
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),
raadsman: mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter van 17 september 2015, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- het schriftelijke verweer van mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 6 oktober 2015 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen verzoeker en zijn raadsman, mr. De Leon.
Mr. Veldman-Gielen is met bericht van afwezigheid niet verschenen. De officier van justitie, mr. R. Leuven, is van de behandeling in kennis gesteld en heeft de wrakingskamer per mail van 28 september 2015 bericht dat hij niet bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig zal zijn.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het parketnummer 16/115439-15.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de gewraakte rechter vooringenomen en niet onpartijdig is, omdat zij niet bereid was in de strafzaak tegen verzoeker verbalisant [verbalisant] als getuige op te roepen en te horen.
2.3.
Mr. Veldman-Gielen heeft bij haar schriftelijke reactie te kennen gegeven niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten en omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.3.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.4.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 17 september 2015 blijkt dat verzoeker in zijn strafzaak heeft verzocht om verbalisant [verbalisant] als getuige op te roepen en te horen over de omstandigheden waaronder de aanhouding van verzoeker is geschied. Daartoe heeft verzoeker gesteld dat de verklaring van verzoeker hierover haaks staat op hetgeen verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd in zijn proces-verbaal van bevindingen.
3.5.
De gewraakte rechter heeft het verzoek tot het horen van deze getuige afgewezen, met de motivering dat verbalisant [verbalisant] “niet daadwerkelijk bij de aanhouding betrokken was en hij zijn bevindingen op papier heeft gezet. Nu de beide andere verbalisanten als getuige worden gehoord is een nader verhoor van deze getuige niet van belang voor enig te nemen beslissing“.
3.6.
De wrakingskamer overweegt als volgt.
De enkele omstandigheid dat de gewraakte rechter een verzoek tot het horen van een getuige heeft afgewezen, kan in beginsel niet leiden tot een gerechtvaardigde wraking. Een dergelijke beslissing levert op zichzelf geen feiten of omstandigheden op die de rechterlijke onpartijdigheid in de zin van de hiervoor vermelde bepaling raken. Dit is alleen anders, wanneer die beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert als hiervoor genoemd.
In het onderhavige geval is hiervan niet gebleken, ook niet indien de rechter na toetsing aan het verdedigingsbelang (artikel 288, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering ) het verzoek tot het horen van de getuige had moeten inwilligen. Door toewijzing van het verhoor van de beide andere verbalisanten heeft de gewraakte rechter er blijk van gegeven de situatie omtrent de aanhouding van verzoeker te zullen onderzoeken. Niet gebleken is dan ook dat de gewraakte rechter bij het nemen van de beslissing tot het niet willen horen van verbalisant [verbalisant] als getuige zich reeds een oordeel heeft gevormd omtrent de omstandigheden waaronder de aanhouding van verzoeker heeft plaatsgevonden. Dat de rechter verwijst naar de bevindingen die de verbalisant [verbalisant] op papier heeft gezet betekent niet dat de rechter de inhoud van het desbetreffende proces-verbaal als leidend bij de beoordeling van de verschillende bewijsmiddelen zal beschouwen.
3.7.
Gelet op deze omstandigheid is de wrakingskamer van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat het niet anders kan zijn dan dat de beslissing is ingegeven door vooringenomenheid. Nu ook overigens geen feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit zwaarwegende aanwijzingen zijn te ontlenen voor het oordeel dat de gewraakte rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de daaromtrent bij verzoeker bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker en diens advocaat, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling strafrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16/115439-15 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mr. drs. R. in ’t Veld en
mr. I.P.H.M. Severeijns, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2015.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.