ECLI:NL:RBMNE:2015:7566
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de inbewaringstelling van een gefailleerde ondernemer met voorwaarden
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2015 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de faillissementsgijzeling van [A], die op 26 mei 2015 in staat van faillissement was verklaard. De curator had verzocht om voortzetting van de inbewaringstelling, omdat [A] zonder toestemming van de curator en rechter-commissaris zijn bedrijfsactiviteiten had voortgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voortzetting van de inbewaringstelling een te vergaand dwangmiddel is, aangezien de voortzetting van de bedrijfsactiviteiten van [A] zeer beperkt was en niet aannemelijk is dat de belangen van de schuldeisers hierdoor zijn geschaad.
De rechtbank heeft de procedure en de feiten rondom de inbewaringstelling van [A] besproken. [A] had een aanzienlijke schuld aan de Belastingdienst en andere schulden, en er waren aanwijzingen dat hij zijn administratie niet volledig had verstrekt. De curator had ook geconstateerd dat [A] na zijn faillissement bedrijfsmatig had gehandeld, wat in strijd was met de Faillissementswet. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de curator voldoende middelen had om de activa van [A] veilig te stellen zonder de inbewaringstelling voort te zetten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de inbewaringstelling van [A] te schorsen, op voorwaarde dat hij zich gedurende het faillissement onthoudt van bedrijfsmatige handelingen zonder toestemming van de curator. Deze beslissing is genomen in het belang van zowel [A] als de schuldeisers, waarbij de rechtbank de proportionaliteit en subsidiariteit van de dwangmiddelen heeft afgewogen. De beschikking is gegeven in raadkamer door rechter P.J. Neijt.