ECLI:NL:RBMNE:2015:7552

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2015
Publicatiedatum
16 oktober 2015
Zaaknummer
99.000158-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling wegens onvoldoende bewijs van overtreding alcoholverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 september 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van in totaal 5 jaren, 8 maanden en 5 maanden, en was op 7 februari 2014 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd niet schuldig zou maken aan strafbare feiten, met een specifiek alcohol- en drugsverbod. De officier van justitie diende op 3 juni 2015 een vordering in tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat de veroordeelde zich niet aan het alcoholverbod zou hebben gehouden. Tijdens de behandeling op 21 augustus 2015 werd echter duidelijk dat de urinecontrole van de veroordeelde op 28 april 2015, die positief was voor alcohol, niet voldoende bewijs bood voor de ernst van de overtreding. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er alcohol in de urine was aangetroffen, er geen informatie beschikbaar was over de hoeveelheid alcohol, waardoor de verklaring van de veroordeelde, dat de alcohol afkomstig was van mondwater, niet kon worden uitgesloten. De rechtbank concludeerde dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling moest worden afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was om de overtreding van het alcoholverbod te bevestigen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

MEERVOUDIGE KAMER

Vi-zaaknummer: 99.000158-21
Parketnummer: 07.660029-10

BESLISSING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLINGBij onherroepelijk geworden arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 juni 2011 (parketnummer 24.001705-10); 9 februari 2010 (parketnummer 24.001602-8) en 17 juni 2009 (parketnummer 24.000001-08) is

[veroordeelde]

geboren op [1975] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats]
hierna: veroordeelde,
veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf voor de duur van respectievelijk 5 jaren,
8 maanden en 5 maanden.
Veroordeelde is, gelet op artikel 15, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, op 7 februari 2014 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Voor zover hier van belang is bij besluit van 30 september 2014 als bijzondere voorwaarde een drugs- en alcoholverbod en onderzoeksplicht opgelegd, inhoudende:
“dat u zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen genoemd op lijst 1 en/of 2 behorende bij de Opiumwet (harddrugs en/of softdrugs) en/of alcohol en dat u ten behoeve van de naleving van dit verbod mee zal werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek en/of ander controlemiddel.”
Bij besluit van 2 maart 2015 is het gebruik van cannabis van voornoemd verbod uitgezonderd.

De vordering

De schriftelijke vordering van de officier van justitie van 3 juni 2015 strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel zal herroepen voor een periode van 120 dagen, wegens het niet naleven van één van de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, zijnde voornoemd alcohol- en drugsverbod.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in zijn vordering, nu de vordering op 3 juni 2015 is ontvangen op de griffie van de rechtbank en het de grond bevat waarop zij berust.

De behandeling ter terechtzittingHet onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2015.

De raadsvrouw van veroordeelde, mr. S.C. Scherpenhuijsen, advocaat te Almere is ter terechtzitting verschenen.
Tevens is verschenen de heer [A] , reclasseringsmedewerker bij Tactus Reclassering Flevoland.
De raadvrouw heeft zich ter zitting primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, nu er teveel twijfels bestaan over de door de reclassering uitgevoerde urinecontrole. Zo is de hoeveelheid alcohol in de urine van veroordeelde niet vastgesteld. Daarmee is volgens de raadsvrouw niet vast komen te staan dat de verklaring van veroordeelde, het nuttigen van mondwater, onmogelijk een positief resultaat zou kunnen opleveren. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat een gehele herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet proportioneel is, aangezien het gaat om een zeer lichte overtreding en veroordeelde zich positief bij de behandeling heeft opgesteld. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de 120 dagen gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot gehele herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor een periode van 120 dagen.

De beoordeling

Omvang van de beoordeling
Ter zitting heeft de officier van justitie een e-mailbericht van 18 augustus 2015 van de reclasseringsmedewerker de heer [A] overgelegd waaruit blijkt dat veroordeelde in de periode van 25 juni 2015 tot en met 13 augustus 2015 twaalfmaal een urinecontrole heeft gemist. Deze gemiste urinecontroles zouden volgens de officier van justitie bij de beoordeling van de onderhavige vordering moeten worden betrokken.
De rechtbank stelt vast dat de door de officier overgelegde informatie over gemiste urinecontroles, feiten betreffen die niet aan de vordering van 3 juni 2015 ten grondslag zijn gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze informatie derhalve buiten beschouwing te worden gelaten. Indien de officier van justitie na het indienen van de vordering bekend geworden feiten en omstandigheden over het naleven van de voorwaarden aan de rechtbank ter beoordeling wil voorleggen, staat het haar vrij een nieuwe vordering in te dienen.
Inhoudelijke beoordelingBlijkens de vordering van 3 juni 2015 is de concrete aanleiding voor de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling een positieve urinecontrole van veroordeelde op alcohol op 28 april 2015 geweest.
Uit het rapport van 13 mei 2015 van Tactus Reclassering Flevoland blijkt dat veroordeelde op 28 april 2015 een urinecontrole middels een sneltest heeft gedaan, waarvan de uitslag
negatief was. Aangezien de urine vrij licht van kleur was, is de urine voor nader onderzoek opgestuurd naar het laboratorium. Het resultaat van het laboratoriumonderzoek was een positieve score op alcoholgebruik. In dit onderzoek is tevens een kreatinegehalte lager dan 2.0 mmol/L vastgesteld, wat duidt op verdunde urine, waardoor de uitslag van de sneltest niet betrouwbaar kan worden geacht.
Ter terechtzitting heeft de reclasseringsmedewerker desgevraagd verklaard dat bij het laboratoriumonderzoek op basis van de afbreukstoffen in de urine wordt vastgesteld of er alcohol in de urine aanwezig is. Op basis van dit onderzoek kan derhalve slechts worden vastgesteld óf er alcohol in de urine is aangetroffen. De hoeveelheid alcohol in de urine kan echter niet worden vastgesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat er op 28 april 2015 alcohol in de urine van veroordeelde is aangetroffen. Gelet op de formulering van de alcoholverbod in de bijzondere voorwaarde - dat veroordeelde zich moet onthouden van alcohol - heeft veroordeelde voor het einde van de proeftijd deze bijzondere voorwaarde overtreden.
Echter, uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat op basis van het laboratoriumonderzoek slechts kan worden vastgesteld dat er alcohol in de urine aanwezig is, maar geen informatie over de hoeveelheid alcohol in de urine kan worden verstrekt. Daarmee kan de verklaring die veroordeelde heeft gegeven voor het aantreffen van de alcohol in zijn urine niet worden uitgesloten. Door het ontbreken van inzicht over de hoeveelheid alcohol in de urine kan de rechtbank geen oordeel geven over de ernst van de overtreding hetgeen zij noodzakelijk acht voor de beoordeling of de overtreding zou moeten leiden tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat de vordering dient te worden afgewezen.

Toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen: 15, 15a, 15g, 15i en15j van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank beslist als volgt.

Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af.

Aldus gegeven door mr. J.A. Spee, voorzitter, mrs. P.K. van Riemsdijk en K.G. van de Streek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Hodgson als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 september 2015.