Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2015 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Achmea Zorgkantoor, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
18 april 2014 (ECLI:NL:RBMNE:2014:1493) strafrechtelijk veroordeeld voor fraude met pgb-geld. Bij deze fraude hanteerde zij verschillende methodes. Een van deze methodes was dat zij (ouders van) budgethouders het geld op haar privérekening liet storten, waarvan vervolgens een deel weer teruggestort werd op de privérekening van de (ouders van) budgethouders. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek zijn door de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) meerdere strafbare feiten onderzocht. In het door ISZW opgemaakte proces-verbaal van 25 juli 2013 staat dat [D] voor het plegen van de fraude gedurende lange tijd op aanzienlijke schaal valse documenten heeft opgemaakt. Het vermoedelijke aantal valselijk opgemaakte verantwoordingsformulieren is globaal berekend op tenminste 164. Deze globale berekening is gebaseerd op het aantal budgethouders dat geld heeft overgemaakt (totaal 48 wettelijke vertegenwoordigers/ouders) naar de privébankrekeningen van [D] .
Uit een overzicht van pgb-geldstromen blijkt dat de ouder(s) van eiser in 2011 een bedrag van € 3.775,- hebben overgemaakt op de privérekening van [D] . Ook blijkt daaruit dat in 2009 een bedrag van € 1075,- en in 2010 een bedrag van € 5.000,- van een rekening van [stichting] naar de privé-rekening van de ouders van eiser is gestort. Verder staat vast dat de moeder van eiser, nadat zij op 9 september 2014 een transactiegesprek heeft gevoerd met de officier van justitie, een transactievoorstel van 20 uur werkstraf heeft geaccepteerd.
Volgens verweerder blijkt dit uit de strafrechtelijke veroordeling van [D] , het feit dat in 2009, 2010 en 2011 onverklaarde stortingen hebben plaatsgevonden tussen de privé-rekening van de ouders van eiser en de rekening van [stichting] , dat eiser één van de 48 budgethouders is die is genoemd in het onderzoek van ISZW, dat de bedragen van de verantwoordingsformulieren niet overeenkomen met de bedragen zoals deze zijn aangetroffen in de bedrijfsadministratie van [stichting] , dat de moeder van eiser een transactie heeft geaccepteerd, alsmede dat logeerweekenden zijn gefinancierd uit het pgb. Volgens verweerder is daarom niet objectief controleerbaar hoe het pgb is besteed. Het pgb van eiser was over de jaren in geschil al definitief vastgesteld, zodat verweerder toepassing heeft gegeven aan zijn intrekkingsbevoegdheid uit artikel 4:49, eerste lid, van de Awb.
Gelet hierop is sprake van een situatie waarin de subsidievaststelling onjuist was en eiser dit wist of behoorde te weten, zodat verweerder onder toepassing van artikel 4:49, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, bevoegd was tot wijziging en terugvordering van het pgb. Daarbij komt dat de moeder van eiser ter zitting desgevraagd niets heeft kunnen verklaren over de achtergrond van de onder rechtsoverweging 1 genoemde stortingen, waarmee verweerder pas met het proces-verbaal van ISZW bekend is geworden.
van 21 januari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:187).
Beslissing
15 oktober 2015.