In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 24 juli 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep is behandeld zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de beslistermijn door verweerder is overschreden, aangezien het bezwaarschrift op 27 november 2014 is ingediend en verweerder uiterlijk op 19 februari 2015 had moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 14 april 2015 in gebreke gesteld, waarna twee weken zijn verstreken.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Volgens artikel 4:17 van de Awb is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag dat het in gebreke is, tot een maximum van 42 dagen. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.260,-, die verschuldigd is van 29 april 2015 tot en met 9 juni 2015. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet bekendmaken. Voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, is verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,- aan eiser te vergoeden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken na verzending worden bestreden door middel van verzet.