ECLI:NL:RBMNE:2015:7517

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2015
Publicatiedatum
15 oktober 2015
Zaaknummer
UTR 15/2735
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 24 juli 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep is behandeld zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de beslistermijn door verweerder is overschreden, aangezien het bezwaarschrift op 27 november 2014 is ingediend en verweerder uiterlijk op 19 februari 2015 had moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 14 april 2015 in gebreke gesteld, waarna twee weken zijn verstreken.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Volgens artikel 4:17 van de Awb is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag dat het in gebreke is, tot een maximum van 42 dagen. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.260,-, die verschuldigd is van 29 april 2015 tot en met 9 juni 2015. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet bekendmaken. Voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, is verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,- aan eiser te vergoeden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken na verzending worden bestreden door middel van verzet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 15/2735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2015 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag of bezwaar kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
3. Het bestuursorgaan beslist op het bezwaar binnen zes weken of als er een adviescommissie is ingesteld binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de bezwaartermijn is verstreken (artikelen 7:10, eerste lid, en 7:13 van de Awb. Het bezwaarschrift is bij verweerder ingediend op 27 november 2014. Verweerder had dus uiterlijk op 19 februari 2015 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 14 april 2015 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. In artikel 4:17 van de Awb is bepaald dat als een beschikking niet op tijd wordt genomen, het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd is voor elke dag dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 20,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 30,- per dag en de overige dagen € 40,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was (artikel 4:18, eerste lid, van de Awb).
6. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit met toepassing van artikel 8:55c van de Awb alsnog. De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 29 april 2015 tot en met 9 juni 2015 en bedraagt € 1.260,-.
7. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank als het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn stellen. In dit geval heeft verweerder geen bijzondere omstandigheden genoemd die tot een andere termijn zouden moeten leiden.
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
10. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 1.260,-;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J.W. Verhaagh, rechter, in aanwezigheid van T.N. van Duffelen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2015.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
de griffier de rechter
afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.