TVM c.s. heeft op 1 oktober 2013 aangifte gedaan bij de politie van oplichting en valsheid in geschrifte door [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 1 en sub 2] . Op 27 november 2014 heeft de politie de woning en de bedrijfspanden van [gedaagden] doorzocht en beslag gelegd op de fysieke en digitale administratie vanaf 2007. De politie heeft op 14 januari 2015 een tussenrapportage opgemaakt, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“(…)
Uit het onderzoek van de facturen van een bepaald bergingsbedrijf aan [gedaagde sub 4] kwam naar voren dat deze berger standaard naast een factuur ook een creditfactuur uitschreef. Deze beide facturen waren nagenoeg altijd opeenvolgend genummerd. De creditfactuur bedroeg 10 procent van het oorspronkelijk factuurbedrag. Bij andere bergers zijn andere kortingspercentages gehanteerd, die globaal liggen tussen 10 en 15 procent. In de digitale administratie van [gedaagde sub 4] , waren de inkoopfacturen opgenomen voor het gesaldeerde factuurbedrag (factuur minus creditfactuur). Hierdoor was de creditfactuur digitaal niet zichtbaar in de inkoopadministratie zichtbaar.
Uit het tot nu ingestelde onderzoek is deze werkwijze gehanteerd voor de Nederlandse bergers. De inkoopadministratie van de buitenlandse bergers was wel zodanig dat zowel de factuur als de eventuele creditfactuur apart werden vastgelegd.(…)
Uit de verkoopfacturen bleek dat [gedaagde sub 4] aan de TVM mede als kosten de verkoopfactuur van de betreffende berger declareerde.
De creditfactuur van deze berger werd NIET genoemd en/of in mindering gebracht.
Op de factuur aan TVM vermeldde [gedaagde sub 1] de omschrijving “Door ons betaalde factuur aan …” met daarachter het bedrag van de factuur.
Feitelijk werd via de zakelijke Rabobankrekening het factuurbedrag minus het bedrag van de creditfactuur betaald aan de betreffende berger.
(…)
Uit het tot nu toe ingestelde onderzoek is gebleken dat ook bij sleepwerkzaamheden door andere bergers in opdracht van [gedaagde sub 4] die GEEN declaratie bij een verzekeringsmaatschappij opleverden, gebruik werd gemaakt van een creditfactuur door de betreffende berger.
Ook hier rekende [gedaagde sub 4] , bank- en interventiekosten naast het factuurbedrag. Er is ook gebleken dat [gedaagde sub 4] facturen uitschreef aan andere bergers en hierbij ook zelf een creditfactuur, met kortingen van 10% of meer op de oorspronkelijke verkoopfacturen uitschreef.
(…)
Uit de verhoren van de bergers komt naar voren, dat het gebruikelijk is in de “bergerswereld”, dat er korting gegeven wordt aan elkaar of aan andere zaakrelaties, zoals truckdealers. Volgens deze bergers zijn al hun opgemaakte facturen conform de daadwerkelijk gemaakte kosten. De opgemaakte creditfactuur wordt door de bergers kennelijk gezien als zijnde een korting/bonus, welke wordt gegund aan hun relaties. Deze korting wordt soms ”Commissie” genoemd of “Omzetkorting”.
Het bevreemdt bergers, dat het credit factureren een probleem zou zijn, omdat het in de branche al jaren normaal is. Een aantal bergers verklaarde ook dat het computersysteem, branchesoftware, dat veel bergers gebruiken, het geven van korting via een creditnota, één druk op de knop is, waarna de creditnota opgemaakt is.
(…)”