In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 oktober 2015 een beschikking gegeven over een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen kantonrechter mr. P. Dondorp. De verzoekster, die in dienst was bij de Stichting AFS Nederland, had op 30 november 2009 haar dienstverband aangegaan en was op 14 juli 2015 op staande voet ontslagen. In een eerdere procedure had zij vernietiging van het ontslag en een billijke vergoeding gevraagd. Tijdens de behandeling van de provisionele vordering op 31 augustus 2015, waar mr. Dondorp als kantonrechter optrad, heeft verzoekster haar onvrede geuit over de gang van zaken en het gebrek aan onpartijdigheid van de kantonrechter. Ze stelde dat de kantonrechter geen vertrouwen wekte in een onpartijdig oordeel en dat er geen grond was voor een minnelijke regeling, gezien de omstandigheden van het ontslag.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoekster niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat de kantonrechter partijdig was. De kantonrechter had tijdens de zitting de partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten naar voren te brengen en had een voorlopig oordeel gegeven over het ontslag op staande voet, zonder dat dit betekende dat de gevraagde voorzieningen automatisch zouden worden toegewezen.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid en verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beschikking.