ECLI:NL:RBMNE:2015:7024

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
4054462 AC EXPL 15-1621
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst van een non-conforme auto met betrekking tot een Volkswagen Polo

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de ontbinding van een koopovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.E. Teusink, had op 9 juli 2014 een Volkswagen Polo gekocht van de gedaagde, die handelde onder de naam [bedrijf 1]. Na de aankoop vertoonde de auto gebreken, die door de eiser werden gemeld in een aangetekende brief van 25 juli 2014. De gedaagde heeft de klachten van de eiser niet opgelost, wat leidde tot de eis van de eiser om de koopovereenkomst te ontbinden en schadevergoeding te eisen. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de eiser te laat had geklaagd en dat hij niet tekortgeschoten was in zijn verplichtingen.

De kantonrechter oordeelde dat de eiser tijdig had geklaagd en dat de gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. De rechter concludeerde dat de Polo niet voldeed aan de verwachtingen die de eiser mocht hebben op basis van de koopovereenkomst. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser toegewezen, inclusief de ontbinding van de koopovereenkomst, de terugbetaling van de koopsom van € 4.500, en de vergoeding van expertisekosten van € 421,08. Tevens werd de gedaagde veroordeeld om de Bora terug te geven aan de eiser en een dwangsom te betalen bij niet-naleving van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 4054462 AC EXPL 15-1621 JvdB/866
Vonnis van 7 oktober 2015
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
advocaat: mr. R.E. Teusink,
tegen:
[gedaagde] , h.o.d.n. [bedrijf 1],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
advocaat: mr. T. Catak.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 juni 2015
  • de brief van mr. Teusink van 26 augustus 2015 met producties
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 september 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 9 juli 2014 hebben [eiser] en [gedaagde] , handelend onder de naam [bedrijf 1] , een koopovereenkomst (hierna: de koopovereenkomst) gesloten met betrekking tot een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] , bouwjaar 2009, kilometerstand 186.229 (hierna: de Polo). De Polo is dezelfde dag aan [eiser] geleverd. Voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst heeft [eiser] een proefrit met de Polo gemaakt. De koopprijs bestond uit een bedrag in contanten en een Volkswagen Bora met kenteken [kenteken] (hierna: de Bora), die door [eiser] is ingeruild.
2.2.
Op 16 juli 2014 is de Polo op naam gesteld van de heer [A] (hierna: de zwager van [eiser] ).
2.3.
In een aan [eiser] geadresseerd rapport/offerte van garagebedrijf [bedrijf 2] van 19 juli 2014 met betrekking tot de Polo (hierna: het rapport van [bedrijf 2] ) is het volgende vermeld:
“[…] Diagnose van bijgeluid in de motor.
Kleppendeksel & Klepstoters gecontroleerd, Nokkenas gecontroleerd op slijtage:
OPMERKING CARTERPAN ELDERS GEOPEND, oliesmeer ontdekt waarbij je de defect niet meteen kan horen. Cilinderkop gedemonteerd, Na diagnose is gebleken dat er speling is aangetroffen op de krukasdrijfstangmechaniek. Kosten tot nu zijn € 420, totale geschatte reperatiekosten Ongeveer € 1400 Inclusief onderdelen […]”
2.4.
In een aangetekend verzonden brief van [eiser] aan [bedrijf 1] van 25 juli 2014 (hierna: de brief van 25 juli 2014) staat het volgende:
“[…] Op 9 Juli Jonstleden kocht ik bij u een auto. Het betreft een volkswagen Polo met het volgende kenteken: [kenteken]
De auto functioneert niet zoals ik mag verwachten en vertoont de volgende gebreken:
*Krukas is kapot
*cilinder is beschadigd.
De auto moet alle eigenschappen bezitten die nodig zijn voor normaal gebruik. Dit is nu niet het geval. Ik ben van mening dat deze problemen niet hadden mogen ontstaan, gelet op de leeftijd en de aanschafprijs van de Volkswagen bouwjaar 2009.
Mijns inziens is er sprake van een ondeugdelijk product en ik verzoek u vriendelijk de defecte onderdelen te repareren of te vervangen binnen twee weken na dagtekening van deze brief,
Is herstel of reparatie binnen twee weken na dagtekening niet mogelijk, dan bent u in gebreke en heb ik het recht de koopovereenkomst te ontbinden. […]”
2.5.
De brief van 25 juli 2014 is op 29 juli 2014 tevergeefs aangeboden aan het postadres van [bedrijf 1] (Van [adres] in [vestigingsplaats] ). Op 4 augustus 2014 is de brief afgehaald op een daartoe door PostNL bestemd afhaaladres. Voor ontvangst van deze brief is een handtekening gezet.
2.6.
Op 30 juli 2014 is de Polo weer op naam gezet van [eiser] .
2.7.
In een brief van de advocaat van [eiser] aan [gedaagde] van 30 september 2014 staat het volgende:
“[…] Door deze ontbindt cliënte de overeenkomst op basis waarvan zij van u heeft gekocht op 9 juli 2014 de personenauto Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] tegen betaling aan u van een bedrag van € 4.500,00 en met inruil aan u van de Volkswagen Bora met kenteken [kenteken] .
Door deze verzoek en voor zover nodig sommeer ik u om binnen één week na heden het bedrag van € 4.500,00 ten behoeve van cliënte over te maken naar mijn derdenrekening, […].”
2.8.
[gedaagde] heeft de Polo op 15 november 2014 bij [bedrijf 2] bezichtigd en onderzocht.
2.9.
[eiser] en [gedaagde] hebben onderhandeld over een minnelijke regeling. Dit heeft niet geleid tot een schikking.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad (samengevat):
I. de koopovereenkomst te ontbinden, voor zover nog nodig
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 4.500, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 9 juli 2014, althans 30 september 2014, althans een door de rechtbank vast te stellen datum
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 421,08, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 9 juli 2014, althans 30 september 2014, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag
IV. [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis aan [eiser] terug te leveren de Bora met een op naam van [eiser] gesteld kenteken, en terug te nemen van [eiser] de Polo met afgifte aan [eiser] van een vrijwaringsbewijs, op verbeurte van een door [gedaagde] aan [eiser] te betalen dwangsom van € 50 voor iedere dag dat gedaagde niet voldoet
V. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen het griffierecht en de door [eiser] verschuldigde eigen bijdrage van € 143.
3.2.
Aan deze vorderingen legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting om de Polo te leveren met eigenschappen welke voor normaal gebruik daarvan nodig zijn en aan de aanwezigheid waarvan [eiser] niet hoefde te twijfelen. De koopsom bedraagt volgens [eiser] € 6.500, bestaande uit een betaling in contanten van € 4.500 en een inruilwaarde van de Bora van € 2.000. De vordering tot betaling van € 421,08 heeft betrekking op de expertisekosten van [bedrijf 2] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer met als conclusie dat de kantonrechter [eiser] niet-ontvankelijk moet verklaren in haar vorderingen, dan wel haar deze te ontzeggen, met veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) van [eiser] in de proceskosten en de nakosten, allebei te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na het vonnis.
3.4.
[gedaagde] betoogt primair dat [eiser] te laat heeft geklaagd over de gebreken. Subsidiair neemt [gedaagde] het standpunt in dat niet kan worden vastgesteld dat hij toerekenbaar tekort is geschoten jegens [eiser] . In verband daarmee voert hij in de eerste plaats aan dat uit het rapport van [bedrijf 2] niet blijkt dat de krukas defect is en de cilinder beschadigd is, zoals [eiser] stelt. In de tweede plaats voert [gedaagde] aan dat niet vaststaat dat de Polo al gebrekkig was op het moment van levering aan [eiser] . Volgens [gedaagde] is er vanaf het moment van levering van de Polo aan [eiser] 1485 km door [eiser] en haar zwager met de Polo gereden en mogelijk was daarbij sprake van roekeloos rijgedrag. Meer subsidiair voert [gedaagde] aan dat de koopprijs bestaat uit een bedrag in contanten van € 3.400 vermeerderd met € 1.100 als inruilwaarde voor de Bora.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verweer van [gedaagde] dat [eiser] te laat heeft geklaagd, met tot gevolg verval van recht (zie artikel 7:23 BW), slaagt niet. [eiser] heeft geklaagd bij brief van 25 juli 2014 (zie 2.4). Deze brief is aangetekend verzonden aan het postadres van [bedrijf 1] en is op
4 augustus 2014 afgehaald, dus nog geen maand na verkoop en levering van de Polo. Dit brengt mee dat [eiser] tijdig heeft geklaagd. Ook als ervan wordt uitgegaan dat [gedaagde] deze brief niet heeft gelezen en dat hij niet weet wie die brief heeft afgehaald, zoals [gedaagde] stelt, leidt dit niet tot een ander oordeel omdat deze omstandigheden voor risico van [gedaagde] komen. Hij dient zijn bedrijfsvoering zo in te richten dat hij kennis kan nemen van aangetekend verzonden brieven waarvoor op het postadres van [bedrijf 1] afhaalberichten worden achtergelaten.
4.2.
Ook het verweer van [gedaagde] dat niet kan worden vastgesteld dat hij tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis jegens [eiser] slaagt niet. Dit wordt hierna toegelicht.
4.3.
Volgens [eiser] heeft een medewerker van [bedrijf 2] haar meegedeeld dat de krukas defect is en de cilinder beschadigd. Terecht wijst [gedaagde] erop dat dit niet blijkt uit het rapport van [bedrijf 2] (zie 2.3). Het antwoord op de vraag of de krukas defect is en de cilinder beschadigd kan echter in het midden blijven. Hoewel [gedaagde] de Polo op 15 november 2014 zelf heeft onderzocht betwist hij immers niet de vaststelling van [bedrijf 2] dat er speling is aangetroffen op de krukasdrijfstangmechaniek en dat reparatie daarvan ongeveer
€ 1.400 zou kosten. Ook betwist hij niet dat, zoals [eiser] stelt, het gebrek zodanig is dat met de Polo niet veilig aan het verkeer kan worden deelgenomen. Een dergelijk gebrek hoefde [eiser] niet te verwachten van een Polo uit 2009 met een kilometerstand van 186.229 en een koopprijs van tenminste € 4.500 (zie voor de vaststelling van de koopprijs 4.9).
4.4.
De Polo is op 9 juli 2014 aan [eiser] geleverd. Op 19 juli 2014 is de Polo door [bedrijf 2] onderzocht. Vaststaat dat de Polo op 16 juli 2014 op naam is gezet van de zwager van [eiser] en dat de Polo op 30 juli 2014 weer terug op naam van [eiser] is gezet. Volgens [eiser] was het de bedoeling dat haar zwager met de Polo op vakantie zou gaan en is de auto om verzekeringstechnische redenen op naam van haar zwager gezet, maar is haar zwager niet met de Polo op vakantie gegaan in verband met de bevindingen van [bedrijf 2] . Volgens [eiser] is er nadat zij de Polo naar [bedrijf 2] heeft gebracht nooit meer met de Polo gereden. [gedaagde] heeft dit laatste niet weersproken. Gelet op het voorgaande gaat de kantonrechter er vanuit dat de Polo vanaf 19 juli 2014 heeft stilgestaan.
4.5.
Het antwoord op de vraag of na 9 juli 2014 ook de zwager van [eiser] met de Polo heeft gereden kan in het midden blijven. Ook als er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat de zwager van [eiser] met de Polo heeft gereden staat vast dat er in de periode van 9 juli 2014 tot 19 juli 2014 niet meer dan 1485 km met de Polo is gereden. [gedaagde] heeft niets aangevoerd op grond waarvan aannemelijk is dat het geconstateerde gebrek (de speling aan de krukasdrijfstangmechaniek) in die periode moet zijn ontstaan. De stelling dat er mogelijk roekeloos met de Polo is gereden is daarvoor onvoldoende. Daar komt bij dat [gedaagde] niet betwist dat, zoals [eiser] onder verwijzing naar het rapport van [bedrijf 2] stelt, de carterpan eerder geopend is geweest en dat er toen oliesmeer aan het motorblok is toegevoegd, waardoor het vreemde geluid in de motor aanvankelijk niet te horen is geweest. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden moet er vanuit worden gegaan dat de Polo aan [eiser] is geleverd met het door [bedrijf 2] vastgestelde gebrek. Gelet op de zojuist genoemde conclusie van [bedrijf 2] is ook aannemelijk dat [eiser] geen vreemd geluid heeft gehoord toen zij met de Polo een proefrit maakte.
4.6.
Met inachtneming van het bovenstaande luidt de conclusie dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenis om aan [eiser] een Polo te leveren met eigenschappen die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn en aan de aanwezigheid waarvan [eiser] niet hoefde te twijfelen. De omstandigheid dat mogelijk niet [gedaagde] of een van zijn medewerkers de oliesmeer aan het motorblok heeft toegevoegd maakt dit oordeel niet anders omdat dit voor risico van [gedaagde] komt.
4.7.
In de brief van 25 juli 2014 heeft [eiser] [gedaagde] aangemaand de defecte onderdelen te repareren of te vervangen binnen een termijn van twee weken en meegedeeld dat wanneer herstel binnen twee weken na dagtekening niet mogelijk is, [gedaagde] in gebreke is. [gedaagde] heeft het gebrek aan het motorblok niet hersteld, zodat hij op de 15e dag na 25 juli 2014 in verzuim is gekomen.
4.8.
Met inachtneming van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat [eiser] de koopovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden (artikel 6:265 BW in verbinding met artikel 2:267 lid 1 BW). Ontbinding van de koopovereenkomst door de kantonrechter (zie vordering I. in 3.1) is daarom niet nodig. Als gevolg van de buitengerechtelijke ontbinding zijn voor [eiser] en [gedaagde] ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan (artikel 6:271 BW). [eiser] moet de Polo aan [gedaagde] teruggeven met, zoals gebruikelijk, afgifte door [gedaagde] aan [eiser] van een vrijwaringbewijs. [gedaagde] moet de Bora aan [eiser] teruggeven en de door haar contant betaalde koopprijs terugbetalen. Vordering III zal daarom, inclusief de gevorderde dwangsom, worden toegewezen. De dwangsom wordt gemaximeerd op € 10.000.
4.9.
[gedaagde] moet ook het door [eiser] contant betaalde deel van de koopsom terugbetalen. [eiser] stelt dat de koopsom voor de Polo € 6.500 bedraagt, bestaande uit een bedrag in contanten van € 4.500 en een inruilwaarde van de Bora van € 2.000. Volgens [gedaagde] bedraagt de koopsom € 4.500, bestaande uit een bedrag van € 3.400 in contanten en een inruilwaarde van € 1.100. Op de door [eiser] overgelegde, door de zoon van [gedaagde] met de hand ingevulde factuur van [bedrijf 1] ontbreekt een vermelding van/verwijzing naar de ingeruilde Bora. Wel is op de factuur als ‘te betalen’ bedrag € 4.500 vermeld. Ook is op die factuur te zien dat aanvankelijk een bedrag van € 6.500 was geschreven. Dat bedrag is doorgestreept. Deze vermeldingen op de factuur maken aannemelijk dat een koopsom van in totaal € 6.500 is afgesproken. [gedaagde] heeft daar tegenover niets concreets aangevoerd, bijvoorbeeld een document uit zijn administratie waaruit een contante betaling van € 3.400 blijkt. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat door [eiser] en [gedaagde] aan de Bora een inruilwaarde van € 2.000 is toegekend en dat [eiser] € 4.500 contant aan [gedaagde] heeft betaald. [gedaagde] moet dit bedrag als gevolg van de ontbinding van de koopovereenkomst aan [eiser] terugbetalen. Bij brief van 30 september 2004 (zie 2.7) is [gedaagde] aangemaand om dit bedrag binnen een week terug te betalen. Nu [gedaagde] dit heeft nagelaten is hij met betrekking tot deze verbintenis vanaf 8 oktober 2014 in verzuim, zodat de vordering tot betaling van de wettelijke rente over € 4.500 zal worden toegewezen met ingang van laatstgenoemde datum.
4.10.
De door [bedrijf 2] aan [eiser] in rekening gebrachte kosten voor het op 19 juli 2014 uitgevoerde onderzoek aan de Polo ter hoogte van € 421,08 zijn redelijk en de vordering tot vergoeding daarvan is gelet op artikel 6:96 lid 1, b BW toewijsbaar. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] voor deze kosten anders dan door middel van de dagvaarding in gebreke is gesteld. De vordering tot betaling van wettelijke rente over deze kosten zal daarom worden toegewezen met ingang van de datum van de dagvaarding (13 april 2015).
4.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Met betrekking tot de door [eiser] gevorderde kosten ter zake van de eigen bijdrage geldt dat het bestaande systeem van proceskostenveroordeling meebrengt dat niet de werkelijk gemaakte proceskosten worden vergoed, maar slechts forfaitaire bedragen. Dit betekent dat de te vergoeden proceskosten volgens de gebruikelijke tarieven zullen worden vastgesteld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- in debet gestelde explootkosten (75% x € 94,19) € 70,64
(gerechtsdeurwaarder mr. F.H.J. Timmerman)
- betaalde explootkosten (25% x € 94,19) 23,55
- griffierecht 78,00
- salaris advocaat (2 punten x tarief € 200)
400,00
Totaal € 572,19
Aangezien aan [eiser] een toevoeging is verleend en de in debet gestelde explootkosten door de rechtbank aan de deurwaarder zijn of worden betaald, dienen deze te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank .

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 4.500, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) over dit bedrag vanaf 8 oktober 2014 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 421,08, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) over dit bedrag vanaf 13 april 2015 tot de voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] terug te leveren de Bora, met een op naam van [eiser] gesteld kenteken, en om terug te nemen van [eiser] de Polo, met afgifte aan [eiser] van een vrijwaringsbewijs, op straffe van een door [gedaagde] aan [eiser] te betalen dwangsom van € 50 voor iedere dag dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 10.000;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 572,19 (waarin begrepen € 400 aan salaris advocaat);
5.5.
bepaalt dat [gedaagde] van het hiervoor genoemde bedrag aan totale proceskosten een bedrag van € 70,64 (in debet gestelde explootkosten) dient te voldoen aan de griffier nadat hij een nota van de rechtbank daarvoor heeft gekregen;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2015.
Coll: HB