Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 december 2013;
- het Franstalige deskundigenbericht van de heer dr. M. Boustani en de Nederlandstalige vertaling daarvan;
- het deskundigenbericht van het Internationaal Juridisch Instituut (I.J.I) van 27 maart 2015;
- de akte na deskundigenbericht, tevens vermeerdering van eis van de zijde van [eiseres] van 29 april 2015;
- de antwoordakte na deskundigenbericht, tevens houdende verzet tegen de vermeerdering van eis van de zijde van VIV van 5 augustus 2015.
2.Aanvullende feiten
Code Libanais des Obligations et des Contrats(hierna: COC) is. Deze wet betreft een codificatie van de Franse
Code Civil. Verder wijst hij erop dat voor het handelsrecht de
Code de Commercevan belang is, dat in het Libanese verbintenissenrecht geen aansluiting wordt gezocht met islamitisch recht en dat een rechtstraditie bestaat die zich richt naar het Franse recht.
3.De verdere beoordeling
la cause) van de overeenkomst daaraan is komen te ontvallen. Wel stelt het I.J.I. zich op het standpunt dat de door hem geraadpleegde literatuur afwijkt van het advies van Boustani waar het de beëindiging van overeenkomsten betreft. Uit deze literatuur en de artikelen 233 en 245 COC blijkt volgens het I.J.I. – onder meer en voor zover hier van belang – dat eenzijdige opzegging van een overeenkomst naar Libanees recht niet mogelijk is en dat beëindiging slechts kan plaatsvinden indien partijen dat gezamenlijk doen.
la cause) daaraan komt te ontvallen en het I.J.I. en [eiseres] niet ingaan op deze wijze van beëindiging van een overeenkomst – en deze daarmee ook niet uitsluit – gaat de rechtbank ervan uit dat de door Boustani en [A] genoemde beëindigingswijze mogelijk is.