Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 29 april 2015
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 5 augustus 2015.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is op 23 september 2015 vonnis gewezen in een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. L.M. van Rooij-Houweling, en [gedaagde], vertegenwoordigd door mr. B.M.E. Drykoningen. De zaak betreft de echtheid van handtekeningen op een schuldbekentenis die op 4 augustus 2011 door [gedaagde] en wijlen mevrouw [A] is ondertekend. [gedaagde] is volgens deze schuldbekentenis een bedrag van € 30.000,-- verschuldigd aan mevrouw [A], dat zonder rente terugbetaald moet worden bij haar overlijden. Na het overlijden van mevrouw [A] heeft [eiser], als executeur van haar testament, [gedaagde] verzocht om het bedrag terug te betalen, maar [gedaagde] betwist dat de schuld nog openstaat en beroept zich op kwitanties als bewijs van betaling.
De rechtbank heeft in het vonnis vastgesteld dat er een geschil bestaat over de echtheid van de handtekeningen op de kwitanties. [eiser] heeft een deskundige ingeschakeld om de authenticiteit van de handtekeningen te onderzoeken, omdat hij betwist dat deze van mevrouw [A] zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om een deskundige te benoemen om de echtheid van de handtekeningen vast te stellen. De heer W. de Jong is benoemd als deskundige en zal de rechtbank adviseren over de vragen die zijn geformuleerd in het vonnis. De rechtbank heeft ook bepaald dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor het voorschot op de kosten van de deskundige.
De rechtbank heeft verder aangegeven dat als de deskundige concludeert dat de handtekeningen niet van mevrouw [A] zijn, [gedaagde] niet kan bewijzen dat de schuld is afbetaald. In dat geval zal de vordering van [eiser] worden toegewezen. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden tot na het deskundigenonderzoek.