In deze zaak heeft de kantonrechter op 10 september 2015 uitspraak gedaan over het verzoek van de stichting [verzoekster] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], een psychiater, op grond van reorganisatie. [verzoekster] heeft op 30 april 2015 een verzoekschrift ingediend om de arbeidsovereenkomst te ontbinden en een vergoeding van € 54.579,45 bruto toe te kennen. [verweerder] heeft hierop gereageerd met een verweerschrift waarin hij aanspraak maakte op een billijke vergoeding van € 270.241,10 bruto, gebaseerd op een contractuele afvloeiingsvergoeding. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 augustus 2015, waarna de kantonrechter de zaak heeft beoordeeld.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de functie van [verweerder] door de reorganisatie is vervallen en dat er geen passende functie beschikbaar was. De rechter oordeelde dat de verandering van omstandigheden volledig in de risicosfeer van [verzoekster] ligt. De kantonrechter heeft de aanspraak van [verweerder] op de contractuele vergoeding beoordeeld, waarbij hij oordeelde dat [verweerder] recht heeft op een vergoeding van maximaal € 133.269,60 bruto, wat overeenkomt met zijn laatstgenoten totaal vast inkomen (TVI). De rechter heeft de vergoeding vastgesteld op basis van de overeengekomen voorwaarden in de arbeidsovereenkomst, waarbij de uitleg van het begrip 'dienstjaren' en de beperking tot één TVI centraal stonden.
De kantonrechter heeft uiteindelijk het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen en [verweerder] een vergoeding van € 133.269,60 bruto toegekend, met de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken op 10 september 2015 door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter.