ECLI:NL:RBMNE:2015:6609

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2015
Publicatiedatum
9 september 2015
Zaaknummer
16/705054-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval op 99-jarige vrouw met geweld

Op 9 september 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander een woningoverval heeft gepleegd op een 99-jarige vrouw. De overval vond plaats in de nacht van 30 op 31 december 2014, waarbij de verdachte en haar medeverdachte probeerden sieraden en andere waardevolle spullen te stelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen de bewoonster. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachte de woning binnendrongen door gebruik te maken van een valse sleutel en dat zij de vrouw fysiek geweld hebben aangedaan, waaronder het slaan en vastgrijpen van haar keel. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij de rechtbank de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer in overweging nam. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.000,00 toegewezen aan het slachtoffer voor de immateriële schade die zij heeft geleden door de overval. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten tegen kwetsbare slachtoffers en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705054-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 september 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [1962] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in de PIV Zwolle te Zwolle.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 augustus 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en haar advocaat, mr. K. Hansen Löve, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd ter terechtzitting van 26 augustus 2015.
De tenlastelegging is -met wijziging- als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de nacht van 30 op 31 december 2014, samen met een ander, heeft geprobeerd sieraden, andere zaken en/of geld te stelen van [slachtoffer] , waarbij geweld is gebruikt tegen deze [slachtoffer] .

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen te verklaren, met uitzondering van het onderdeel doorzoeken van de woning.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft allereerst aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het opzet van verdachte zich uitstrekte tot het geweld zoals dat is omschreven in de tenlastelegging. Ook is geen sprake van het aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat er geweld gebruikt zou gaan worden. Verdachte is met de medeverdachte meegegaan, omdat zij aan verdachte had gevraagd haar te helpen bij haar avonddienst. Verdachte heeft zich gedistantieerd op het moment dat zij begreep dat het niet pluis was.
Daarnaast is er geen bewijs voor het opzet op de diefstal van goederen. Uit het dossier blijkt niet dat de woning is doorzocht. Ook blijft onduidelijk waarom de sieraden uiteindelijk niet zijn gestolen en waar de sieraden op het moment van de vermeende diefstal waren.
Om de hiervoor genoemde redenen kan het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs [1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op 31 december 2014 doet [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), woonachtig aan de [adres] in [woonplaats] , aangifte. [slachtoffer] verklaart dat ze op 30 december 2014 naar bed is gegaan, op enig moment wakker werd en een licht in haar kamer zag. [2] Ze zag dat er een persoon op haar afkwam die haar begon te slaan. [slachtoffer] verweerde zich door haar armen voor haar gezicht te doen. De persoon greep haar met twee handen bij de keel, waardoor [slachtoffer] bijna geen lucht kreeg. Ook heeft de persoon half op haar gezeten of geleund. [slachtoffer] merkte dat er vervolgens een sprei over haar heen werd gedaan. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 31 december 2014 rond 00:45 uur naar bed is gegaan. Ze lag nog maar net in bed toen ze iemand hoorde roepen. Ze hoorde dat mevrouw [naam] (de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer] ) om hulp riep. [getuige] verklaart dat er bij de voordeur van [naam] een kastje hangt met daarin de huissleutel. Dit kastje stond open, zodat [getuige] geen code hoefde in te toetsen om bij de sleutel te komen. [4]
De huisarts van [slachtoffer] , [A] , heeft verklaard dat hij op 31 december 2014 bij [slachtoffer] is geweest. Hij verklaart dat [slachtoffer] onder haar oor is vastgegrepen, gelet op de diepere bloeding en de kleur ervan. Ook verklaart hij dat zij in haar gezicht en op haar wangen rood is en dat dat komt door stuwing doordat zij bij haar keel werd gegrepen. [5] De blauwe plekken op de armen van [slachtoffer] zijn volgens [A] ontstaan door flink knijpen of slaan. [6]
[medeverdachte] verklaart dat ze thuis plastic handschoenen hebben gepakt in verband met vingerafdrukken op de sleutelbox. [7] De code had [medeverdachte] opgeschreven op een briefje. Die code las ze voor aan verdachte, zodat zij de code in kon toetsen. [8] Met deze code kon de kluis worden geopend, daarachter zat de sleutel. [9]
Verdachte heeft verklaard dat ze samen met [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) naar de woning is gegaan. [10] Het licht in de woning werd niet aangedaan. [11] Verdachte verklaart dat ze naar boven is gelopen en zag dat [medeverdachte] een deken over het hoofd van de mevrouw gooide. [12] [medeverdachte] vroeg haar deze deken vast te houden. Verdachte heeft dat vervolgens gedaan. [13] Ook vroeg [medeverdachte] haar de hand van de mevrouw vast te houden [14] , omdat ze moest kijken waar de armbanden waren. [15] [medeverdachte] had aan verdachte verteld dat de vrouw twee gouden armbanden had, die duur waren. Ze wilde die armbanden pakken. [16] [medeverdachte] had dat verteld toen ze in de auto zaten op weg naar de vrouw. Toen [medeverdachte] later terug kwam bij de auto zei ze tegen haar: “Shit, die mevrouw heeft de armbanden zeker weggehaald”. [17]
[medeverdachte] heeft verder verklaard dat [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) helemaal onder de deken lag en [medeverdachte] deze vast hield, zodat ze die niet af kon doen. [18] [medeverdachte] heeft de deken een paar keer over haar heen gegooid, zodat ze niet kon zien wie er stond. [19] [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) hield [slachtoffer] vast bij de voeten. [20]
Uit een afgeluisterd telefoongesprek op 11 maart 2015 tussen het telefoonnummer van [medeverdachte] en het nummer van verdachte blijkt het volgende:
“J ( [medeverdachte] ): Ik ga ontkennen, maar ik weet niet of ze bewijs gevonden hebben
(…)
J: Ik hoop niet dat een van de mensen in de straat camerabeelden hebben, weet je (…)
M (verdachte): Maar jij had niets op je hoofd, ik had een capuchon op mijn hoofd
J: Ik had die zwarte pet op
M: Ohhhh” [21]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is het met de raadsvrouw en de officier van justitie eens dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de woning is doorzocht. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging.
De verklaring van verdachte dat zij met [medeverdachte] meeging om haar te helpen bij een avonddienst acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte samen met [medeverdachte] rond middernacht bij de woning van [slachtoffer] is geweest. Voor zij naar de woning gingen, hebben zij beiden plastic handschoenen aangetrokken. Volgens [medeverdachte] deden zij dit om te voorkomen dat ze vingerafdrukken zouden achterlaten op het sleutelkastje. Verder is door verdachte zelf verklaard dat er voor zij naar de woning gingen is gesproken over twee gouden armbanden. Bij de woning aangekomen, is door middel van een code het sleutelkastje geopend. Vervolgens is verdachte samen met [medeverdachte] -terwijl het licht is uitgelaten- naar de slaapkamer van het slachtoffer gegaan en hebben zij haar vastgehouden. Uit het voorgaande blijkt dat verdachte en [medeverdachte] naar de woning van [slachtoffer] zijn gegaan om de gouden armbanden van [slachtoffer] weg te nemen. Dit wordt ook bevestigd door de verklaring van verdachte wanneer zij verklaart dat [medeverdachte] haar vroeg de armen van [slachtoffer] vast te pakken en om te kijken waar de armbanden waren.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het geweld dat tegen [slachtoffer] is gebruikt. Zoals hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte -voor zij naar de woning ging- wist dat zij samen met [medeverdachte] de armbanden van [slachtoffer] zou gaan stelen. Omdat [slachtoffer] deze armbanden altijd om had, moesten deze armbanden door verdachte en [medeverdachte] van haar armen afgehaald worden. Dat [slachtoffer] zich hierbij -ondanks haar hoge leeftijd- zou gaan verweren en er vervolgens geweld toegepast zou moeten worden, was voor verdachte voorzienbaar. Verdachte heeft dan ook tenminste bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er geweld op [slachtoffer] zou worden uitgeoefend. Gelet op het feit dat verdachte op de hoogte was van de voorgenomen diefstal kan zij verantwoordelijk worden gehouden voor het geweld dat door haar en haar mededader is toegepast. Dat (een deel van) de geweldshandelingen wellicht zijn gepleegd omdat [slachtoffer] zich hevig verzette en verdachten haar, volgens hun verklaringen, rustig probeerden te krijgen doet daaraan niet af.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 30 december 2014 tot en met 31 december 2014 te [woonplaats] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (tussen 30 december 2014 23.30u en 31 december 2014 00.45u) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning (gelegen aan de [adres] ) sieraden, toebehorende aan [slachtoffer] , en daarbij de weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel (te weten door onrechtmatig gebruik van een sleutel uit een zogenaamd sleutelkastje)
- naar de woning van die [slachtoffer] zijn gegaan en
- zich door middel van een valse sleutel de toegang tot die woning hebben verschaft,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
hebbende verdachte en/of haar mededader
- die [slachtoffer] op het lichaam geslagen en
- met de handen die [slachtoffer] bij de keel gegrepen en
- die [slachtoffer] op het bed gedrukt gehouden en bij haar armen en voeten gepakt en vastgehouden en
- op het lichaam van die [slachtoffer] gezeten en/of geleund en
- een sprei over het hoofd van die [slachtoffer] heen heeft/hebben gegooid en/of gedaan (waardoor haar gezicht werd bedekt).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte te volstaan met het opleggen van een straf die gelijk is aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woningoverval. Daarbij is met behulp van een code de toegang verkregen tot de woning. Door verdachte en haar mededader is de bewoonster, een 99-jarige vrouw, vastgepakt en bij de keel gepakt, waardoor zij letsel heeft opgelopen. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat zij voor eigen financieel gewin dit zeer kwetsbare slachtoffer op deze wijze heeft overvallen.
De enorme impact die dit feit op het slachtoffer heeft gehad, blijkt in het bijzonder uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Niet alleen zijn de fysieke klachten toegenomen na dit voorval. Ook haar vertrouwen en gevoel van veiligheid is ze kwijtgeraakt. Bovendien heeft dit incident haar gedwongen om te verhuizen naar een zorginstelling.
Dat verdachte dit feit onder druk van haar medeverdachte zou hebben gepleegd, is niet aannemelijk geworden. De rechtbank zal hier bij de strafoplegging dan ook geen rekening mee houden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op een Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 juni 2015, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank gelet op een reclasseringsadvies van 24 augustus 2015. De reclassering adviseert aan verdachte een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur recht doen aan de ernst van het feit. De rechtbank ziet daarbij geen ruimte voor een voorwaardelijk strafdeel.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De inhoud van de vordering
De vordering van [slachtoffer] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 2.000,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
9.2
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering dient hoofdelijk te worden toegewezen.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [slachtoffer] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 2.000,00 (tweeduizend euro), bestaande uit aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Benadeelde partijen
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.000,00 (zegge tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 december 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , € 2.000,00 (zegge tweeduizend euro) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 30 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Het voornoemde bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover door verdachte of één van haar mededaders aan één van de genoemde betalingsverplichtingen is voldaan, daarmee de andere betalingsverplichtingen zijn vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mrs. J.W. Frieling en G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 september 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt tenlastegelegd dat
zij in of omstreeks de periode van 30 december 2014 tot en met 31 december 2014 te
Baarn , althans in het arrondissement Midden-Nederland
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (tussen 30 december 2014 23.30u
en 31 december 2014 00.45u)
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning
(gelegen aan de [adres] ) sieraden en/of goederen en/of geld,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s) en/of daarbij de/het weg te
nemen goed(eren) onder haar/hun bereik te brengen door middel van een valse
sleutel (te weten door onrechtmatig gebruik van een sleutel uit een zogenaamd
sleutelkastje)
- naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gegaan en/of
- zich (door middel van een valse sleutel) de toegang tot die woning
heeft/hebben verschaft en/of
- die woning heeft/hebben doorzocht
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
hebbende verdachte en/of haar mededader(s)
- die [slachtoffer] op/tegen het hoofd en/of de rug en/of het lichaam geslagen en/of
gestompt en/of
- ( met de handen) die [slachtoffer] bij de keel gegrepen (gehouden) en/of in de keel
geknepen en/of
- die [slachtoffer] op/tegen het bed gedrukt (gehouden) en/of bij haar armen en/of
voeten gepakt en of vastgehouden en/of
- op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] gezeten en/of geleund en/of
- een sprei of een trui, althans een voorwerp over het hoofd van die [slachtoffer]
heen heeft/hebben gegooid en/of gedaan (waardoor haar gezicht werd bedekt);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 2014377121, bevinden (zaaksdossier pagina 1 tot en met 401, methodiekendossier pagina 1 tot en met 108 en tapdossier pagina 1 tot en met 113), volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] , d.d. 31 december 2014, p. 57.
3.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] , d.d. 31 december 2014, p. 58.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , d.d. 3 januari 2015, p. 90.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 juni 2015, p. 181.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 juni 2015, p. 182.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , d.d. 3 juli 2015, p. 316.
8.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , d.d. 3 juli 2015, p. 312.
9.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , d.d. 13 maart 2015, p. 26.
10.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , d.d. 4 juni 2015, p. 358.
11.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , d.d. 31 mei 2015, p. 347.
12.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , d.d. 4 juni 2015, p. 358.
13.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , d.d. 31 mei 2015, p. 346.
14.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , d.d. 4 juni 2015, p. 358.
15.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , d.d. 31 mei 2015, p. 348.
16.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , d.d. 31 mei 2015, p. 343.
17.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , d.d. 31 mei 2015, p. 348.
18.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , d.d. 3 juni 2015, p. 302.
19.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , d.d. 3 juli 2015, p. 325.
20.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , d.d. 3 juni 2015, p. 302.
21.Een geschrift, te weten een gesprek in onderzoek 093Vermeer, d.d. 11 maart 2015, sessienummer 44, p. 150.