In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 augustus 2015 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een moeder en een vader. De moeder had op 6 augustus 2015 een verzoekschrift ingediend voor vervangende toestemming om met haar twee minderjarige kinderen te verhuizen naar een andere woonplaats en hen in te schrijven op een basisschool aldaar. De ouders zijn gehuwd en de echtscheidingsprocedure is nog aanhangig. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 augustus 2015, waarbij beide ouders met hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder een noodzaak heeft om te verhuizen, omdat zij geen alimentatie ontvangt en genoodzaakt is om voor zichzelf en de kinderen te zorgen. De moeder heeft een baan en woonruimte gevonden in de nieuwe woonplaats, waar ook een deel van haar familie woont. De vader heeft verweer gevoerd tegen de verhuizing, maar de rechtbank oordeelt dat de moeder de verhuizing voldoende heeft doordacht en voorbereid. De rechtbank heeft ook overwogen dat de belangen van de kinderen niet worden geschaad door de verhuizing, aangezien de huidige zorg- en opvoedingstaken gehandhaafd blijven.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de moeder vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing en de inschrijving van de kinderen op de basisschool in de nieuwe woonplaats. Tevens is er een nadruk gelegd op het belang van goede communicatie tussen de ouders, en zij hebben aangegeven zich aan te melden voor een traject om hun onderlinge verstandhouding te verbeteren. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. A.C. van den Boogaard en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.