Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingslocatie Utrecht
1.Deprocedure
2.De beoordeling
3.Toepasselijke wettelijke voorschriften
4.De beslissing
€ 21.581,86ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 augustus 2015 uitspraak gedaan over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde in verband met een hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die op 3 september 2013 was veroordeeld voor het telen van hennep, een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten van € 43.163,72. Dit bedrag is berekend op basis van de opbrengst van twee oogsten hennep, waarbij rekening is gehouden met de kosten van hennepstekken en variabele kosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde niet alleen het voordeel heeft genoten, en heeft de betalingsverplichting vastgesteld op de helft van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zijnde € 21.581,86.
De procedure is gestart met een vordering van de officier van justitie, die zijn vordering ter terechtzitting heeft gehandhaafd. De verdediging heeft aangevoerd dat de veroordeelde schulden had bij de personen die de hennepkwekerij in zijn woning hebben opgezet en dat hij zelf niets heeft ontvangen van de opbrengst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de veroordeelde door zijn handelen een voordeel heeft gehad, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op het rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) en heeft vastgesteld dat de bruto opbrengst per oogst minimaal € 22.960,- bedraagt. Na aftrek van de kosten is het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 43.163,72. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de veroordeelde te verplichten tot betaling aan de Staat van het vastgestelde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.