ECLI:NL:RBMNE:2015:6484

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2015
Publicatiedatum
2 september 2015
Zaaknummer
16/659165-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging door stelselmatig contact met slachtoffer

Op 6 augustus 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging. De verdachte heeft in de periode van 23 juni 2014 tot en met 13 oktober 2014 in totaal 2299 keer gebeld naar het slachtoffer, wat leidde tot een veroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk en stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De verdachte was aanwezig tijdens de zitting en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.V. Ramdihal. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie maanden, maar de rechtbank besloot tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de belaging een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer vormde en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbaar gedrag. De rechtbank heeft de strafoplegging gemotiveerd door te verwijzen naar de impact van de belaging op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659165-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 6 augustus 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. S.V. Ramdihal, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 23 juni 2014 tot en met 13 oktober 2014 [slachtoffer] heeft gestalkt door op verschillende tijdstippen telkens (in totaal 2299 keer) die [slachtoffer] te bellen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft zich daarbij gebaseerd op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het feit niet wettig, en in elk geval niet overtuigend bewezen kan worden, omdat niet kan worden vastgesteld dat het telefoonnummer [telefoonnummer] , met welk nummer [slachtoffer] werd gebeld, van verdachte was in de ten laste gelegde periode.
Subsidiair heeft de verdediging, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de telefoonlijsten waarop het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] is gebaseerd aan het dossier toe te voegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en een klacht ingediend en – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik word stelselmatig lastiggevallen in mijn privéomgeving door mijn ex [verdachte] . Vanaf 22 mei 2014 valt [verdachte] mij constant lastig via mijn telefoon. Ik heb een logboek bijgehouden van telefoongesprekken over de periode 22-5-2014 tot 7-8-2014. [2]
Verbalisant [verbalisant] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 17 oktober 2014 heb ik de historische verkeersgegevens onderzocht van het telefoonnummer [telefoonnummer] over de periode van 23 juni 2014 tot en met 13 oktober 2014. Dit betreft het nummer van aangeefster [slachtoffer] . Het telefoonnummer [telefoonnummer] heeft in de boven genoemde periode 2299 keer gebeld naar het telefoonnummer van aangeefster.
In het BHV (basisvoorziening handhaving) is te zien dat [verdachte] op 1 juni 2014 aan de balie van het politiebureau is geweest. Hij heeft een melding gedaan en het telefoonnummer [telefoonnummer] is bij deze registratie ingevoerd als zijnde het nummer van [verdachte] .
Uit gegevens van het Centraal Informatie Onderzoek Telecommunicatie is gebleken dat het nummer [telefoonnummer] geregistreerd staat op de [adres] te [woonplaats] . Dit is het adres waar [verdachte] woonachtig is. [3]
4.3.2
Bewijsoverweging
Het telefoonnummer
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in de ten laste gelegde periode bij verdachte in gebruik was. Daartoe is aangevoerd dat in het dossier ook sms- en whats’app-berichten zijn opgenomen van het nummer [telefoonnummer] , maar dat met dit telefoonnummer na juni 2014 geen berichten meer zijn gestuurd. In het dossier is te lezen dat verdachte begin juni 2014 aangifte heeft gedaan van bedreiging. De politie heeft verdachte toen geadviseerd om een nieuw telefoonnummer te nemen. Verder is de adreskoppeling met het telefoonnummer slechts op één moment vastgesteld. Niet kan worden vastgesteld dat het telefoonnummer ook na dit moment op het adres van verdachte geregistreerd stond.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt. Het telefoonnummer [telefoonnummer] stond geregistreerd op het adres van verdachte. Dit is door de politie geconstateerd op 3 november 2014. Op 1 juni 2014 heeft verdachte dit telefoonnummer als zijn nummer opgegeven bij de politie. Er zijn dus vlak voor de ten laste gelegde periode en vlak na de ten laste gelegde periode feiten geconstateerd waaruit afgeleid kan worden dat het telefoonnummer in gebruik was bij verdachte. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat het telefoonnummer in de tussengelegen periode bij iemand anders in gebruik is geweest, temeer omdat niet valt in te zien waarom iemand die aangeefster [slachtoffer] niet kent, haar zo vaak zou willen bellen.
Door zijn handelen heeft verdachte het slachtoffer [slachtoffer] gedwongen te dulden dat stelselmatig contact met haar werd gezocht en aldus inbreuk werd gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de bewezen verklaarde gedragingen, te weten het 2299 keer bellen naar [slachtoffer] in een periode van een kleine vier maanden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte dit stelselmatig heeft gedaan. De rechtbank acht het feit daarom wettig en overtuigend bewezen.
Het voorwaardelijke verzoek
De verdediging heeft voorwaardelijk verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden om de telefoonlijsten van het telefoonnummer van het slachtoffer, waar het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] op is gebaseerd, toe te voegen aan het dossier. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat het niet noodzakelijk is voor enige te nemen beslissing in deze strafzaak. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de inhoud van het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 23 juni 2014 tot en met 13 oktober 2014 te Almere, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode op verschillende tijdstippen telkens meerdere malen (in totaal 2299 keer), die [slachtoffer] gebeld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
belaging.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een locatieverbod voor het adres van het slachtoffer [slachtoffer] en een contactverbod met het slachtoffer. De officier van justitie heeft tevens gevorderd de maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen met een contactverbod en locatieverbod voor de duur van 2 jaren en vervangende hechtenis te bepalen van 10 dagen per keer dat verdachte de bijzondere voorwaarden overtreedt. Ook heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de verdediging verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 21 juli 2015.
Over de vordering van de officier van justitie om de voorwaarden van het contactverbod en locatieverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren heeft de verdediging aangevoerd dat dit afgewezen moet worden, omdat aangeefster niet heeft aangegeven dat zij op dit moment nog last heeft van verdachte. Er is al lange tijd geen contact geweest tussen verdachte en aangeefster.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van [slachtoffer] . Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft ter terechtzitting aangegeven dat de periode van belaging zwaar voor haar is geweest en dat zij in angst heeft geleefd en veel stress heeft gehad. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 11 juni 2015. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor belaging, te weten op 23 januari 2014 tot een werkstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft kennelijk uit deze eerdere veroordeling geen lessen getrokken.
Uit het over de verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 21 juli 2015 blijkt dat de reclassering afgezien van de problemen in zijn jeugd en het eerdere stalkgedrag geen problemen ziet op de verschillende leefgebieden. Verdachte heeft een nieuwe vriendin en een baan. De reclassering ziet wel aanknopingspunten voor begeleiding. De verwachting is dat verdachte hieraan zal meewerken.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank heeft daarbij – naast voornoemde feiten en omstandigheden – gelet op het feit dat de belaging beperkt van duur is geweest, verdachte en het slachtoffer beiden een nieuwe relatie hebben en er geen bedreigingen zijn geuit tijdens de belaging. De rechtbank acht een werkstraf van 120 uren met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting bij De Waag, passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf moet verdachte ervan weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] opleggen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de maatregel van artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen. Uit het dossier is onvoldoende gebleken dat er sprake is van een omstandigheid als omschreven in artikel 38v vierde lid Wetboek van Strafrecht, te weten dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer. Niet is gebleken dat verdachte na de tenlastegelegde periode contact heeft gezocht met het slachtoffer [slachtoffer] en er is geen reden om aan te nemen dat verdachte opnieuw contact zal zoeken met [slachtoffer] .

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 285b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
belaging.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid,
van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
- Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich na zijn veroordeling binnen twee dagen nadat het vonnis onherroepelijk is geworden meldt bij Reclassering Nederland, op het adres De Meent 4, 8224 BR te Lelystad. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt;
5. zich ambulant moet laten behandelen bij de polikliniek De Waag, of een vergelijkbare instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven; en
6. Veroordeelde mag gedurende de proeftijd van twee jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorlopige hechtenis
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis op het moment van onherroepelijk worden van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.L.M. van Opstal, voorzitter,
mrs. G. Perrick en N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 augustus 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op een of meer tijstippen in of omstreeks de periode van 23 juni 2014
tot en met 13 oktober 2014 te Almere, in elk geval in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met
het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
in voornoemde periode op verschillende tijdstippen telkens meerdere malen (in
totaal 2299 keer), die [slachtoffer] gebeld;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900-2014217288 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, d.d. 7 augustus 2014, p. 11.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 november 2014, p. 52.