ECLI:NL:RBMNE:2015:6481

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 augustus 2015
Publicatiedatum
2 september 2015
Zaaknummer
16/659540-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging, schuldheling, voorhanden hebben van een gasbusje en dealen in cocaïne

Op 25 augustus 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1989, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal in vereniging, schuldheling, het voorhanden hebben van een gasbusje en het dealen in cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 1 juni 2013 tot en met 2 juni 2013 een drietal fietsen heeft gestolen. De fietsen waren eigendom van twee benadeelden. De verdachte heeft ook schuldheling gepleegd door een fiets te verwerven waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. Daarnaast heeft de verdachte een gasbusje voorhanden gehad en meermalen cocaïne verkocht.

Tijdens de zitting op 11 augustus 2015 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. C. Lammers. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 95 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor materiële schade als gevolg van de diefstal.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat er geen nieuwe strafbare feiten waren gepleegd na de onderhavige feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659540-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 25 augustus 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. C. Lammers, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
primair: in de periode van 1 juni 2013 tot en met 2 juni 2013 samen met (een) ander(en) een drietal fietsen heeft gestolen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ;
subsidiair: in de periode van 2 juni 2013 tot en met 6 juni 2013 samen met anderen een drietal fietsen heeft geheeld;
Feit 2:
in de periode van 1 maart 2012 tot en met 6 juni 2013 twee fietsen heeft geheeld;
Feit 3:
in de periode van 1 maart 2013 tot en met 6 juni 2013 een (gas)busje pepperspray voorhanden heeft gehad;
Feit 4:
in de periode van 1 februari 2013 tot en met 6 juni 2013 meermalen cocaïne heeft vervoerd/verkocht/afgeleverd/aanwezig gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Bij feit 2 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de schuldheling van de Batavus fiets. Bij feit 4 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat sprake is van het verkopen van cocaïne.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden het onder feit 1 primair ten laste gelegde en dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde schuldheling kan wel bewezen worden.
Het onder feit 2 ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend bewezen worden, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de Gazelle Montreux en de Batavus fiets van diefstal afkomstig waren.
Het onder feit 3 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden.
Het onder feit 4 ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend bewezen worden. De in verdachtes woning aangetroffen cocaïne was voor eigen gebruik. De in zijn woning aangetroffen geldbedragen zijn afkomstig van een eenmalige uitkering die verdachte heeft ontvangen uit zijn Wajong-uitkering.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Feit 1
Aangeefster [benadeelde 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Tussen 1 juni 2013 en 2 juni 2013 werd op de [straatnaam] te Hilversum de diefstal gepleegd. Fiets neergezet om naar [straatnaam] live te gaan. Bij terugkomst was mijn fiets weg. [2] Bijlage weggenomen goederen: Fiets merk Gazelle Allure Allure, registratienummer [registratienummer] . [3]
Aangever [benadeelde 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 1 juni 2013 hebben wij de fietsen op slot gezet te Hilversum. De beide voorwielen hebben wij aan elkaar gezet met een kabelslot en de frames aan elkaar met een tweede kabelslot. Bij terugkomst rond 1:00 uur bleken beide fietsen verdwenen. [4] Bijlage weggenomen goederen: Fiets merk Gazelle Stad Sportief E, registratienummer [registratienummer] en fiets Gazelle Eclipse L.E., registratienummer [registratienummer] . [5]
Getuige [getuige 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 5 juni 2013 trof ik op marktplaats.nl een advertentie. In die advertentie werd een damesfiets, Gazelle Allure, te koop aangeboden. Verkoper was ene [X] . [6] Er werd een afspraak gemaakt op 6 juni 2013 op de Koningstraat. Ik ging samen met mijn dochter, de aangeefster van de diefstal. Mijn dochter liet al direct weten dat het inderdaad haar gestolen fiets was. [7]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 6 juni 2013 kregen wij te horen dat de fiets die verkocht werd op de Koningsstraat te Hilversum de gestolen fiets van aangeefster [benadeelde 1] bleek te zijn. Wij hielden op de locatie als verdachte aan: [verdachte] , geboren op [1989] . [8]
De verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik kan u vertellen dat mijn moeders achternaam [achternaam moeder] is. Met mijn vader heb ik nooit iets gehad, dus ik wil mijn naam veranderen van [achternaam vader] naar [achternaam moeder] . [9]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik woon op de [straatnaam] in Hilversum. [10] U vraagt mij of ik al weet waarover dit gaat. Ja, over die drie fietsen die we gepikt hebben. Dat was met [verdachte] , [verdachte] . Het was op 2 juni. We zagen buiten wat fietsen staan en we kwamen op het idee om wat fietsen te pikken. [verdachte] deed de deur open en we brachten de fietsen naar de kelder. Toen zijn we weer naar boven gelopen en hebben daar nog twee fietsen gepakt. Deze fietsen zaten aan elkaar vast, met een slot. Vervolgens hebben we die witte op de foto gezet want we wilden ze verkopen op marktplaats. We hebben de witte op mijn account “ [X] ” gezet. [verdachte] heeft ook een account, “ [Y] ”. Daar hadden we de twee bruine fietsen op gezet. Die witte fiets is de fiets waarmee [verdachte] is aangehouden. [11]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik woonde op dat moment in een instelling op de [straatnaam] in Hilversum. Ik wist ervan dat die fietsen gestolen zijn en dat ze op mijn marktplaats-account [Y] zijn gezet. [12] Ik had een eigen Marktplaatsaccount en [medeverdachte] had een eigen Marktplaatsaccount. Die van mij was onder de naam “ [Y] ”, Die van [medeverdachte] was onder de naam “ [X] ”. [13] Die fiets, die Gazelle Allure, stond op het account [X] . [14]
U, voorzitter, houdt mij voor dat er in de nacht van 2 juni 2013 nog twee fietsen zijn gestolen die met een slot aan elkaar verbonden stonden bij een festival op de [straatnaam] in Hilversum. U houdt mij voor dat één van die fietsen in mijn kelderbox is aangetroffen. Die gestolen fietsen had ik op mijn Marktplaatsaccount staan. [15]
Bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , de enige verklaring waarin verdachte als mededader van de diefstal van de fietsen wordt aangemerkt, onbetrouwbaar is. [medeverdachte] is bang om alleen op te draaien voor de diefstal en probeert mee te werken met de politie, hetgeen in zijn voordeel kan werken.
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] wel betrouwbaar en juist. De verklaring wordt op belangrijke details gesteund door de andere bewijsmiddelen. Zo verklaart aangever [benadeelde 2] , evenals [medeverdachte] , dat zijn fietsen met een kettingslot aan elkaar stonden op de [straatnaam] te Hilversum. Ook vindt de rechtbank in de bewijsmiddelen steun voor het feit dat [medeverdachte] de diefstal samen met verdachte heeft gepleegd. De rechtbank acht niet aannemelijk dat [medeverdachte] de drie fietsen eigenhandig heeft verplaatst van de [straatnaam] naar de kelderruimte. De fiets van aangeefster [benadeelde 1] werd kort na de diefstal via de marktplaatsaccount van [medeverdachte] te koop aangeboden en de twee fietsen van aangever [benadeelde 2] via de marktplaatsaccount van verdachte. Bij de verkoop van de fiets van aangeefster [benadeelde 1] is verdachte op heterdaad aangehouden. Voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat er – naast [medeverdachte] en verdachte – nog een andere verdachte in het spel is, is daarvoor noch in het dossier nog in het verhandelde ter terechtzitting enig aanknopingspunt te vinden.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair te laste gelegde heeft begaan.
Feit 2
Aangeefster [benadeelde 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb op 28 februari 2012 mijn fiets gestald op het terrein voor station Hilversum. Bij terugkomst op 29 februari 2012 constateerde ik dat de fiets gestolen was. [16] Bijlage weggenomen goederen: Fiets merk Gazelle Montreux L.E.M., registratienummer [registratienummer] , waarde EUR 962,40, bouwjaar 2010. [17]
Verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 7 juni 2013 is bij de woning van verdachte het volgende goed in de box achter de woning aangetroffen:
- Gazelle Montreux damesfiets.
Dit goed bleek gesignaleerd te staan als gestolen. Tijdens de doorzoeking hoorde ik een omstander vertellen dat de Gazelle Montreux damesfiets wordt gebruikt door de verdachte. Verdachte: [verdachte] , geboren op [1989] . [18] De Gazelle Montreux L.E.M. heeft registratienummer [registratienummer] . [19]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , laat foto 5 zien. Ja, dat is mijn fiets, de Gazelle. Ik heb hem anderhalf jaar geleden gekocht voor 150,- euro. Ik wil niet vertellen van wie ik die fiets gekocht heb [20]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de fiets van het merk Batavus. Deze fiets stond in een gemeenschappelijke kelderbox en uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte gebruik maakte van deze fiets. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van de fiets van het merk Gazelle Montreux. De rechtbank heeft waargenomen dat op foto 5, die door de politie aan verdachte is getoond en waarop verdachte zijn fiets heeft herkend, de fiets van aangeefster [benadeelde 3] is afgebeeld. Op 8 juni 2013 verklaarde verdachte – nadat hij daarover eerst niets wilde zeggen – dat hij deze fiets anderhalf jaar daarvoor voor een bedrag van € 150,- had gekocht. Hij wilde tegenover de politie niet verklaren van wie hij de fiets had gekocht. De nieuwwaarde van de fiets bedroeg in 2010 € 962,40. Nu verdachte de fiets kort nadat deze was ontvreemd ver onder de geldende marktprijs heeft verworven van iemand waarover hij niet wenst te verklaren, had verdachte naar het oordeel van de rechtbank op het moment van het voorhanden krijgen daarvan redelijkerwijs moeten vermoeden dat deze fiets van diefstal afkomstig was.
Feit 3
Aangezien verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van bevindingen van aantreffen van het gasbusje [21] ;
- Het proces-verbaal van categorisering op grond van de Wet Wapens en Munitie [22] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 augustus 2015 [23] .
Feit 4
Verbalisant [verbalisant 4] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 7 juni 2013 maakte ik deel uit van het team dat de zoeking deed in de woning van verdachte [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). Ik hoorde een vrouw zeggen: “ik ben de begeleidster van [verdachte] . Weet u dat [verdachte] een drugsdealer is? Hij is mogelijk samen met een andere bewoner aan het dealen. Via andere bewoners weet ik dat hij drugs verhandelt. Het is mij ook opgevallen dat [verdachte] ineens over heel veel cash geld beschikt. Zo heeft hij van de week een Apple computer gekocht en deze cash betaald. Hij heeft twee weken terug een auto gekocht. Allemaal nieuw spul en dat voor iemand van een uitkering van 700 euro per maand. Ook voert hij veel telefoongesprekken en dan doet hij heel geheimzinnig.” Ik zag dat er een meisje het kantoor in kwam lopen. Ik hoorde dat het meisje zei: “ [verdachte] verstopte de drugs altijd in zijn boksbal, maar hij heeft nu een grote kluis”. [24]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 6] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Bij een doorzoeking op 7 juni 2013 is naar aanleiding van informatie de kluis van de verdachte in beslag genomen. Op 8 juni 2013 hebben wij onderstaande goederen in de kluis aangetroffen:
- 19 ponypacks met vermoedelijk cocaïne;
- lege ponypack seal verpakkingen;
- 9 portemonnees nieuw in verpakking;
- bruine portemonnee met daarin 4 ponypacks. [25]
Uit het proces-verbaal inzake de Opiumwet blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 13 augustus 2013 werd onderzoek ingesteld aan een hoeveelheid verdovende middelen die onder verdachte [verdachte] in beslag was genomen. De aangeboden partij bestond uit:
- Partij 1: 4 wikkels wit poeder, totaal 1,4 gram.
- Partij 2: 19 wikkels wit poeder, totaal 7,4 gram.
Testen partij 1 en 2: de MMC-test gaf een positieve reactie op cocaïne, zijnde een stof die is vermeld op lijst I van de Opiumwet. [26]
Getuige [getuige 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ongeveer 5 maanden geleden had ik een relatie met [A] . Hij gebruikte en [verdachte] was zijn dealer. Het betrof hier alleen cocaïne. Ik moet de drugs bij [verdachte] kopen. [27] Voor een gram moest je 20 euro betalen. Voor 2 gram moest je 40 euro betalen. Ik zag dat hij uit zijn broekzak meerdere wikkels haalde. In die maanden moest ik elk weekend drugs halen bij [verdachte] . Ik haalde dan altijd vier wikkels per keer. De laatste keer dat ik drugs bij hem kocht was ongeveer 3 weken geleden. [28]
Verdachte [medeverdachte] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U zegt mij dat mijn naam in een boekje van [verdachte] staat met een geldbedrag erachter. Ja, dit moet ik betalen aan [verdachte] in verband met cocaïne. Afgelopen maand heb ik twee keer bij hem gekocht. [29]
Verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Bij een doorzoeking in de woning van verdachte op 7 juni 2013 hebben wij de volgende goederen in beslag genomen:
- Administratie in de vorm van een agenda en een kladblok.
Op pagina’s 94 tot en met 97 zijn fotoprints afgedrukt met daarop bladzijdes uit deze agenda en dit kladblok (zo blijkt uit het verhoor van verdachte op pagina’s 88 en 89). Op de bladzijdes zijn tientallen namen geschreven met daarachter telkens cijfers. [30] Een aantal namen – waaronder de namen “ [getuige 2] ” en “ [medeverdachte] ” – komt meermalen voor. Ook wordt vermeld “100 euro terug” en “cash out”.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode cocaïne heeft verkocht. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de cocaïne die in een kluis in zijn woning is aangetroffen, bestemd was voor eigen gebruik. Eerder verklaarde verdachte tegenover de politie dat hij de cocaïne bewaarde voor een ander. De rechtbank acht beide verklaringen niet geloofwaardig. Daarbij is gelet op de verklaringen van de begeleidster van verdachte en de verklaringen van getuige [getuige 2] en getuige [medeverdachte] . Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het feit dat in de kluis bij de cocaïne ook een groot aantal ponypacks en kleine portemonneetjes lagen. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dergelijke portemonneetjes in de drugsscene worden gebruikt om ponypacks in te bewaren. Daarnaast wordt van belang geacht dat in de woning van verdachte een agenda en een kladblok in beslag zijn genomen, waarin meerdere namen zijn geschreven met daarachter telkens een getal. Ook worden de namen “ [getuige 2] ” en “ [medeverdachte] ” een aantal keren vermeld. De getuigen [getuige 2] en [medeverdachte] hebben verklaard meermalen cocaïne van verdachte te hebben afgenomen. De rechtbank gaat ervan uit dat dit administratie van de handel in cocaïne betreft en dat de getallen telkens betrekking hebben op de bedragen die de desbetreffende afnemers verschuldigd zijn aan verdachte.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Primair
Op 02 juni 2013 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een drietal fietsen (merken/typen: Gazelle Allure Allure ( [registratienummer] ) en Gazelle Stad Sportief E ( [registratienummer] ) en Gazelle Eclipse L.E. ( [registratienummer] )), toebehorende aan respectievelijk [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ;
2.
in de periode van 01 maart 2012 tot en met 06 juni 2013 te Hilversum, in elk geval in Nederland, een fiets (merk/type: Gazelle Montreux L.E.M. ( [registratienummer] )) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van voornoemd goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
in de periode van 01 maart 2013 tot en met 06 juni 2013 te Hilversum een gasbusje pepperspray (merk: Walther, model: Pro Secur), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een weerloosmakende en/of traanverwekkende stof, van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
4.
op tijdstippen in de periode van 01 februari 2013 tot en met 06 juni 2013 te Hilversum meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
Feit 2: schuldheling;
Feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 3 onder a van de Wet Wapens en Munitie;
Feit 4: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 100 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen met aftrek van het voorarrest.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen geachte feit heeft de officier van justitie apart gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete van € 100,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 50 dagen, omdat dit volgens haar een overtreding betreft.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Een voorwaardelijke gevangenisstraf acht de verdediging niet meer op zijn plaats twee jaar na dato. Er zijn in de tussentijd geen nieuwe strafbare feiten bijgekomen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van een drietal fietsen, schuldheling van een fiets, het voorhanden hebben van een busje pepperspray en het dealen in cocaïne gedurende een periode van ruim vier maanden. Verdachte heeft bij het plegen van deze feiten enkel en alleen rekening gehouden met zijn eigen financieel gewin en niet stilgestaan bij de gevolgen die deze feiten voor anderen hebben. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan bij het verkopen van cocaïne gedurende een periode van meer dan drie maanden, maar minder dan zes maanden, met enige regelmaat, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden. De eis van de officier van justitie ligt daar ver onder. De rechtbank ziet hierin aanleiding om ten nadele van verdachte van de eis van de officier van justitie af te wijken.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 juni 2015. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld en dat er dus ook na het plegen van de onderhavige feiten geen nieuwe strafbare feiten zijn bijgekomen. De rechtbank weegt dit ten gunste van verdachte mee bij de strafoplegging.
Daarnaast is gebleken dat verdachte zijn woonruimte bij stichting [naam] , waar hij begeleid woonde, als gevolg van de onderhavige feiten is kwijtgeraakt. Ook met deze omstandigheid houdt de rechtbank ten gunste van verdachte rekening bij de strafoplegging.
De rechtbank houdt ten slotte in matigende zin rekening met de omstandigheid dat er ruim twee jaren zijn verstreken tussen de doorzoeking van de woning van verdachte en zijn inverzekeringstelling en de afdoening van zijn strafzaak. De redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is hierdoor overschreden.
Alles afwegende ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van zijn voorarrest. Teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, ziet de rechtbank wel aanleiding om een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Vanwege de ernst van de feiten zal de rechtbank daarnaast een hogere taakstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Naar het oordeel van de rechtbank zou in beginsel een taakstraf van 220 uren passend en geboden zijn. Omdat de redelijke termijn echter is overschreden, zal de rechtbank in plaats daarvan een werkstraf van 200 uren opleggen.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 95 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 200 uren passend en geboden. De wet vergt niet dat voor de bewezenverklaarde schuldheling (feit 2) apart straf moet worden opgelegd. Schuldheling is immers geen overtreding, maar een misdrijf.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde 1] heeft bij feit 1 een vordering benadeelde partij ingediend, ter hoogte van
€ 50,70 aan materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering toe te wijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De behandeling van de vordering van [benadeelde 1] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 50,70 (vijftig euro en zeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening. Voornoemd bedrag bestaat uit materiële schade. De vordering kan dan ook hoofdelijk worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 311, 417bis van het Wetboek van Strafrecht, artikel 10 van de Opiumwet en artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
Feit 2: schuldheling;
Feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 3 onder a van de Wet Wapens en Munitie;
Feit 4: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
95 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten 90 dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.
- Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
De vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot € 50,70 (zegge vijftig euro en zeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 50,70 (zegge vijftig euro en zeventig eurocent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening en bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 1 dag. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Perrick, voorzitter,
mrs. J.G. van Ommeren en R.G.A. Beaujean, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 augustus 2015.
Mr. R.G.A. Beaujean is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 01 juni 2013 tot en met 02
juni 2013 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een drietal fietsen
(merken/typen: Gazelle Allure Allure ( [registratienummer] ) en/of Gazelle Stad Sportief E
( [registratienummer] ) en/of Gazelle Eclipse L.E. ( [registratienummer] )), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan (respectievelijk) [benadeelde 1] en/of
[benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn
mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 02 juni 2013 tot en met 06 juni 2013 te
Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen
een drietal fietsen (merken/typen: Gazelle Allure Allure ( [registratienummer] ) en/of
Gazelle Stad Sportief E ( [registratienummer] ) en/of Gazelle Eclipse L.E. ( [registratienummer] ))
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fietsen wist,
althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2012 tot en met 06 juni 2013 te
Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen
een tweetal fietsen (merk/type: Gazelle Montreux L.E.M. ( [registratienummer] ) en/of
Batavus ( [registratienummer] )) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van voornoemd(en) goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2013 tot en met 06 juni 2013 te
Hilversum een (gas)busje pepperspray (merk: Walther, model: Pro Secur), zijnde
een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of
verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de
categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 01 februari 2013 tot en met
06 juni 2013 te Hilversum meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL1400-2013033202 Z bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , d.d. 7 juni 2013, p. 7.
3.De bijlage weggenomen goederen bij het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , d.d. 7 juni 2013, p. 10.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , d.d. 9 juni 2013, p. 33.
5.De bijlage weggenomen goederen bij het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , d.d. 9 juni 2013, p. 34.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , d.d. 6 juni 2013, p. 17.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , d.d. 6 juni 2013, p. 18.
8.Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, d.d. 6 juni 2013, p. 13.
9.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 8 juni 2013, p. 56.
10.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , d.d. 14 juni 2013, p. 125.
11.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , d.d. 14 juni 2013, p. 126.
12.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 8 juni 2013, p. 58.
13.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 augustus 2015.
14.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 7 juni 2013, p. 20.
15.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 augustus 2015.
16.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] , d.d. 8 juni 2013, p. 45.
17.De bijlage weggenomen goederen bij het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] , d.d. 8 juni 2013, p. 47.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 juni 2013, p. 41 - 42.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 juni 2013, p. 42.
20.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 8 juni 2013, p. 58.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 juni 2013, p. 68.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 juli 2013, p. 80-81.
23.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 augustus 2015.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 juni 2013, p. 43.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 juni 2013, p. 68-69.
26.Het proces-verbaal inzake de Opiumwet, d.d. 13 augustus 2013, p. 107.
27.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , d.d. 12 juni 2013, p. 118.
28.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , d.d. 12 juni 2013, p. 119.
29.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , d.d. 14 juni 2013, p. 128.
30.De bij het proces-verbaal van verhoor van verdachte gevoegde bijlage, te weten fotoprints, d.d. 9 juni 2013, p. 94-97 .