4.3.1Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Feit 1
Aangeefster [benadeelde 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Tussen 1 juni 2013 en 2 juni 2013 werd op de [straatnaam] te Hilversum de diefstal gepleegd. Fiets neergezet om naar [straatnaam] live te gaan. Bij terugkomst was mijn fiets weg.Bijlage weggenomen goederen: Fiets merk Gazelle Allure Allure, registratienummer [registratienummer] .
Aangever [benadeelde 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 1 juni 2013 hebben wij de fietsen op slot gezet te Hilversum. De beide voorwielen hebben wij aan elkaar gezet met een kabelslot en de frames aan elkaar met een tweede kabelslot. Bij terugkomst rond 1:00 uur bleken beide fietsen verdwenen.Bijlage weggenomen goederen: Fiets merk Gazelle Stad Sportief E, registratienummer [registratienummer] en fiets Gazelle Eclipse L.E., registratienummer [registratienummer] .
Getuige [getuige 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 5 juni 2013 trof ik op marktplaats.nl een advertentie. In die advertentie werd een damesfiets, Gazelle Allure, te koop aangeboden. Verkoper was ene [X] .Er werd een afspraak gemaakt op 6 juni 2013 op de Koningstraat. Ik ging samen met mijn dochter, de aangeefster van de diefstal. Mijn dochter liet al direct weten dat het inderdaad haar gestolen fiets was.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 6 juni 2013 kregen wij te horen dat de fiets die verkocht werd op de Koningsstraat te Hilversum de gestolen fiets van aangeefster [benadeelde 1] bleek te zijn. Wij hielden op de locatie als verdachte aan: [verdachte] , geboren op [1989] .
De verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik kan u vertellen dat mijn moeders achternaam [achternaam moeder] is. Met mijn vader heb ik nooit iets gehad, dus ik wil mijn naam veranderen van [achternaam vader] naar [achternaam moeder] .
Medeverdachte [medeverdachte] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik woon op de [straatnaam] in Hilversum.U vraagt mij of ik al weet waarover dit gaat. Ja, over die drie fietsen die we gepikt hebben. Dat was met [verdachte] , [verdachte] . Het was op 2 juni. We zagen buiten wat fietsen staan en we kwamen op het idee om wat fietsen te pikken. [verdachte] deed de deur open en we brachten de fietsen naar de kelder. Toen zijn we weer naar boven gelopen en hebben daar nog twee fietsen gepakt. Deze fietsen zaten aan elkaar vast, met een slot. Vervolgens hebben we die witte op de foto gezet want we wilden ze verkopen op marktplaats. We hebben de witte op mijn account “ [X] ” gezet. [verdachte] heeft ook een account, “ [Y] ”. Daar hadden we de twee bruine fietsen op gezet. Die witte fiets is de fiets waarmee [verdachte] is aangehouden.
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik woonde op dat moment in een instelling op de [straatnaam] in Hilversum. Ik wist ervan dat die fietsen gestolen zijn en dat ze op mijn marktplaats-account [Y] zijn gezet.Ik had een eigen Marktplaatsaccount en [medeverdachte] had een eigen Marktplaatsaccount. Die van mij was onder de naam “ [Y] ”, Die van [medeverdachte] was onder de naam “ [X] ”.Die fiets, die Gazelle Allure, stond op het account [X] .
U, voorzitter, houdt mij voor dat er in de nacht van 2 juni 2013 nog twee fietsen zijn gestolen die met een slot aan elkaar verbonden stonden bij een festival op de [straatnaam] in Hilversum. U houdt mij voor dat één van die fietsen in mijn kelderbox is aangetroffen. Die gestolen fietsen had ik op mijn Marktplaatsaccount staan.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , de enige verklaring waarin verdachte als mededader van de diefstal van de fietsen wordt aangemerkt, onbetrouwbaar is. [medeverdachte] is bang om alleen op te draaien voor de diefstal en probeert mee te werken met de politie, hetgeen in zijn voordeel kan werken.
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] wel betrouwbaar en juist. De verklaring wordt op belangrijke details gesteund door de andere bewijsmiddelen. Zo verklaart aangever [benadeelde 2] , evenals [medeverdachte] , dat zijn fietsen met een kettingslot aan elkaar stonden op de [straatnaam] te Hilversum. Ook vindt de rechtbank in de bewijsmiddelen steun voor het feit dat [medeverdachte] de diefstal samen met verdachte heeft gepleegd. De rechtbank acht niet aannemelijk dat [medeverdachte] de drie fietsen eigenhandig heeft verplaatst van de [straatnaam] naar de kelderruimte. De fiets van aangeefster [benadeelde 1] werd kort na de diefstal via de marktplaatsaccount van [medeverdachte] te koop aangeboden en de twee fietsen van aangever [benadeelde 2] via de marktplaatsaccount van verdachte. Bij de verkoop van de fiets van aangeefster [benadeelde 1] is verdachte op heterdaad aangehouden. Voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat er – naast [medeverdachte] en verdachte – nog een andere verdachte in het spel is, is daarvoor noch in het dossier nog in het verhandelde ter terechtzitting enig aanknopingspunt te vinden.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair te laste gelegde heeft begaan.
Feit 2
Aangeefster [benadeelde 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb op 28 februari 2012 mijn fiets gestald op het terrein voor station Hilversum. Bij terugkomst op 29 februari 2012 constateerde ik dat de fiets gestolen was.Bijlage weggenomen goederen: Fiets merk Gazelle Montreux L.E.M., registratienummer [registratienummer] , waarde EUR 962,40, bouwjaar 2010.
Verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 7 juni 2013 is bij de woning van verdachte het volgende goed in de box achter de woning aangetroffen:
- Gazelle Montreux damesfiets.
Dit goed bleek gesignaleerd te staan als gestolen. Tijdens de doorzoeking hoorde ik een omstander vertellen dat de Gazelle Montreux damesfiets wordt gebruikt door de verdachte. Verdachte: [verdachte] , geboren op [1989] .De Gazelle Montreux L.E.M. heeft registratienummer [registratienummer] .
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , laat foto 5 zien. Ja, dat is mijn fiets, de Gazelle. Ik heb hem anderhalf jaar geleden gekocht voor 150,- euro. Ik wil niet vertellen van wie ik die fiets gekocht heb
Bewijsoverweging
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de fiets van het merk Batavus. Deze fiets stond in een gemeenschappelijke kelderbox en uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte gebruik maakte van deze fiets. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van de fiets van het merk Gazelle Montreux. De rechtbank heeft waargenomen dat op foto 5, die door de politie aan verdachte is getoond en waarop verdachte zijn fiets heeft herkend, de fiets van aangeefster [benadeelde 3] is afgebeeld. Op 8 juni 2013 verklaarde verdachte – nadat hij daarover eerst niets wilde zeggen – dat hij deze fiets anderhalf jaar daarvoor voor een bedrag van € 150,- had gekocht. Hij wilde tegenover de politie niet verklaren van wie hij de fiets had gekocht. De nieuwwaarde van de fiets bedroeg in 2010 € 962,40. Nu verdachte de fiets kort nadat deze was ontvreemd ver onder de geldende marktprijs heeft verworven van iemand waarover hij niet wenst te verklaren, had verdachte naar het oordeel van de rechtbank op het moment van het voorhanden krijgen daarvan redelijkerwijs moeten vermoeden dat deze fiets van diefstal afkomstig was.
Feit 3
Aangezien verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van bevindingen van aantreffen van het gasbusje;
- Het proces-verbaal van categorisering op grond van de Wet Wapens en Munitie;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 augustus 2015.
Feit 4
Verbalisant [verbalisant 4] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 7 juni 2013 maakte ik deel uit van het team dat de zoeking deed in de woning van verdachte [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). Ik hoorde een vrouw zeggen: “ik ben de begeleidster van [verdachte] . Weet u dat [verdachte] een drugsdealer is? Hij is mogelijk samen met een andere bewoner aan het dealen. Via andere bewoners weet ik dat hij drugs verhandelt. Het is mij ook opgevallen dat [verdachte] ineens over heel veel cash geld beschikt. Zo heeft hij van de week een Apple computer gekocht en deze cash betaald. Hij heeft twee weken terug een auto gekocht. Allemaal nieuw spul en dat voor iemand van een uitkering van 700 euro per maand. Ook voert hij veel telefoongesprekken en dan doet hij heel geheimzinnig.” Ik zag dat er een meisje het kantoor in kwam lopen. Ik hoorde dat het meisje zei: “ [verdachte] verstopte de drugs altijd in zijn boksbal, maar hij heeft nu een grote kluis”.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 6] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Bij een doorzoeking op 7 juni 2013 is naar aanleiding van informatie de kluis van de verdachte in beslag genomen. Op 8 juni 2013 hebben wij onderstaande goederen in de kluis aangetroffen:
- 19 ponypacks met vermoedelijk cocaïne;
- lege ponypack seal verpakkingen;
- 9 portemonnees nieuw in verpakking;
- bruine portemonnee met daarin 4 ponypacks.
Uit het proces-verbaal inzake de Opiumwet blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 13 augustus 2013 werd onderzoek ingesteld aan een hoeveelheid verdovende middelen die onder verdachte [verdachte] in beslag was genomen. De aangeboden partij bestond uit:
- Partij 1: 4 wikkels wit poeder, totaal 1,4 gram.
- Partij 2: 19 wikkels wit poeder, totaal 7,4 gram.
Testen partij 1 en 2: de MMC-test gaf een positieve reactie op cocaïne, zijnde een stof die is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Getuige [getuige 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ongeveer 5 maanden geleden had ik een relatie met [A] . Hij gebruikte en [verdachte] was zijn dealer. Het betrof hier alleen cocaïne. Ik moet de drugs bij [verdachte] kopen.Voor een gram moest je 20 euro betalen. Voor 2 gram moest je 40 euro betalen. Ik zag dat hij uit zijn broekzak meerdere wikkels haalde. In die maanden moest ik elk weekend drugs halen bij [verdachte] . Ik haalde dan altijd vier wikkels per keer. De laatste keer dat ik drugs bij hem kocht was ongeveer 3 weken geleden.
Verdachte [medeverdachte] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U zegt mij dat mijn naam in een boekje van [verdachte] staat met een geldbedrag erachter. Ja, dit moet ik betalen aan [verdachte] in verband met cocaïne. Afgelopen maand heb ik twee keer bij hem gekocht.
Verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Bij een doorzoeking in de woning van verdachte op 7 juni 2013 hebben wij de volgende goederen in beslag genomen:
- Administratie in de vorm van een agenda en een kladblok.
Op pagina’s 94 tot en met 97 zijn fotoprints afgedrukt met daarop bladzijdes uit deze agenda en dit kladblok (zo blijkt uit het verhoor van verdachte op pagina’s 88 en 89). Op de bladzijdes zijn tientallen namen geschreven met daarachter telkens cijfers.Een aantal namen – waaronder de namen “ [getuige 2] ” en “ [medeverdachte] ” – komt meermalen voor. Ook wordt vermeld “100 euro terug” en “cash out”.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode cocaïne heeft verkocht. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de cocaïne die in een kluis in zijn woning is aangetroffen, bestemd was voor eigen gebruik. Eerder verklaarde verdachte tegenover de politie dat hij de cocaïne bewaarde voor een ander. De rechtbank acht beide verklaringen niet geloofwaardig. Daarbij is gelet op de verklaringen van de begeleidster van verdachte en de verklaringen van getuige [getuige 2] en getuige [medeverdachte] . Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het feit dat in de kluis bij de cocaïne ook een groot aantal ponypacks en kleine portemonneetjes lagen. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dergelijke portemonneetjes in de drugsscene worden gebruikt om ponypacks in te bewaren. Daarnaast wordt van belang geacht dat in de woning van verdachte een agenda en een kladblok in beslag zijn genomen, waarin meerdere namen zijn geschreven met daarachter telkens een getal. Ook worden de namen “ [getuige 2] ” en “ [medeverdachte] ” een aantal keren vermeld. De getuigen [getuige 2] en [medeverdachte] hebben verklaard meermalen cocaïne van verdachte te hebben afgenomen. De rechtbank gaat ervan uit dat dit administratie van de handel in cocaïne betreft en dat de getallen telkens betrekking hebben op de bedragen die de desbetreffende afnemers verschuldigd zijn aan verdachte.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.