ECLI:NL:RBMNE:2015:6457

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2015
Publicatiedatum
2 september 2015
Zaaknummer
16/659861-14 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering ontneming niet-ontvankelijk wegens ontbreken van veroordeling

In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 augustus 2015 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 108.136,35. De verdachte was eerder niet-ontvankelijk verklaard in de strafzaak, waarin hij werd beschuldigd van het medeplegen van hennepteelt en vrijgesproken van diefstal van elektriciteit. Tijdens de zitting op 10 augustus 2015 is de verdachte gehoord, bijgestaan door haar advocaat, mr. C.G. Blok. De verdediging heeft primair verzocht om niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de ontnemingsvordering, gezien de vrijspraak in de strafzaak. Subsidiair werd gesteld dat er geen bewijs was voor het daadwerkelijk genoten voordeel en dat de redelijke termijn was overschreden, wat zou moeten leiden tot afwijzing of vermindering van het ontnemingsbedrag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vervolging van de verdachte niet heeft geleid tot een veroordeling. Dit gebrek aan een veroordeling staat in de weg aan de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering, zoals bevestigd door de Hoge Raad in een eerdere uitspraak. De rechtbank heeft daarom het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze beslissing is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de bescherming van de rechten van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659861-14 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 24 augustus 2015
in de ontnemingszaak tegen
[niet-veroordeelde],
geboren op [1973] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 augustus 2015.

1.De procedure

De procedure blijkt uit:
- de schriftelijke vordering van de officier van justitie, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/659861-14, waaruit blijkt dat de officier van justitie bij vonnis van 24 augustus 2015 van deze rechtbank niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging van verdachte ter zake van -kort gezegd- het medeplegen van dan wel de medeplichtigheid aan hennepteelt en dat verdachte is vrijgesproken van -kort gezegd- het medeplegen van diefstal van elektriciteit;
- de overige stukken;
en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is de verdachte gehoord, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. C.G. Blok, advocaat te Dronten.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 108.136,35.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie haar vordering gehandhaafd.
2.2
Het standpunt van de verdedigingDe verdediging heeft primair verzocht, gelet op de bepleite vrijspraak, tot niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie in de ontnemingsvordering. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat niet aannemelijk kan worden gemaakt dat daadwerkelijk opbrengsten zouden zijn gegenereerd. Ook dient de overschrijding van de redelijke termijn te leiden tot afwijzing dan wel sterke vermindering van het ontnemingsbedrag. Mocht aannemelijk worden geacht dat verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten, dan kan de vordering maximaal worden toegewezen tot een bedrag van € 62.881,81.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie bij vonnis van 24 augustus 2015 niet‑ontvankelijk is verklaard in de vervolging van verdachte ter zake van het medeplegen van dan wel de medeplichtigheid aan hennepteelt en dat verdachte is vrijgesproken van het medeplegen van diefstal van elektriciteit. De vervolging van verdachte heeft niet tot een veroordeling geleid. Het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit staat aan de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering in de weg (zie HR 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4258).

3.De beslissing

De rechtbank:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijkin de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V. van Dam, voorzitter,
mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. J.M. Eelkema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 augustus 2015.