In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 24 augustus 2015, is de verdachte beschuldigd van medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging betreft feiten die zich hebben voorgedaan tussen 1 januari 2003 en 5 juli 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn voor feit 1, hennepteelt, is verjaard voor de periode van 1 januari 2003 tot en met 5 juli 2009, en voor feit 2, diefstal van elektriciteit, voor de periode van 1 januari 2003 tot en met 5 juli 2003. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie voor deze periodes.
De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat het binnentreden en doorzoeken van de woning van de verdachte onrechtmatig was, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de machtiging tot binnentreden geldig was en dat er geen sprake was van een doorzoeking in de zin van de wet. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit, waarbij de rechtbank rekening hield met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure.
De rechtbank heeft de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en een geldboete van € 5.000,-. De rechtbank heeft hierbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder gezondheidsproblemen, in overweging genomen.