ECLI:NL:RBMNE:2015:6449

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2015
Publicatiedatum
2 september 2015
Zaaknummer
16/023095-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van 4672 MDMA pillen met verwerping van verweer bewijsuitsluiting

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 17 augustus 2015, staat de verdachte terecht voor het opzettelijk aanwezig hebben van 4.672 MDMA-pillen en 0,5 gram amfetamine. De verdachte werd op 6 december 2014 gefouilleerd bij een dancefeest in Utrecht, waar bij hem een plastic zakje met pillen werd aangetroffen. Na zijn aanhouding werd in een kluisje op het festivalterrein een rugtas met meer pillen gevonden. De politie doorzocht vervolgens de woning van de verdachte op basis van informatie verkregen uit zijn in beslag genomen telefoon, waaruit bleek dat hij betrokken was bij de handel in drugs. De verdediging voerde aan dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, omdat de politie niet de bevoegdheid had om de telefoon uit te lezen en de woning te doorzoeken zonder toestemming van de juiste bewoners. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte toestemming had gegeven voor het onderzoek aan zijn telefoon en dat de doorzoeking van zijn woning rechtmatig was, omdat de hoofdbewoner toestemming had verleend. De rechtbank achtte het bewijs van de aanwezigheid van de drugs wettig en overtuigend en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank weegt hierbij de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/023095-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 17 augustus 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [postcode] in [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. H. Yilmaz-Altindag, advocaat te Rotterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk 4.672 MDMA pillen en 0,5 gram amfetamine aanwezig heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
De raadsvrouw heeft onder verwijzing naar het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden (zie ECLI:NL:GHARL:2015:2954) als verweer gevoerd dat de politie niet de bevoegdheid had om de bij verdachte in beslag genomen telefoon uit te lezen. Dit is een schending van het recht op privacy als bedoeld in artikel 8 van het EVRM en dient te leiden tot uitsluiting van het nadien vergaard bewijs. Nu het resultaat van dit onderzoek de enige aanleiding is geweest om over te gaan tot doorzoeking van de woning van verdachte, is hij hierdoor in zijn verdedigingsbelang geschaad. Ook de doorzoeking van de woning is onrechtmatig geweest. Omdat alleen de slaapkamer van verdachte is doorzocht, kon niet worden volstaan met toestemming van de hoofdbewoner. Er is geen machtiging door de rechter-commissaris afgegeven en cliënt heeft geen toestemming gegeven tot doorzoeking. Dit is een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Cliënt is getroffen in zijn verdedigingsbelang en het hieruit vergaarde bewijs dient te worden uitgesloten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad het voorkomen van ontdekking van een strafbaar feit -door de verdediging gesteld als nadeel- niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang en dus geen nadeel oplevert als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Gelet hierop dient het verweer van de verdediging te worden verworpen.
Tegen het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden is cassatie ingesteld, dus dit betreft nog geen onherroepelijk oordeel. Ten aanzien van de doorzoeking van de woning heeft de officier van justitie verzocht te volstaan met de constatering van het vormverzuim. Er is gehandeld met toestemming van de hoofdbewoner. Als de rechter-commissaris om toestemming was gevraagd, was zeker een machtiging tot doorzoeking afgegeven.
Ten aanzien van het onderzoek aan de in beslag genomen telefoon, overweegt de rechtbank als volgt. Blijkens pagina 102 van het proces-verbaal heeft verdachte toestemming gegeven voor onderzoek aan zijn in beslag genomen telefoon. Verdachte heeft hiertoe verklaard: “Van mij mogen ze mijn telefoon bekijken. Er staan wel heel veel persoonlijke dingen in maar ook gesprekken waar alleen over drugs gesproken wordt.” Het onderzoek aan de telefoon van verdachte was daarom rechtmatig.
Ten aanzien van de doorzoeking van de woning van verdachte overweegt de rechtbank als volgt. Uit het proces-verbaal van bevindingen opgenomen op pagina 27 van het proces-verbaal blijkt dat na aanbellen door verbalisanten de deur werd geopend door [verdachte] . Hij verklaarde de hoofdbewoner te zijn en daar met zijn gezin woonachtig te zijn. Verbalisanten hebben de reden van hun komst bekend gemaakt en gevraagd om toestemming om de woning te doorzoeken. De hoofdbewoner heeft toestemming gegeven om zijn woning te doorzoeken. Deze op schrift gestelde toestemming is opgenomen op pagina 35 van het proces-verbaal. Hierop is door verbalisanten met toestemming van de hoofdbewoner de woning doorzocht. Bij beoordeling van de vraag of kan worden volstaan met deze toestemming, wordt aansluiting gezocht bij de wetsgeschiedenis en de rechtspraak bij artikel 1 van de Algemene wet op het binnentreden. Hieruit blijkt dat toestemming van één bewoner in beginsel voldoende is voor de rechtmatigheid hiervan. In geval van meer bewoners dient een weigering tot toegang door één van de bewoners te prevaleren boven toestemming van een ander. Daarvan is in dit geval echter geen sprake. De rechtbank stelt vast dat geen rechtsregel in de weg staat aan doorzoeking, als de hoofdbewoner toestemming tot die doorzoeking heeft gegeven. De doorzoeking van de woning van verdachte was daarom rechtmatig.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer tot bewijsuitsluiting.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen te verklaren en baseert zich hierbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat alleen tot een veroordeling kan worden gekomen met betrekking tot de 5 pillen en 1 ampul aangetroffen bij verdachte, waarover hij een bekennende verklaring heeft afgelegd. Het onderzoek aan zijn telefoon en de doorzoeking van zijn woning zijn onrechtmatig geweest en het resultaat hiervan dient te worden uitgesloten van het bewijs. Er blijft ten aanzien van de overige aangetroffen pillen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs over en verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 6 december 2014 is verdachte gefouilleerd bij binnenkomst op het dancefeest Timewarp in de Jaarbeurshallen in Utrecht. Door de beveiliger wordt in de broekzak van verdachte een plastic zakje met daarin blauwe pillen aangetroffen. [2] In zijn kleding is vervolgens een sleutel van een kluisje op het festivalterrein gevonden. In deze kluis lag onder andere een portemonnee inhoudende diverse passen op naam van verdachte en een rugtas met daarin een sealbag met blauwe pillen, gelijkend op de pillen die door de beveiliger bij verdachte zijn aangetroffen. [3] Het totaal betrof 30 pillen in de broekzak en 50 pillen in de kluis. [4] Na zijn aanhouding zijn op het lichaam en in de kleding van verdachte nog vijf blauwe pillen en twee witte ampullen gevonden. [5]
De telefoon van verdachte is in beslag genomen en onderzocht. Hierop kwamen onder andere de volgende berichten binnen: “Iemand moet die pillen bij [verdachte] thuis halen”, “Moet echt geregeld worden als ze die 4500 pillen vinden Is ie nog niet jarig” [6] en “Om die auto inteslaan enz en pillr eruit halen (…) Wel een plan opzich”. [7] Verdachte heeft bevestigd dat dit zijn telefoon is. [8] Gelet op deze informatie is de politie overgegaan tot doorzoeking van de woning van verdachte. [9]
De woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] is op 7 december 2014 doorzocht. In de slaapkamer van verdachte werd naast het hoofdeinde van het bed een kartonnen doos aangetroffen met daarin een laptoptas en een blik. Hierin zaten in totaal negen plastic zakken inhoudende blauwkleurige pillen. [10] Na controle bleken de negen zakken in totaal 4.451 pillen te bevatten. [11]
Uit de fouillering van verdachte kwam naar voren dat hij een autosleutel bij zich had. De op zijn naam staande auto is aangetroffen in de parkeergarage bij de Jaarbeurshallen in Utrecht. [12] Op 8 december 2014 is ook de auto van verdachte doorzocht. In de kofferbak is een zakje met wit poeder en meerdere plastic zakjes inhoudende 116 en 20 blauwkleurige pillen aangetroffen. [13]
De aangetroffen pillen, ampullen en het poeder is door de Forensische Opsporing gewogen en aangeboden aan het Nederlands Forensisch Instituut. In totaal betroffen het 4.672 pillen en 0,5 gram poeder. [14] Uit onderzoek blijkt dat de aangeboden pillen MDMA bevatten en het poeder amfetamine betreft, beide zijnde middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet. [15]
Bewijsoverweging
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 6 tot en met 8 december 2014 schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 4.672 pillen MDMA en 0,5 gram amfetamine. Alle aangetroffen verdovende middelen bevonden zich in de machtssfeer van verdachte.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 6 december 2014 tot en met 8 december 2014, in Utrecht en in Brielle opzettelijk aanwezig heeft gehad in totaal 4672 pillen bevattende MDMA en 0,5 gram poeder, bevattende Amfetamine, zijnde MDMA en Amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte aangevoerd en de rechtbank verzocht -indien wordt gekomen tot strafoplegging- hiermee rekening te houden bij het bepalen van de strafmaat. Verdachte heeft weer een baan en gaat in september 2015 starten met een opleiding. De raadsvrouw acht, mede gelet op het strafblad van verdachte, oplegging van een voorwaardelijke straf eventueel gecombineerd met een werkstraf passend.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid xtc-pillen. Deze hoeveelheid vertegenwoordigt een grote marktwaarde en de rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in het dossier aanwijzingen aanwezig zijn dat verdachte zich tevens bezig heeft gehouden met de verkoop van verdovende middelen. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid en bovendien sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 juni 2015, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op alle genoemde omstandigheden en met name de grote hoeveelheid pillen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf. Met de aard en de duur van de straf wil de rechtbank dan ook de ernst van het feit uitdrukken. Om te voorkomen dat verdachte zich wederom schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten, zal een deel van de straf voorwaardelijk worden opgelegd. Ook gelet op de strafmaat in soortgelijke zaken, komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van tien maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte van
vier maandenvan deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter,
mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. V. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 augustus 2015.
Mr. V.M.A. Sinnige is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 06 december 2014
tot en met 08 december 2014, in de gemeente Utrecht en/of in de gemeente
Brielle, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad in totaal
ongeveer 4672 pillen, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA (XTC) en/of ongeveer 0,5 gram poeder, in elk geval een
hoeveelheid materiaal bevattende Amfetamine, zijnde MDMA en/of Amfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nr. PL0900-2014351246, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 111). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aanhouding, pagina 86 en 87.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 10.
4.Het proces-verbaal van forensische opsporing, pagina 12.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 10.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 16.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 17.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 96, en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 3 augustus 2015.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 18.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 28.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 46.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 36.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 39 en 40.
14.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 71 tot 82.
15.Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 84 en 85.