ECLI:NL:RBMNE:2015:6448

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2015
Publicatiedatum
2 september 2015
Zaaknummer
16/661416-15 en 99/000513-43 (VI-zaaknummer)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met inklimming van laptops uit woning

Op 17 augustus 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 mei 2015 in Utrecht vier laptops en een oplader uit een woning heeft gestolen. De verdachte, geboren in 1992 en thans preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.C. Vingerling. Tijdens de zitting op 3 augustus 2015 heeft de officier van justitie gevorderd de ten laste gelegde woninginbraak wettig en overtuigend bewezen te verklaren, terwijl de verdediging verzocht om vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de aangifte van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], in overweging genomen. De verdachte had verklaard dat hij het raam had geopend maar zich bedacht en niets had weggenomen. De rechtbank oordeelde echter dat dit alternatieve scenario niet aannemelijk was, gezien de tegenstrijdige verklaringen van de verdachte en het dactyloscopisch bewijs dat hem verbond aan de inbraak. De rechtbank achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen. De vordering van [slachtoffer 1] werd toegewezen tot € 1.329,- en die van [slachtoffer 2] tot € 381,40, beide vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte toegewezen voor een periode van 36 dagen, omdat hij zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de impact van woninginbraken op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661416-15 (P)
VI-zaaknummer: 99/000513-43
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 17 augustus 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans preventief gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officier van justitie, waaronder een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de voorafgaand ingediende vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en van de ter terechtzitting ingediende vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] . De benadeelde partijen hebben de vorderingen ter zitting nader toegelicht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 mei 2015 in Utrecht vier laptops en een oplader uit een woning heeft gestolen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de ten laste gelegde woninginbraak wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Hij baseert zich hierbij op de aangifte in combinatie met het aangetroffen, op verdachte geïdentificeerde, dactyloscopisch spoor. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verklaring van verdachte - dat hij het raam heeft geopend, zich vervolgens heeft bedacht en weg is gegaan zonder goederen weg te nemen - niet door enig bewijsmiddel wordt weersproken en dat daarom niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Aangever [slachtoffer 1] heeft, mede namens [slachtoffer 2] , aangifte gedaan van diefstal uit hun woning aan de [adres] te [woonplaats] op 5 mei 2015. Toen aangever thuis kwam zag hij dat het - eerder afgesloten - schuifraam op de begane grond open stond. Uit de woning bleken te zijn weggenomen vier laptops en een telefoonlader. [2]
Bij sporenonderzoek aan de woning is vastgesteld dat het raam vanaf de openbare weg is opengeschoven en dat men via dit raam naar binnen is geklommen. Een dactyloscopisch spoor is aangetroffen aan de binnenzijde van het raam op het raamkozijn. [3] Dit spoor is geïdentificeerd op verdachte. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het mogelijk is dat zijn vingerafdruk op het raam is aangetroffen, omdat hij het raam heeft geopend.
Bewijsoverweging
Door de verdediging is niet betwist dat de aangetroffen vingerafdruk afkomstig is van verdachte, wel heeft verdachte een alternatief scenario geschetst. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting verklaard dat hij het raam heeft geopend met het doel om goederen weg te nemen uit de woning, maar hij heeft zich bedacht en is weggegaan. De rechtbank acht dit door verdachte gestelde alternatieve scenario niet aannemelijk. Bij de politie heeft verdachte namelijk een daarmee tegenstrijdige verklaring afgelegd, inhoudende dat het niet mogelijk is dat zijn vingerafdruk is aangetroffen. Verdachte is meermalen gevraagd naar de aanwezigheid van zijn vingerafdruk op het raam en hij heeft telkens geantwoord dat dit niet kan. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte, hoewel hierover ter zitting bevraagd, geen inzicht geeft in de reden voor de tegenstrijdigheid van de door hem afgelegde verklaringen. Er is sprake van voldoende wettig bewijs en de rechtbank heeft ook de overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal uit de woning, zoals ten laste gelegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 5 mei 2015 te [woonplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen vier laptops en een telefoonlader, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht -indien wordt gekomen tot strafoplegging- tot oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de duur van het onvoorwaardelijke deel wordt beperkt tot maximaal drie maanden, zodat de schoolgang van verdachte in september 2015 doorgang kan vinden. De raadsman verwijst hierbij naar het reclasseringsrapport waaruit blijkt dat verdachte gemotiveerd is om zijn leven op de rails te krijgen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van vier laptops en een telefoonoplader uit een woning. Dit is een ernstig feit waarvan algemeen bekend is dat het een grote impact heeft op het gevoel van veiligheid dat bewoners behoren te hebben, nog afgezien van de materiële schade die met woninginbraken gepaard gaat.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 juni 2015. Hieruit blijkt dat hij meermalen eerder is veroordeeld voor woninginbraken, laatstelijk op 20 mei 2014 tot een gevangenisstraf van negen maanden. Ook liep hij ten tijde van het bewezenverklaarde in een proeftijd, opgelegd bij een veroordeling van 1 juli 2011 voor onder meer drie woninginbraken tot een gevangenisstraf van twintig maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 23 juli 2015. Er is sprake van een delictpatroon en het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Verdachte ontvangt momenteel hulp in een vrijwillig kader. Eerdere reclasseringstoezichten hebben geen bijdrage geleverd aan recidivevermindering en zijn negatief geretourneerd. Oplegging van bijzondere voorwaarden is volgens de reclassering niet geïndiceerd.
De rechtbank heeft gelet op de ernst van het feit en de strafmaat in soortgelijke zaken. Daarbij is in aanmerking genomen dat sprake is van forse recidive en dat het bewezenverklaarde is gepleegd tijdens een lopende proeftijd van zowel een voorwaardelijk opgelegde straf als een voorwaardelijke invrijheidstelling. Een (deels) voorwaardelijke straf wordt dan ook niet meer aan de orde geacht. Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [slachtoffer 1] met betrekking tot de Apple Macbook Pro toe te wijzen tot een bedrag van € 1.250,-, rekening houdende met economische afschrijving, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [slachtoffer 2] geheel toe te wijzen tot een bedrag van € 381,40. Beide vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de bedragen ter zake goederen waarvoor geen onderbouwing is aangeleverd, niet voor toewijzing in aanmerking komen. Met betrekking tot de hoogte van de afschrijving van de wel onderbouwde goederen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de behandeling van de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het is vast komen te staan dat beide benadeelde partijen als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks materiële schade hebben geleden. De rechtbank begrijpt de ter terechtzitting ingediende vordering van [slachtoffer 2] zo, dat beide benadeelde partijen ieder een eigen vordering hebben ingediend ten aanzien van de door henzelf geleden schade. De vordering van [slachtoffer 1] betreft dan een totaalbedrag van € 1.329,- en de vordering van [slachtoffer 2]
€ 381,40.
Vordering [slachtoffer 1]
De rechtbank acht de gevorderde materiële schade voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar. Nu de weggenomen laptop pas zes maanden oud was, acht de rechtbank economische afschrijving nog niet aan de orde en wordt het gevorderde schadebedrag in zijn geheel toegewezen.
De rechtbank waardeert de schade op € 1.329,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2015 tot aan de dag van algehele voldoening. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Vordering [slachtoffer 2]
De rechtbank acht de gevorderde materiële schade voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar. Nu hierbij reeds rekening is gehouden met de economische afschrijving van de weggenomen goederen, wordt het gevorderde schadebedrag in zijn geheel toegewezen.
De rechtbank waardeert de schade op € 381,40 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2015 tot aan de dag van algehele voldoening. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

10.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte toe te wijzen, betreffende een periode van 36 dagen. Verdachte heeft de algemene voorwaarde overtreden. Indien bij executie blijkt dat verdachte dit strafdeel reeds heeft ondergaan, zoals gesteld door verdachte, zal hiermee rekening worden gehouden.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in aansluiting op zijn strafmaatverweer verzocht de vordering af te wijzen, zodat de schoolgang van verdachte in september 2015 doorgang kan vinden.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is bij besluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 25 maart 2015, met toepassing van artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht, op 28 februari 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Het Openbaar Ministerie heeft daarbij als algemene voorwaarde gesteld dat verdachte zich gedurende de proeftijd van 365 dagen niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals blijkt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Gelet hierop kan de voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte voor de duur van 36 dagen worden herroepen. De rechtbank ziet aan de hand van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen aanleiding om hiervan af te wijken en wijst de vordering van de officier van justitie toe.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 15g, 24c, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
BewezenverklaringVerklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
StrafbaarheidVerklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
StrafopleggingVeroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van zes maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Vordering [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.329,- (zegge: dertienhonderd negenentwintig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2015 tot aan de dag van algehele voldoening. Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.329,- (zegge: dertienhonderd negenentwintig euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 23 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2015 tot aan de dag van algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 381,40 (zegge: driehonderd eenentachtig euro en veertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2015 tot aan de dag van algehele voldoening. Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 381,40 (zegge: driehonderd eenentachtig euro en veertig eurocent) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 7 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2015 tot aan de dag van algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering herroeping VIGelast de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, te weten voor de periode van
36 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V. van Dam, voorzitter,
mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. V.M.A. Sinnige, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 augustus 2015.
Mr. V.M.A. Sinnige is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 05 mei 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen vier laptops, althans
een aantal laptops en/of een (telefoon)lader, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nr. PL0900-2015138834, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 35). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , mede namens [slachtoffer 2] , pagina 21.
3.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, pagina 29.
4.Het rapport dactyloscopisch onderzoek, pagina 31.