Op 17 augustus 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 mei 2015 in Utrecht vier laptops en een oplader uit een woning heeft gestolen. De verdachte, geboren in 1992 en thans preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.C. Vingerling. Tijdens de zitting op 3 augustus 2015 heeft de officier van justitie gevorderd de ten laste gelegde woninginbraak wettig en overtuigend bewezen te verklaren, terwijl de verdediging verzocht om vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de aangifte van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], in overweging genomen. De verdachte had verklaard dat hij het raam had geopend maar zich bedacht en niets had weggenomen. De rechtbank oordeelde echter dat dit alternatieve scenario niet aannemelijk was, gezien de tegenstrijdige verklaringen van de verdachte en het dactyloscopisch bewijs dat hem verbond aan de inbraak. De rechtbank achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen. De vordering van [slachtoffer 1] werd toegewezen tot € 1.329,- en die van [slachtoffer 2] tot € 381,40, beide vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte toegewezen voor een periode van 36 dagen, omdat hij zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de impact van woninginbraken op de slachtoffers.