Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De beoordeling
3.Toepasselijke wettelijke voorschriften
4.De beslissing
€ 71.562,50.
€ 71.562,50.
Rechtbank Midden-Nederland
In de ontnemingszaak tegen de veroordeelde, geboren in Marokko en thans preventief gedetineerd, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 augustus 2015 uitspraak gedaan. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit cocaïnehandel, waarbij de veroordeelde in de periode van 2 januari 2014 tot en met 10 april 2015 betrokken was. De officier van justitie vorderde een bedrag van € 71.562,50, gebaseerd op een rapport dat de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel berekende. De verdediging stelde dat de vordering beperkt moest blijven tot € 2.500,-, maar de rechtbank oordeelde anders.
Tijdens de zitting op 20 juli 2015 werd de veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde door zijn handelen een aanzienlijk bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten. De rechtbank baseerde haar oordeel op bewijsmiddelen uit de strafzaak en het rapport over de berekening van het voordeel. De rechtbank stelde vast dat de veroordeelde in totaal € 143.275,- aan opbrengsten had gegenereerd uit de verkoop van cocaïne, met een geschatte winstmarge van 50% op de omzet, wat resulteerde in een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 71.562,50.
De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van dit bedrag. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland, met de rechters V.M.A. Sinnige, S.M. van Lieshout en V. van Dam, en griffier K.M. Strijbos.