In deze zaak, die op 9 september 2015 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, staat de geldigheid van het ontslag van een bestuurder van een besloten vennootschap centraal. Eiser, die sinds 18 juni 2001 als bestuurder van de gedaagde vennootschap fungeerde, vordert in kort geding betaling van zijn loon na een ontslag dat hij als onregelmatig beschouwt. Eiser stelt dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om zijn hoorrecht en adviesrecht uit te oefenen, zoals voorgeschreven in de wet. De gedaagde vennootschap heeft op 13 juli 2015 een algemene vergadering van aandeelhouders gehouden, waarin het ontslag van eiser is besloten. Eiser betwist de rechtsgeldigheid van dit besluit, omdat hij niet was uitgenodigd voor de vergadering en niet is gehoord over het voorgenomen ontslag.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het ontslag van eiser niet op rechtsgeldige wijze tot stand is gekomen. De rechter wijst erop dat de wet vereist dat een bestuurder voorafgaand aan zijn ontslag wordt gehoord en dat hij de mogelijkheid moet krijgen om advies uit te brengen. Aangezien eiser niet is uitgenodigd voor de vergadering en niet is gehoord, is het besluit tot ontslag vernietigbaar. De rechter wijst de vordering van eiser tot betaling van zijn loon toe, met inachtneming van de wettelijke rente. De gedaagde vennootschap wordt veroordeeld in de proceskosten, omdat zij in het ongelijk is gesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van de rechten van bestuurders binnen vennootschappen en de noodzaak om de wettelijke procedures te volgen bij ontslagbesluiten. Dit vonnis kan als precedent dienen voor toekomstige geschillen over de geldigheid van ontslagen binnen vennootschappen.