ECLI:NL:RBMNE:2015:6363

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2015
Publicatiedatum
28 augustus 2015
Zaaknummer
16/661360-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot brandstichting en bedreiging met gevaar voor de algemene veiligheid

Op 28 augustus 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 april 2015 in Utrecht meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte heeft geprobeerd brand te stichten in zijn woning en heeft daarbij de meldkamers van politie en brandweer gebeld met bedreigende uitspraken. Tijdens de zitting op 14 augustus 2015 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. R.P. Seger. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot brandstichting, bedreiging en misbruik van alarmnummers.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot brandstichting en de subsidiaire bedreiging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en verslaving. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht om mee te werken aan een forensische behandeling in een kliniek. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevolen, gezien het risico dat de verdachte opnieuw een misdrijf zou begaan zonder begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661360-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 28 augustus 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1970] ,
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] ,
thans in [verblijfplaats] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R.P. Seger, advocaat te Loenen aan de Vecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 23 april 2015 te Utrecht:
1. heeft geprobeerd in zijn woning opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, met gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of levensgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen in de omliggende woningen;
2. zich (primair) schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of voor de verlening van diensten ontstaat, dan wel (subsidiair) de meldkamers van politie en/of brandweer door bedreiging met een feitelijkheid gericht tegen derden heeft gedwongen iets te doen;
3. omstreeks 13:56 uur misbruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten;
4. omstreeks 14:56 uur misbruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Voor het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd omdat zich in het dossier geen verklaringen bevinden waaruit blijkt dat de medewerkers van de meldkamers zich bedreigd hebben gevoeld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen kan worden geacht. Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de verdediging vrijspraak bepleit omdat - samengevat - op basis van het dossier niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van die feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank voor het onder 2 primair ten laste gelegde feit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte dat feit heeft begaan. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
Met betrekking tot de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, acht de rechtbank niet bewezen dat het alarmnummer van de publieke diensten is gebruikt zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was. Integendeel, uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tijdens de gesprekken met het alarmnummer van de publieke diensten aangeeft dat hij het leven niet meer ziet zitten en zijn huis in brand wil steken. Daarmee bestond zowel voor hemzelf als voor de personen in zijn directe omgeving een levensbedreigende situatie en derhalve een noodzaak om het alarmnummer te bellen. De rechtbank zal verdachte om die reden ook van die feiten vrijspreken.
4.3.2.
Bewijs
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan. Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen.
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 april 2015 [2] ;
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 april 2015 [3] ;
3. De bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 augustus 2015 [4] ;
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2015 [5] ;
Feit 2, subsidiair
Op 23 april 2015, omstreeks 13:55 uur, is door verdachte gebeld met de meldkamer van de politie. Daarbij heeft verdachte aan de medewerker van de meldkamer gezegd dat hij bang was dat hij zijn huis in de fik zou steken, dat hij in een hele diepe crisis zat, dat hij het leven helemaal zat was, dat hij de crisisdienst tachtigduizend keer had gebeld maar dat de crisisdienst wacht tot hij zijn huis in de fik steekt. Verdachte heeft voorts gezegd dat hij zijn huisarts had gebeld, dat die had gezegd dat hij een pilletje moest innemen en dat de huisarts dan over een uur zou terugbellen naar verdachte. [6]
Op 23 april 2015, omstreeks 14:55 uur, is door verdachte gebeld met de meldkamer van de brandweer. Daarbij heeft verdachte aan de medewerker van de meldkamer gezegd dat hij de gaspit had opengedraaid omdat hij hulp vroeg en geen hulp krijgt, [7] dat hij het leven meer dan zat is, [8] dat hij de hele kanker in de fik steekt en dat hem niet interesseert dat hij daarmee andere mensen meeneemt. Op de mededeling van de medewerker van de meldkamer dat hij inmiddels van de politie heeft gehoord dat de huisarts om 17:00 uur bij verdachte langs komt, reageert verdachte met te zeggen dat hij het meer dan zat is. [9]
Op 23 april 2015, omstreeks 14:00 uur, hebben twee agenten de woning van verdachte bezocht. Zij hoorden verdachte zeggen dat hij het niet meer zag zitten en dat hij opgenomen wilde worden maar dat dit bij Altrecht niet snel genoeg gebeurt. Op de opmerking van de verbalisant dat de politie zich niet liet gebruiken om hem op te laten nemen, hoorde verbalisant verdachte zeggen dat hij wel iets ging doen zodat de politie hem mee moest nemen. [10]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2, subsidiair
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het bellen met beide meldkamers met de mededeling dat hij de boel in de fik zou steken en zijn gaspit had opengedraaid, terwijl verdachte bekend was bij de hulpverlening en bij zijn huisarts en de betreffende huisarts op die dag concreet hulp had toegezegd, maakt zijn handelen wederrechtelijk.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
hijop
of omstreeks23 april 2015 te [woonplaats] ,
althans in het arrondissement Midden-Nederlandter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen in
/aaneen woning (gelegen aan de [adres] ), terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of omliggende woningen, in ieder geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (tot op heden onbekend gebleven) personen aanwezig in omliggende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of gevaar voor goederen te duchten was met dat opzet
(meermalen) heeft gebeld naar de meldkamer(s) van de politie en/of brandweer en daar - kort en zakelijk weergeven - medegedeeld dat hij zijn huis in de fik gaat steken en/of dat hij de gaspitten heeft opengedraaid en/of dat hij het leven helemaal zat is en/of een gasslang in voornoemde woning heeft doorgesneden, althansde gasslang heeft vernield
en/of (waardoor
)een gaslek is ontstaan
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
Subsidiair
hijop
of omstreeks23 april 2015 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden Nederland, door geweld of enige andere feitelijkheid en / ofdoor bedreiging met
geweld ofenige
anderefeitelijkheid gericht tegen een of meerdere medewerker(s) van de meldkamers van politie en/of brandweer wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, immers heeft verdachte (om hulp te krijgen en/of door de hulpdiensten te worden beoordeeld en/of
opgenomen) (meermalen) gebeld naar de meldkamer(s) van de politie en/of brandweer
en daar - kort en zakelijk weergeven - medegedeeld dat hij zijn huis in de fik gaat steken en/of dat hij de gaspit
tenheeft opengedraaid en/of dat hij het leven helemaal zat is
en/of
een gasslang in voornoemde woning doorgesneden, althans de gasslang vernield en/of (waardoor) een gaslek is ontstaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als

1. poging tot opzettelijk brandstichten of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is

en
poging tot opzettelijk brandstichten of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
2.subsidiair

een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen derden, wederrechtelijk dwingen iets te doen.

Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia Rapport van 28 juli 2015, opgemaakt door H. Scharft, GZ-psycholoog.
Het rapport vermeldt - samengevat - dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van alcoholafhankelijkheid, cocaïnemisbruik en een depressieve stoornis en daarnaast aan een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een aantal narcistische trekken in de persoonlijkheid. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en hebben zijn gedragingen deels beïnvloed.
Geadviseerd wordt om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank maakt de conclusie van voornoemde deskundige tot de hare.
Aangezien er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van drie jaren en met bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het rapport dat GGZ Reclassering Palier op 11 augustus 2015 over verdachte heeft opgesteld. Voorts heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een zodanige gevangenisstraf op te leggen dat de detentie van verdachte de eerste werkdag na de dag van het wijzen van dit vonnis wordt beëindigd en dat verdachte aansluitend wordt geplaatst bij FPA Roosenburg, en indien er nog geen plek is, in een andere kliniek in afwachting van plaatsing bij FPA Roosenburg.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen geachte feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een aan poging tot brandstichting en/of een poging tot het teweeg brengen van een ontploffing door in zijn flatwoning de gasslang van zijn gasfornuis door te snijden, waardoor een opeenhoping van gas in zijn keuken en ook in de rest van de woning is opgetreden. Hierdoor heeft verdachte groot gevaar veroorzaakt voor de in de nabijheid van zijn woning gelegen andere woningen en de zich daarin bevindende goederen en personen, alsmede voor de politiefunctionarissen die zijn woning betraden.
Dat de genoemde gevaren niet zijn verwezenlijkt en dat het slechts bij een poging is gebleven, is met name te danken aan het feit dat de gewaarschuwde politie tijdig heeft kunnen ingrijpen door de gaskraan dicht te draaien. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan.
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte ten tijde van het plegen van het delict en met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte op dat moment, zoals hiervoor onder 7 beschreven.
GZ-psycholoog H. Scharft heeft in het rapport van 28 juli 2015 geadviseerd om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen bij een (deels) voorwaardelijke straf namelijk dat verdachte meewerkt aan een klinische behandeling en zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering.
GGZ Reclassering Palier heeft in het rapport van 11 augustus 2015 geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, het meewerken aan een opname in FPA Roosenburg te Den Dolder of soortgelijke instelling voor de duur van maximaal twaalf maanden, het meewerken - indien dat nodig mocht zijn - aan plaatsing binnen een begeleide woonvorm of maatschappelijke opvang, en het meewerken - indien dat nodig mocht zijn - aan een kortdurende opname van maximaal zeven weken bij een nader te bepalen instelling ten behoeve van detoxificatie, diagnostiek en/of stabilisatie.
De reclasseringsinstelling heeft gevraagd de algemene en bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De reclasseringsinstelling heeft voorts in haar advies vermeld dat het IFZ een indicatiestelling heeft afgegeven voor een klinische opname bij FPA Roosenburg en dat FPA Roosenburg op 10 augustus 2015 te kennen heeft gegeven dat de wachtlijst op dat moment ongeveer een maand bedroeg.
De rechtbank acht, alles overwegende, voor de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden op zijn plaats. Gelet op de persoonlijke omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd en de bereidheid van verdachte om zich te laten opnemen en behandelen bij FPA Roosenburg en mee te werken aan het toezicht door GGZ Reclassering Palier, zal de rechtbank bepalen dat een deel van deze gevangenisstraf - te weten zes maanden - niet ten uitvoer zal worden gelegd, indien de verdachte zich gedurende de proeftijd houdt aan de hierna opgenomen algemene en bijzondere voorwaarden. Gelet op de ernst van de gepleegde feiten kan de rechtbank niet volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank stelt de proeftijd vast op drie jaren. Dit gelet op de hardnekkige verslaving van verdachte en gelet op de omstandigheid dat verdachte een opname bij FPA Roosenburg wacht van (maximaal) twaalf maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is op grond van het voorgaande voorts van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen indien er geen begeleiding of behandeling plaatsvindt. De rechtbank acht het om die reden geboden de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht te bevelen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14 d, 14e, 27, 45, 57, 157 en 284 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van hetgeen hem onder 2 primair, 3 en 4 ten laste is gelegd;
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen het ten laste gelegde onder 1 en 2 subsidiair, zodanig als hiervoor onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

1. poging tot opzettelijk brandstichten of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is

en
poging tot opzettelijk brandstichten of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
2.subsidiair

een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen derden, wederrechtelijk dwingen iets te doen.

- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk, met een
proeftijd van drie (3) jaren;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de straf kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet houdt aan de hierna opgenomen algemene en bijzondere voorwaarden;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* de verdachte zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
* de verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* de verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* de verdachte zal tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden naleven;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* de verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die GGZ Reclassering Palier hem geeft en moet zich gedurende de proeftijd blijven melden bij deze reclasseringsinstelling zo frequent als deze reclasseringsinstelling dat nodig acht;
* de verdachte moet meewerken aan de door IFZ geïndiceerde opname bij FPA Roosenburg te Den Dolder of een soortgelijke instelling voor de duur van maximaal twaalf maanden, waarbij verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die verdachte in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
* de verdachte moet - indien dat nodig blijkt - meewerken aan een plaatsing binnen een begeleide woonvorm of maatschappelijke opvang;
* de verdachte moet - indien dat nodig blijkt - meewerken aan een aanmelding, intake en hieruit voortvloeiend behandelaanbod bij een nader te bepalen instelling in het kader van voor- en nazorg. Indien dat nodig mocht zijn werkt verdachte mee aan een kortdurende opname voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van detoxificatie, diagnostiek en/of stabilisatie;
- draagt de reclasseringsinstelling Palier op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dadelijk uitvoerbaar
- verklaart de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.P. den Otter, voorzitter,
mrs. A.R. Creutzberg en J.A. Spee, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 augustus 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 april 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen in/aan een woning (gelegen aan de [adres] ), terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of omliggende woningen, in ieder geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (tot op heden onbekend gebleven) personen aanwezig in omliggende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of gevaar voor goederen te duchten was
met dat opzet
(meermalen) heeft gebeld naar de meldkamer(s) van de politie en/of brandweer en daar - kort en zakelijk weergeven - medegedeeld dat hij zijn huis in de fik gaat steken en/of dat hij de gaspitten heeft opengedraaid en/of dat hij het leven helemaaal zat is en/of een gasslang in voornoemde woning heeft doorgesneden, althans de gasslang heeft vernield en/of (waardoor) een gaslek is ontstaan
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 23 april 2015 te Utrecht meerdere, althans een, medewerker van de meldkamer van de politie en/of brandweer en/of een of meerdere personen, woonachtig in hetzelfde (flat)gebouw als verdachte, heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen en/of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat,
- met enig misdrijf tegen het leven gericht,
- brandstichting,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (meermalen) gebeld naar de meldkamer(s) van de politie en/of brandweer en daar - kort en zakelijk weergeven - medegedeeld dat hij zijn huis in de fik gaat steken en/of dat hij de gaspitten heeft opengedraaid en/of dat hij
het leven helemaaal zat is en/of een gasslang in voornoemde woning doorgesneden, althans de gasslang vernield en/of (waardoor) een gaslek is ontstaan;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 23 april 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden Nederland, door geweld of enige andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen een of meerdere medewerker(s) van de meldkamers van politie en/of brandweer wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, immers heeft verdachte (om hulp te krijgen en/of door de hulpdiensten te worden beoordeeld en/of
opgenomen) (meermalen) gebeld naar de meldkamer(s) van de politie en/of brandweer
en daar - kort en zakelijk weergeven - medegedeeld dat hij zijn huis in de fik gaat steken en/of dat hij de gaspitten heeft opengedraaid en/of dat hij het leven helemaaal zat is en/of
een gasslang in voornoemde woning doorgesneden, althans de gasslang vernield en/of (waardoor) een gaslek is ontstaan;
art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 23 april 2015 (omstreeks 13.56 uur) te Utrecht opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112;
art 142 lid 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 23 april 2015 (omstreeks 14.56 uur) te Utrecht opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112;
art 142 lid 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met code 2015126013 (einddossier, sluitingsdatum 26 mei 2015) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 10-11.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 12.
4.Het proces-verbaal van de zitting van 14 augustus 2015.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2015, opgenomen op pagina 7-9.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2015, opgenomen op pagina 15.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2015, opgenomen op pagina 7.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2015, opgenomen op pagina 8.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2015, opgenomen op pagina 9.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 april 2015, opgenomen op pagina 18.