ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2015
Publicatiedatum
25 augustus 2015
Zaaknummer
3818581 UC EXPL 15-1353 WV-1337
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van geleverde auto en bewijsvoering bij ontbinding koopovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over een koopovereenkomst van een Renault Master Diesel. [eiser] heeft de overeenkomst ontbonden omdat de auto binnen vijf weken na aankoop stilviel door een defecte motor. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het vermoeden bestaat dat het gebrek al aanwezig was ten tijde van de verkoop, aangezien de motor het begaf na minder dan 500 km rijden. [gedaagde] heeft geen bewijsaanbod gedaan om dit vermoeden te weerleggen, waardoor de kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst.

De rechter heeft geoordeeld dat [eiser] recht heeft op terugbetaling van de koopsom van € 2.720,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 augustus 2014. Daarnaast zijn de kosten voor het onderzoek aan de auto, ter hoogte van € 250,00, ook toegewezen. [gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 524,16, inclusief het salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3818581 UC EXPL 15-1353 WV/1337
Vonnis van 2 september 2015
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. A.B.G.T. von Bóné,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.A. Bart.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 19 april 2014 heeft [eiser] een koopovereenkomst gesloten met [gedaagde] met betrekking tot een Renault Master Diesel met het kenteken [kenteken] , hierna te noemen: de auto.
2.2.
Op 6 juli 2014 is namens [eiser] een e-mail gestuurd aan [gedaagde] met voor zover relevant de volgende inhoud:
“(…)
Op 31 mei jl. is de auto plotseling stil komen te staan, de auto startte niet meer. Inmiddels is de auto gebracht naar een garage waar al kosten van € 250,- zijn gemaakt. Helaas is de mededeling van de automonteur dat de motor geheel vernieuwd dient te worden. En volgens de automonteur moest de auto de storing melden, ook hier was er geen sprake van.
Aangezien het gebrek zich binnen zes weken na aankoop voordoet, mag ik volgens de wet er vanuit gaan dat het gebrek al aanwezig was bij aankoop en aflevering. Ik verzoek u dan ook zo spoedig mogelijk tot herstel of vervanging van het product over te gaan of om de koopovereenkomst te ontbinden.
(…)”
2.3.
Bij brief van 30 juli 2014 heeft de advocaat van [eiser] de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en [gedaagde] gesommeerd de koopprijs terug te betalen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert kort samengevat dat de kantonrechter:
- primair: de koopovereenkomst ontbindt en [gedaagde] veroordeelt om aan hem te betalen een bedrag van € 2.970,--, te vermeerderen met wettelijke (handels-)rente,
- subsidiair: [gedaagde] veroordeelt om aan hem een schadevergoeding te betalen van
€ 2.750,--, te vermeerderen met wettelijke (handels-)rente,
- primair en subsidiair: [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter onderbouwing van zijn primaire vordering heeft [eiser] aangevoerd dat de door [gedaagde] aan hem geleverde auto niet aan de koopovereenkomst beantwoordde, omdat de motor het na nog geen 500 km rijden begaf. Hij stelt dat hij gelet hierop de koopovereenkomst heeft ontbonden bij brief van 30 juli 2014. Voor zover deze ontbinding geen succes heeft gehad, vordert hij ontbinding van de overeenkomst door de kantonrechter. Daarnaast vordert hij terugbetaling van de koopsom van € 2.720,--, alsmede betaling van de kosten die hij heeft gemaakt voor het onderzoek aan de auto (€ 250,--).
4.2.
Om te kunnen bepalen welke regels van het Burgerlijk Wetboek gelden voor de onderhavige zaak, is relevant of [eiser] de auto heeft gekocht als consument (standpunt [eiser] ) of als eigenaar van de eenmanszaak “ [bedrijf 1] ” (standpunt [gedaagde] ).
4.3.
Uit de factuur waarbij de onderhavige auto door [gedaagde] aan [eiser] is verkocht (productie 1 van [eiser] ) blijkt dat deze op naam is gesteld van “ [bedrijf 1] ”. Voorts heeft [eiser] de e-mails aan [gedaagde] over het gestelde gebrek aan de auto ondertekend met “ [bedrijf 1] ”. Daaruit heeft [gedaagde] mogen afleiden dat de koopovereenkomst met betrekking tot de auto werd gesloten met de eenmanszaak van [eiser] , en niet met [eiser] in persoon. Dit betekent dat de onderhavige koopovereenkomst niet kan worden gekwalificeerd als een consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 BW, zodat ook niet de bepalingen van Boek 7 BW van toepassing zijn die zien op een dergelijke koop.
4.4.
Een niet-consument kan een overeenkomst ontbinden, indien voldaan is aan de in artikel 6:265 BW gestelde vereisten, namelijk dat sprake is van 1) een tekortkoming in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen, en (nu in dit geval correcte nakoming niet onmogelijk was) 2) verzuim.
4.5.
Er is sprake van een tekortkoming, indien de geleverde zaak niet de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan de koper de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Naar het oordeel van de kantonrechter is aan dit vereiste voldaan. Vaststaat tussen partijen dat de auto al binnen vijf weken na de levering stil is komen te staan door een kapotte motor. Uit het als productie 2 door [eiser] overgelegde onderzoeksrapport van garagebedrijf [bedrijf 2] blijkt dat dit kwam omdat het onderblok van de motor was vastgelopen. Voorts heeft [gedaagde] niet betwist dat [eiser] tot dat moment minder dan 500 km met de auto had gereden. Naar het oordeel van de kantonrechter hoeft een koper van een auto niet te verwachten dat de motor, een essentieel onderdeel van een auto, het al begeeft nadat hij minder dan 500 kilometer daarmee heeft gereden. Dat geldt ook indien sprake is van een oude tweedehands auto met ruim 150.000 km op de teller. Dat sprake is van een zogenaamde “schade-auto” doet daaraan niet af, aangezien partijen in dat kader alleen hebben gesproken over parkeerschade aan de buitenzijde van de auto, en niet over eventuele motorproblemen. [eiser] hoefde derhalve niet te betwijfelen dat de motor van de auto goed functioneerde. Op hem rustte dan ook geen onderzoeksplicht terzake.
4.6.
[gedaagde] heeft betwist dat het gebrek in de motor al aanwezig was op het moment van aankoop. Nu het gebrek zich openbaarde na een korte tijd van gebruik (binnen ongeveer vijf weken na aankoop en het rijden van minder dan 500 km), is naar het oordeel van de kantonrechter het vermoeden gerechtvaardigd dat het gebrek al aanwezig was op het moment van koop van de auto. Dit vermoeden staat op zich open voor het leveren van tegenbewijs door [gedaagde] , maar nu [gedaagde] in het geheel geen bewijsaanbod heeft gedaan, kan de kantonrechter geen bewijsopdracht geven. [gedaagde] heeft ook geen feiten gesteld die - indien bewezen - tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Gelet hierop moet ervan worden uitgegaan dat het gebrek reeds ten tijde van de koopovereenkomst in de auto aanwezig was. [gedaagde] is derhalve tekortgeschoten in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen.
4.7.
Dat [gedaagde] zelf ook niet wist van het gebrek in de motor, brengt in deze conclusie geen verandering, nu voor non-conformiteit verwijtbaarheid niet is vereist. Dat is pas het geval bij de beoordeling van de toerekenbaarheid van een tekortkoming, maar toerekenbaarheid is geen vereiste voor ontbinding.
4.8.
Anders dan [gedaagde] kennelijk stelt, is hij wel degelijk in de gelegenheid gesteld om het gebrek aan de auto te herstellen, en wel bij brief van 6 juni 2014 (overgelegd door [eiser] als productie 4). Nu [gedaagde] van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt, en niet heeft voldaan aan de sommatie tot terugbetaling van de koopsom (bij brief van 30 juli 2014) verkeert hij in verzuim, en is derhalve tevens voldaan aan het tweede vereiste voor ontbinding van de overeenkomst. [eiser] heeft dan ook terecht de overeenkomst bij brief van 30 juli 2014 ontbonden, zodat er geen aanleiding is om alsnog de overeenkomst door de kantonrechter te laten ontbinden. In zoverre zal de vordering dan ook worden afgewezen.
4.9.
[eiser] heeft wel recht op terugbetaling van de door hem betaalde koopsom die, zoals niet is weersproken, € 2.720,-- bedraagt (de in de factuur vermelde € 2.420,-- plus contant betaalde € 300,--). De kantonrechter zal de primaire geldvordering dan ook toewijzen. Aangezien dit bedrag een terugbetalingverplichting betreft na ontbinding, en geen vordering uit hoofde van een handelsovereenkomst, is geen wettelijke handelsrente maar gewone wettelijke rente verschuldigd, en wel vanaf het moment van verzuim, zijnde twee weken na de brief van 30 juli 2014, derhalve vanaf 13 augustus 2014.
4.10.
Ook de kosten voor het onderzoek aan de auto (de factuur van € 250,-- van [bedrijf 2] ) zijn als kosten voor vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 onder b BW) voor toewijzing vatbaar.
4.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De in debet gestelde explootkosten moeten worden voldaan aan de griffier van de rechtbank, aangezien deze kosten door de rechtbank aan de deurwaarder zijn of worden voldaan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2.970,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2014 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 524,16, waarin begrepen € 350,-- aan salaris gemachtigde;
5.3.
bepaalt dat [gedaagde] van het hiervoor genoemde bedrag aan totale proceskosten een bedrag van € 94,19 aan in debet gestelde explootkosten dient te voldoen aan de griffier nadat hij een nota van de rechtbank daarvoor heeft gekregen;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 september 2015.