ECLI:NL:RBMNE:2015:626

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
16/661529-14 (P
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en wapenbezit na schietincident in Utrecht

Op 5 februari 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die op 25 mei 2014 in Utrecht betrokken was bij een schietincident. De verdachte werd beschuldigd van poging tot moord, subsidiair poging doodslag, en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Tijdens de zitting op 22 januari 2015 verscheen de verdachte in persoon, bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.W. Hermens. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van acht jaar, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de aangever, [slachtoffer], van het leven te beroven door met een pistool op hem te schieten. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 25 mei 2014 met een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde poging tot moord, maar achtte de subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, aanzienlijk lager dan de eis van de officier van justitie, omdat niet kon worden uitgesloten dat de verdachte het pistool van de aangever had afgepakt en uit woede had geschoten.

De rechtbank oordeelde ook over de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], die schadevergoeding eiste. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat nader feitenonderzoek noodzakelijk was en dit niet in het strafgeding kon worden behandeld. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter indienen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 5 februari 2015.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661529-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 februari 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte]
Geboren te [geboorteplaats] op [1974]
Gedetineerd PI Flevoland, HvB Almere Binnen te Almere

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. P.W. Hermens, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 18 december 2014 gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. zich op 25 mei 2014 samen met een ander, althans alleen, schuldig heeft gemaakt aan primair poging moord, subsidiair poging doodslag, meer subsidiair zware mishandeling, dan wel meest subsidiair poging zware mishandeling van [slachtoffer];
2. op 25 mei 2014 een pistool en munitie voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] te vermoorden. De officier van justitie heeft in het bijzonder aangevoerd dat hij de aangifte betrouwbaar acht en dat deze veel steun vindt in het dossier. Dit in tegenstelling tot de verklaring van verdachte. De officier van justitie acht zijn verklaring onbetrouwbaar, met name nu verdachte in eerste instantie niet heeft verklaard en het vervolgens door hem geschetste alternatieve scenario volstrekt uit de lucht komt vallen.
De officier van justitie acht tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat verdachte daarvan in alle gradaties dient te worden vrijgesproken, dan wel dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de verdediging aangevoerd dat het vuurwapen onbedoeld is afgegaan in de worsteling die ontstond toen verdachte het vuurwapen van aangever af wilde pakken, waarbij aangever per ongeluk gewond is geraakt. Van enig opzet op het schieten bij verdachte was derhalve geen sprake, dan wel was sprake van een noodweersituatie. Na dit moment is er niet meer geschoten.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 bepleit dat verdachte schuldig zal worden verklaard zonder strafoplegging, nu hij contre coeur in bezit is gekomen van het vuurwapen en de munitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Inleiding
In de ochtend van zondag 25 mei 2014 vond te Utrecht een schietincident plaats. Hierbij waren verdachte en aangever [slachtoffer] betrokken. Aangever en verdachte waren voorafgaand aan het incident beiden in café Mazagan, ook wel café Pedro, aan de Medusadreef te Utrecht geweest. Kort na het verlaten van het café vond het schietincident plaats, waarbij [slachtoffer] gewond is geraakt.
4.3.2
Bewijs [1]
[getuige ] is getuige van het schietincident geweest. Zij heeft -zakelijk weergegeven- verklaard:
Ik ben vandaag, 25 mei 2014, getuige geweest van een schietpartij te Utrecht. Omstreeks 7.00-7.30 uur hoorde ik een hoop geschreeuw. Ik hoorde een knal. Ik zag een man onder de luifel van het café met een zwart pistool in zijn handen. [2]
Ik zag de man met het pistool achter het slachtoffer aanhollen in de richting van de Kassandradreef. Ik zag dat beide mannen de hoek om holden. Toen de mannen de hoek om waren hoorde ik nog twee knallen. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergegeven- verklaard:
Ik was in de nacht van 24 op 25 mei 2014 bij café Pedro (eigenlijk genaamd café Mazagan) op de Medusadreef te Utrecht.
Aangever en ik waren op de stoep voor het café. Ik ben met een pistool in mijn hand achter aangever aangerend. Om de hoek bij de snackbar is aangever gevallen. Ik ben toen met het pistool in mijn hand naar hem toegelopen.
Ik ben weggereden in mijn auto. Het pistool heb ik ergens bij een benzinestation verstopt. [4]
Aangever heeft op 25 mei 2014 bij de politie -zakelijk weergegeven- verklaard:
Ik ben vannacht naar café Pedro op de Medusadreef gegaan. Toen het café ging sluiten ben ik naar buiten gegaan. [5]
Verdachte is achter mij aan gerend. Op het kruispunt ben ik onderuit uitgegleden. Ik zag hem aankomen en hij bleef op mij schieten. Ik ben gaan rollen om te voorkomen dat hij mij zou raken. [6]
Verbalisant [A] heeft over de plaats delict het volgende gerelateerd:
Perceel Medusadreef 3 betreft een café/bar genaamd Mazagan. Aan de rechterzijde is een cafetaria in het pand. Deze is gesitueerd op de hoek van de Medusadreef en de Kassandradreef. Op de Kassandradreef ligt, achter het café en de cafetaria, een groot parkeerterrein. Op het wegdek van de Kassandradreef werd een scherfje, dat leek op een deel van een huls, aangetroffen. [7] Voor het op de parkeerplaats staande voertuig werd een kogel aangetroffen. Ik zag dat deze enigszins gedeformeerd was. [8] De op de Kassandradreef aangetroffen scherf en gedeformeerde kogel werden veiliggesteld (respectievelijk SIN AAHG8015NL en SIN AAHG8016NL). [9]
Uit munitieonderzoek is het volgende gebleken:
De kogel met SIN AAHG8016NL past het best bij het kaliber 9mm Parabellum. De uiterlijke kenmerken passen onder meer bij kogels van het merk Sellier&Bellot. [10] De sporen passen bij een semiautomatisch werkend pistool. [11]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Nadere overwegingen
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt op grond van de stukken vast dat er voorafgaand het schietmoment op de Kassandradreef ook een schietmoment voor café Mazagan op de Medusadreef is geweest.
Aangever heeft over dit eerste schietmoment -zakelijk weergegeven- verklaard:
“Het café zou sluiten. Ik liep naar buiten richting mijn auto. Ik hoorde een geluid en draaide mij om. Ik zag dat[verdachte] zijn wapen pakte, ik hoorde een schot en zag de rookwolk. Het ging allemaal heel snel. Ik had niet door dat ik was geraakt”
Verdachte heeft over het eerste schietmoment -zakelijk weergegeven- verklaard:
“Ik ben als eerste uit het café weggegaan. Ik zat buiten een peukje te roken. Ik zag dat [slachtoffer] naar zijn auto liep. Hij riep mij. Ik liep op hem af. Hij liet mij een wapen zien. Toen ik vroeg wat zijn bedoeling was pakte hij zijn wapen en richtte dat op mij. Ik probeerde het wapen af te pakken. Er ontstond een worsteling. Ik schreeuwde dat iemand de politie moest bellen. Tijdens de worsteling viel ik naar achteren. Op dat moment ging het wapen af. Ik had het wapen toen in mijn hand, maar [slachtoffer] had het ook vast.”
De verklaringen van aangever en verdachte staan lijnrecht tegenover elkaar en het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen wat er voorafgaand en tijdens het eerste schietmoment voor café Magazan is gebeurd, en in het bijzonder wie van beiden het pistool trok. De rechtbank laat dit schietmoment dan ook bij de beoordeling buiten beschouwing.
Nu het door de verdediging opgeworpen verweer dat verdachte geen opzet had op het schieten op aangever, dan wel uit noodweer handelde, enkel ziet op het eerste schietmoment (voor het café), behoeft dit verweer geen bespreking meer.
Munitie
De rechtbank overweegt dat blijkens eerdergenoemd munitieonderzoek de op de Kassandradreef aangetroffen munitie van hetzelfde kaliber en merk waren, als de munitie die naar aanleiding van het eerste schietmoment op de Medusadreef werd aangetroffen. [12]
Opzet
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat verdachte met een pistool in zijn hand achter aangever is aangerend, en dat hij nadat zij de hoek van de straat om waren gegaan, van korte afstand in de richting van aangever heeft geschoten. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd aangever van het leven te beroven. Uit het handelen van verdachte blijkt immers dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door de kogel geraakt zou worden en daardoor om het leven zou komen. Er was dus voorwaardelijk opzet op de dood van aangever. Dat aangever niet dodelijk is geraakt, is te danken aan het toeval, aan omstandigheden buiten de wil van verdachte.
Voorbedachte raad
De vraag die vervolgens voorligt, is of er sprake is geweest van voorbedachte raad. De rechtbank is van oordeel dat, nu niet duidelijk is wat zich voor het café op de Medusadreef heeft afgespeeld, daarvoor geen bewijs in het dossier aanwezig is.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot moord.
De rechtbank acht de subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Naar het oordeel bevat het dossier echter geen bewijs dat verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Dat verdachte op 25 mei 2014 een pistool met munitie van categorie III voorhanden heeft gehad volgt rechtstreeks uit de (ten aanzien van dit feit) bekennende verklaring van verdachte en hetgeen overigens hierboven is vermeld.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 (subsidiair)
op 25 mei 2014 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer], van het leven te beroven, met dat opzet, met een pistool, een of meer kogel(s), van korte afstand heeft afgevuurd in de richting van het lichaam van die [slachtoffer], zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
ten aanzien van feit 2
op 25 mei 2014 te Utrecht een wapen van categorie III, te weten een pistool, en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1 subsidiair: poging tot doodslag;
feit 2: handelen in strijd met art. 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan
met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die wet
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit primair vrijspraak en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. De verdediging heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit verzocht om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Dit laatste zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het over hem opgemaakte rapport van Reclassering Nederland van 21 oktober 2014 en het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 24 juli 2014.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. De aanleiding van de schietpartij is niet duidelijk geworden noch wie het wapen in eerste instantie bij zich had, maar vast staat wel dat verdachte op aangever heeft geschoten toen hij na het eerste schietmoment voor het café achter hem aanrende. Dat de kogel aangever niet heeft geraakt, is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van verdachte.
Door zijn handelen heeft verdachte geen enkel respect voor andermans leven getoond.
Het spreekt voor zich dat het handelen van verdachte een enorme schok teweeg heeft gebracht bij het slachtoffer en zijn familie en de direct betrokkenen. Vele buurtbewoners hebben de schoten in de vroege ochtend gehoord en zijn daarmee getuige van het schietincident geweest. Bovendien versterkt een dergelijk gewelddadig optreden in het openbaar de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het bezit van een vuurwapen en munitie.
Het nemen van het risico een ander van het leven te beroven is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is onder meer rekening gehouden met straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van acht jaar voor poging tot moord geëist. Nu de rechtbank anders dan de officier van justitie poging tot doodslag bewezen acht en niet uit kan sluiten dat verdachte het pistool van aangever heeft afgepakt en uit woede achter hem aan is gerend en op hem heeft geschoten, komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf dan de officier van justitie. De rechtbank acht alles overziende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar passend en geboden.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 6.010,-- voor het onder 1 ten laste gelegde feit, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts vordert hij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft om toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 5.500,-- verzocht, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging ten aanzien van feit 1 heeft betoogd dat nu verdachte moet worden vrijgesproken, althans moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, de benadeelde partij niet ontvankelijk is in haar vordering.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [slachtoffer]
,levert een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De rechtbank overweegt dat op grond van de stukken vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het schietincident op 25 mei 2014 rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde schade hangt zeer nauw samen met het eerste schietmoment. Op grond van de stukken is niet duidelijk geworden wat er rondom dit schietmoment is gebeurd. Hiertoe is nader feitenonderzoek noodzakelijk, waarvoor in het strafgeding geen plaats is. Gelet hierop is de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank niet-ontvankelijk in zijn vordering.
De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel
55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen
verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 1. primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 subsidiair: poging doodslag;
feit 2: handelen in strijd met art. 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan
met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die wet.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij
Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Veroordeelt [slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.P. Schotman, voorzitter,
mrs. C.A.M. van Straalen en J.G. van Ommeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Westerhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 februari 2015.
Mr. Van Straalen is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 25 mei 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, genaamd [slachtoffer],
van het leven te beroven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat
opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren
genomen besluit,
met een pistool, althans een vuurwapen, een of meer kogel(s), van korte
afstand en/of gericht, heeft afgevuurd op en/of in de richting van het hoofd
en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer],
zijnde de (verdere) uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 mei 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer], van het leven te beroven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat
opzet,
met een pistool, althans een vuurwapen, een of meer kogel(s), van korte
afstand en/of gericht, heeft afgevuurd op en/of in de richting van het hoofd
en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer],
zijnde de (verdere) uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 25 mei 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, althans
opzettelijk, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel heeft toegebracht, immers heeft verdachte
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat
opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren
genomen besluit,
met een pistool, althans een vuurwapen, een of meer kogel(s), van korte
afstand en/of gericht, afgevuurd op en/of in de richting van het hoofd en/of
het (boven)lichaam van die [slachtoffer],
tengevolge waarvan die [slachtoffer] een (schot)wond in de buik en/of het
(boven)lichaam heeft opgelopen;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Meest subsidiair
hij op of omstreeks 25 mei 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan een persoon,
genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat
opzet,
met een pistool, althans een vuurwapen, een of meer kogel(s), van korte
afstand en/of gericht, heeft afgevuurd op en/of in de richting van het hoofd
en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer],
tengevolge waarvan die [slachtoffer] een (schot)wond in de buik en/of het
(boven)lichaam heeft opgelopen,
zijnde de (verdere) uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 mei 2014 te Utrecht een of meer wapens van categorie
III, te weten een pistool, en/of munitie van categorie III, voorhanden heeft
gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de politie Utrecht (dossiernummer PL 2014132454, doorgenummerde pagina’s 1-893 en 894-918/940 (waarvan 894-918 dubbel genummerd )bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige ], p. 76;
3.Idem, p. 77.
4.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 22 januari 2015;
5.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], p. 15
6.Idem, p. 18.
7.Proces-verbaal sporenonderzoek (plaats delict), p. 749.
8.Idem, p. 750 en foto’s 29-31, p. 768-769.
9.Idem, p. 752.
10.Idem, p. 793.
11.Idem, p. 794.
12.Een geschrift, zijnde Munitieonderzoek (NFI) d.d. 16 juli 2014, p. 792-794.