ECLI:NL:RBMNE:2015:625

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
16/994015-13 (ontneming) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit handel in merkvervalste horloges

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 februari 2015 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in merkvervalste horloges. De officier van justitie had een vordering ingediend tot vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op € 164.401,20. Tijdens de zitting op 19 januari 2015 werd deze vordering echter gewijzigd, waarbij het te ontnemen bedrag werd vastgesteld op € 57.426,32 voor de veroordeelde en een gelijk bedrag voor de medeveroordeelde.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde samen met zijn mededader een totale opbrengst van € 62.314,63 had ontvangen uit de verkoop van de horloges. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een proces-verbaal van 4 juli 2013, dat onderdeel uitmaakte van het strafdossier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde en zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gezamenlijke betalingsverplichting van dit bedrag.

De rechtbank heeft de vordering van de verdediging, die stelde dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel onjuist was, verworpen. De rechtbank oordeelde dat het dossier voldoende duidelijk was om het wederrechtelijk verkregen voordeel te berekenen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om een bedrag van € 62.314,63 aan de Staat te betalen, met de bepaling dat indien de mededader betaalt, de veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer 16/994015-13 (ontneming) (P)
Datum uitspraak: 2 februari 2015
Vonnisvan de meervoudige kamer voor strafzaken
op tegenspraakgewezen op vordering van de officier van justitie op grond van artikel 36e, lid 1, Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen:
[veroordeelde]
geboren op [1980] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres]
raadsman mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2015.

1.De vordering

De vordering van de officier van justitie d.d. 7 oktober 2014 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, lid 4, Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 164.401,20.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd zodanig dat zij het te ontnemen bedrag stelt op € 57.426, 32 voor veroordeelde en een even groot bedrag voor de medeveroordeelde [medeveroordeelde 1].

2.De grondslag van de vordering

Bij vonnis van deze rechtbank van 2 februari 2015 is de veroordeelde in zijn strafzaak veroordeeld ter zake van het navolgende feit:
medeplegen van handel in merkvervalste horloges.

3.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen omdat de berekening en het dossier dat daaraan ten grondslag ligt, onduidelijk is.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet juist is.
Kort gezegd is er geen rekening gehouden met de handel in merkloze siliconen horloges die niet strafbaar is en niet in de berekening had moeten worden meegenomen. Alleen de stortingen met betrekking tot de Ice-Watch horloges moeten in de berekening worden meegenomen, te weten een totaalbedrag van € 54.754,12.
De gemiddelde inkoopprijs moet zijn € 3,50 en de gemiddelde verkoopprijs € 7,15.
De kosten die in mindering worden genomen worden niet betwist.
De kosten zijn:
- Opslag en adverteren € 1.464,10
- Invoerrechten (€ 54.754,12/ € 3,50 – 15.644 x € 0,59=) € 9.229,96.
- Verzendkosten Pro forma
Transactiekosten (14 x € 36,00=)
€ 504,00
Totaal kosten € 11.198,06
Voorts moeten de in beslag genomen Ice-Watches in aftrek worden genomen omdat veroordeelde deze niet heeft kunnen verkopen. Dit zijn er in totaal 4.795.
Wederrechtelijk verkregen voordeel volgens de raadsman:
Verkochte Ice-Watches € 54.754,12/€ 3,50) : 15.644
In beslag genomen Ice-Watches
4.795
Verkocht 10.849 x € 7,15= € 77.570,35
Af: Stortingen € 54.754,12
Kosten
€ 11.198,06
Totaal kosten
€ 65.952,18
Totaal € 11.618,17
De winst moet zijn € 11.668,17, waarvan de helft ten gunste van veroordeelde is gekomen. Door de wijze van berekening van de winst is dit bedrag wat aan de hoge kant, op grond waarvan de raadsman heeft verzocht om het ontnemingsbedrag vast te stellen op € 5.000,00.

4.Het oordeel van de rechtbank

De strekking van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, is te bewerkstelligen dat datgene wat de veroordeelde aan door misdrijf verkregen materieel profijt heeft verworven, weer van hem wordt ontnomen.
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank uit van het Proces-verbaal Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 4 juli 2013 dat onderdeel uitmaakt van het strafdossier. [1]
De in dit proces-verbaal [2] gerelateerde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal de rechtbank, net als de officier van justitie en de verdediging, als uitgangspunt nemen.
De rechtbank acht het dossier voldoende duidelijk om het wederrechtelijk verkregen voordeel te kunnen berekenen.
4.1
De wijze van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het aantal ingekochte horloges is berekend door het totaalbedrag van de stortingen aan China vanaf 4 juni 2012 te delen door de gemiddelde inkoopprijs.
Het aantal verkochte horloges is berekend door het aantal ingekochte horloges te verminderen met het aantal in beslag genomen horloges.
De omzet is het aantal verkochte horloges x gemiddelde verkoopprijs = omzet
In aftrek:
- totaalbedrag stortingen
- kosten invoerrechten(€ 0,59 x aantal ingekochte horloges)
- kosten opslag en advertenties
= het wederrechtelijk verkregen voordeel
4.2
De aantallen en bedragen waarmee het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt berekend
Het totaalbedrag aan stortingen is € 67.624,38 [3]
(de stortingen vanaf 4 juni 2012 van € 129,28 ter zake de proeflading tot en met 11 januari 2013 van € 4.640,44, met uitzondering van de storting van 27 juli 2012 van [A] aan [A] ten bedrage van € 4.803,64) [4]
Het aantal in beslag genomen horloges is 5.295.
(zending 2 augustus 2012: 1.500 stuks [5]
zending 30 oktober 2012: 500 stuks [6]
zending 9 januari 2013: 500 stuks [7]
zending 26 februari 2013: 1.000 stuks [8]
woning [veroordeelde]: 444 stuks [9]
opslagbox: 1351 stuks [10] )
De gemiddelde inkoopprijs is € 3,28 [11]
(de inkoopprijs juli 2012 van € 1,78 tot en met inkoopprijs januari 2013 van € 3,13 is
€ 22,93 gedeeld door 7)
De gemiddelde verkoopprijs is € 9,37. [12]
4.3
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 67.624,38 gedeeld door € 3,28= 20.617 ingekochte horloges
In aftrek: 5.295 (in beslag genomen horloges) = 15.322 x € 9,37 (gemiddelde verkoopprijs) =
€ 143.567,14 aan omzet
In aftrek:
- totaalbedrag stortingen € 67.624,38
- kosten invoerrechten (€ 0,59 x 20.617) = € 12.164,03
- kosten opslag en advertenties € 1.464,10
Totaal € 62.314,63
De rechtbank overweegt dat [veroordeelde] samen met zijn mededader [medeveroordeelde 1] een totale opbrengst hebben ontvangen van € 62.314,63. Veroordeelde en zijn mededader zijn daardoor hoofdelijk aansprakelijk voor de gezamenlijke betalingsverplichting van dit bedrag.

5.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
stelt het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van
€ 62.314,63 ( tweeënzestigduizend driehonderd en veertien euro en drieënzestig eurocent),
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 62.314,63 ( tweeënzestigduizend driehonderd en veertien euro en drieënzestig eurocent).
Veroordeelde is voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk met dien verstande dat indien en voor zover de mededader van veroordeelde betaalt, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en
mr. A.M. Verhoef, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 februari 2015.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van Belastingdienst/FIOD-kantoor Utrecht, dossiernummer 51680 d.d. 5 juli 2013, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 1801. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.AH-065 (442-457)
3.AH-065 (450)
4.D-097, D-101, D-102, D-103, D-105, D-060, D-107, D-110, D-113, D-115, D-118, D-120, D-122, D-125, D-131, D-062, D-055 en D-056.
5.AH-001
6.AH-048
7.AH-003 en AH-014
8.AH-014 (179-180)
9.(294)
10.(295)
11.AH-065 (445)
12.AH-065 (449)