Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Beslissing
[verdachte]wordt ten laste gelegd dat
Rechtbank Midden-Nederland
Op 2 februari 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het handelen in merkvervalste horloges van het merk Ice-Watch. De zaak werd behandeld door de meervoudige strafkamer en vond plaats in Utrecht. De verdachte, die op dat moment zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was, werd bij verstek veroordeeld. Tijdens de zitting op 19 januari 2015 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de tenlastelegging, die als bijlage aan het vonnis was gehecht. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de beschuldiging van medeplichtigheid aan de handel in merkvervalste horloges.
De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank overwoog dat, hoewel er bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de opslag van de horloges, er geen bewijs was dat hij wetenschap had van de illegale activiteiten of dat hij opzettelijk handelingen verrichtte die bijdroegen aan de handel in vervalste goederen. De rechtbank sprak de verdachte dan ook integraal vrij van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak voor het Openbaar Ministerie om overtuigend bewijs te leveren voor de schuld van de verdachte. De rechtbank heeft de beslissing op de openbare terechtzitting van 2 februari 2015 uitgesproken, waarbij de rechters J. Ebbens, S.M. van Lieshout en A.M. Verhoef betrokken waren.